Prikkeldraad Hoofdstuk 9

256 20 9
                                    

Vogels fluiten. Vogels vliegen. Vogels leven.

Ik fluit niet. Ik kan niet vliegen. Maar ik kan nu wel beginnen met leven.

Dat was wat ik dacht toen ik bij Sylvia in de auto zat en we de straat inreden. Kleine kabouterhuisjes met geblokte rode gordijntjes voor de ramen, kleurrijke bloemetjes in de voortuinen. Kleine boompjes die op de stoep in het zand stonden en net prachtige groene bladeren hadden gekregen.

Ik sloot mijn ogen en genoot van het zoemende geluid die de motor van de auto maakte. Mijn leven begon. Nu begon het echt. Ik was negen jaar oud toen het echt begon.

Sylvia stak de autosleutels in de broekzak van haar vrolijke gele broek en stapte toen uit. Ze hield de deur voor mij open en ik, mijn teddybeer tegen me aandrukkend, stapte ook de buitenlucht in. Het rook lekker hier. Het rook gezellig, veilig en warm. Ik voelde me vrij. Ik hoefde niet op mezelf te letten, ik hoefde niet te fluisteren, ik hoefde niet zacht en voorzichtig te lopen, ik hoefde niks meer. Ik hoefde niet bang meer te zijn dat de scherpe hand van mijn vader ieder moment tegen mijn wang aan kon komen, ik hoefde niet te verwachtte dat ik ieder moment weer kokhalsend op de grond lag, of dat ik weer flauwviel door de klappen.

Het was een rustige straat met fijne, aardige, gezellige mensen. Toen ik en Sylvia naar de voordeur liepen onder het geluid van de wielen van mijn nieuwe roze koffer, kwamen we de buurman tegen. Henk. Hij liep daar met zijn dalmatier en floot een vrolijk deuntje. Een paar vogels verderop probeerde het deuntje na te zingen leek het wel.

Hij stak zijn hand op en groette vrolijk. Zijn stem had iets vrouwelijks, iets geruststellends. Zijn blik had iets hoopvols, alsof iedere dag die hij leefde prachtig was. En dat was het ook.

"Hallo Sylvia! Wat goed je te zien. Ik heb van je gehoord van Paulien." Hij liep op Sylvia af en stak zijn hand uit. Sylvia schudde zijn hand grinnikend en zei: "Wat goed om te horen. Dan moet jij zeker Henk zijn!"

Henk knikte en streelde de kop van zijn hond die mij kwispelend aan keek. Ik werd een beetje bang van dat grote beest.

"Hij bijt niet hoor." Henk glimlachte. "Leuke teddybeer... Heeft hij een naam?"

Hij zei het alsof ik vijf jaar oud was. Wat mij toch niet uitmaakte, want ik mocht Henk al meteen. Ik had trouwens nog geen naam voor mijn teddybeer, die bedachtte Henk en ik later. Zijn naam werd Stipje, wat goed aansloot bij de naam van Henk's hond die Spot heette.

Toen Henk en Sylvia uiteindelijk uitgepraat waren deed Sylvia de deur van het huis open. Meteen toen ik de gang instapte, voorzichtig en nog een beetje schuw, rook ik de zoete geur van koekjes. Paulien's gang was niks meer dan een smal doorgangetje met een deur die naar een piepklein toiletje wees en kapstokken die aan de muur hingen. De muren waren vrolijk geverfd, een soort boterbloemkleur hadden ze.

Toen we de woonkamer inliepen viel mijn oog op een hout tafeltje met een geruit oranje tafelkleedje erover heen. De tafel was rond en er stonden vier stoeltjes omheen, wat mij een beetje deed denken aan de Zeven Dwergen.

Verder stond er in de woonkamer een oude, stoffige bank. Daarnaast stonden van die grote ligstoelen waar kussentjes met bloemenprint op lagen. Er was een kleine tv en in de hoek stond een elektrische piano. Ik draaide me rond en zag de keuken. Daarnaast waren nog twee deuren, de ene leidde naar de trap en de andere naar de kelder.

Ik lette even niet op, totdat Sylvia mij erop wees dat ik aan tafel moest gaan zitten. Ik schoof snel op het houten krukje en keek naar de oude vrouw die de keuken uitliep. Ze had een bloemetjesschort, een witte broek, en lichtblauwe slofjes. In haar handen had ze rode wanten die ze lachend uitdeed en op de tafel legde. Toen kwam ze erbij zitten.

Ze had rode blosjes in haar wangen en stralende blauwe ogen. Haar glimlach was zorgeloos, en ze straalde uit dat de wereld prachtig was.

Wat ik langzamerhand begon te geloven.

Wie je ook bent, wat je ook doet. De wereld om je heen is prachtig. Elke dag brengt iets nieuws, misschien hoop, maar misschien ook niet. Als dat niet zo is moet je verder leven, wachtend tot de dag dat er misschien wel hoop zal komen. Wachtend tot de dag dat jij je leven zal gaan leiden. En er komen tegenslagen aan, hindernissen die je misschien niet verwacht had. Bijt je erdoor heen, geloof wie je bent, en vergeet nooit dat er ooit een dag komt waarop jij zult glimlachen. Waarop je zorgeloos bent. Misschien zit je dan nog wel midden in je problemen, ben je nog niet vrij, nog steeds met de druk van bijvoorbeeld ouders die jou slaan. Maar zelfs al is dat zo, die dag dat je glimlacht zal de dag zijn waarna alles goed zal komen. Want een echte glimlach breekt door alles heen. Een echte glimlach hoeft niet eens aan de buitenkant te zien zijn. Een echte glimlach is wanneer jij je goed voelt en de druk van al je problemen even word verlicht. En daarna, daarna word alles beter.

Heeee :)

Ik heb binnenkort proefwerkweek dus dan is de regel; Geen Wattpad. Tot de proefwerkweek plaats ik misschien nog wel een hoofdstukje, want dan hebben jullie wat te lezen wanneer ik weg ben hihii ;)

Ennuuh bij dit verhaal wil ik even wachten tot ik 1000 lezers heb :) Ik heb er nu 800 maar het gaat best snel ;)

Dankuuu voor het lezen van al mijn verhalen <3 xx DreamingCloudd

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Mar 03, 2013 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

PrikkeldraadWhere stories live. Discover now