Prikkeldraad Hoofdstuk 8.

247 15 5
                                    

"Mamaa, mama, niet doen!!"  Hoor ik mezelf nog schreeuwen. Te laat. Mevrouw Pastel valt met een klap achterover. Ze kokhalst en ademt zwaar. Haar gezicht verbergt ze in haar rode handen.

"MAMA!" Gil ik nu. Mijn stem klinkt vol wanhoop. Paniek stroomt door me heen. Maar nog een gevoel. Een gevoel dat me raakt. Dat me in actie brengt. WOEDE. Flitsende, oogverblindende woede en haat.

"NEEEEEEEE!" Hoor ik nu een stem. Een bulderende, woeste stem. Was dat maar MIJN stem. Kon ik maar heel hard 'nee' roepen en op mijn moeder afrennen om haar een klap te verkopen. Maar mijn benen trillen en ik ben duizelig. Ik zie vlekken voor mijn ogen en heb het gevoel dat ik ieder moment neer kan vallen. Ik word misselijk als ik merk dat die bulderende stem van mijn vader is. Nee... flitst het door me heen. Waarom zegt hij nee? Komt hij me redden? Het antwoord; niet dus. Hij heeft een mes in zijn hand.

Het volgende moment voel ik een steek in mijn pols. Een verblindende steek. Ik zie een wit licht... Of lijkt dat maar zo?

"Kijk nou wat je doet!!" GIlt de stem van mijn vader, tegen mijn moeder. "Die vrouw is bewusteloos! Wat als de politie haar vindt!?"

"Dat is niet mijn schuld!" Krijst mijn moeder terug.

Verder hoor ik niks meer. Alles wordt zwart. Of, nee... het wordt niet zwart. Ik voel hoe mijn hoofd bonkt, het doet zo'n pijn. Ik voel de prikkende steek in mijn pols, en ik durf er niet eens naar te kijken. Dan, alsof ik moet rennen voor mijn leven - wat ik ook moet - schiet ik de trap op. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik ben hier vaak genoeg geweest, ik moet naar de Studeerkamer - aan de linkerkant van de gang - want daar is een telefoon.

"STEEK DAT STOMME ROTKIND NEER!" Een zin van vijf woorden die ik nooit meer zal vergeten. De woorden van mijn vader. De woorden van mijn vader die mij dood wilt hebben.

Huilend en vol tranen ren ik de studeerkamer in. Ik gris de telefoon weg, en neem hem in mijn trillende handen. Dan hoor ik voetstappen.

"ZE BELT DE POLITIE!" Krijst de stem van mijn moeder. "Geef me dat mes!!"

Neee!! Gilt een stem in mijn hoofd.

"LAAT ME MET RUST!" Schreeuw ik terug, en met de telefoon tegen me aangedrukt ren ik de badkamer in. Mijn moeder komt me achterna, en net voor haar gezicht kan ik de deur dicht slaan. Haar hand grist naar de deurklink, want ik zie hem omlaag gaan, maar net op tijd kan ik de deur op slot draaien. Gebonk. Geschreeuw. En ik hoor hoe mijn moeder tegen de deur aan trapt.

"Trap die deur in, kl**tzak!" Gilt mijn moeder, als ze merkt dat het haar niet lukt.

Ik kan niet helder meer nadenken. Wat is het alarmnummer!? Schiet het door me heen. Ik zie de klink van de deur steeds op en neer gaan, en angst stroomt door me heen. Ik ben verlind van angst, maar IK MOET IETS DOEN. Ik zie het beeld van mevrouw Pastel nog steeds voor me. Het maakt me aan het huilen.

112, schiet het dan door me heen. Ik toets het nummer in maar ik tril en beef teveel.

Dan hoor ik opeens een klik. Een klik. Bij de deur. De klik van het slot.

Twee uur later zat ik op het politiebureau. Vraag me niet hoe, maar de politie kwam net op tijd opdagen. Ze vonden mij in de badkuip. Bewusteloos.

Toen ik wakker werd lag ik in een wit bed met een lichtblauw nachtoverhemd aan. Ik dacht eerst dat ik dood was, misschien omdat ik dat ook zo graag wilde, maar toen ik hoorde dat alles in orde was met mevrouw Pastel was ik juist hartstikke blij. Ik mocht bij haar kijken. Ze sliep vredig met haar ogen dicht en haar mollige handjes op haar buik. Ik boog me naar haar toe en fluisterden drie woorden in haar oor.

"Het spijt me."

Woorden die terecht waren. Want het was allemaal mijn schuld geweest. De verpleegster zei tegen me dat alles goed met haar zou komen, dat ze pillen kreeg en dat ze zich de gebeurtennis misschien niet eens meer zou herinneren. Ik hoopte van niet, nee. Ik hoopte dat ze mij en mijn ouders zou vergeten. Toen dacht ik pas weer aan ze.

"Waar zijn mijn ouders?" Piepte ik.

De verpleegster keek me even kort aan. "Ik euhm.. zal ik het even navragen."

"Zitten ze in de gevangenis?" Vroeg ik hoopvol.

Nu fronste de verpleegster. "Nee, maar de criminelen die bij deze mevrouw in hadden gebroken zijn wel opgepakt."

Oh. Ze wisten niet dat zij mijn ouders waren, besefte ik me. Ik vroeg nog snel even: "Dus die criminelen zitten vast?"

Ze knikte, en vroeg toen wat de naam van mijn ouders was.

Toen antwoordde ik, met puur geluk en trotsheid in mijn stem, dat ik helemaal geen ouders had. Niet meer tenminste. En geloof me, na alles wat ik met die duivels had meegemaakt,  was ik zo intens gelukkig om dat te kunnen zeggen!

De verpleegster was daar in tegen erg geschokt. Ze ging meteen naar de dokter toe, vragen of ik misschien nog niet hersteld was en of dat ik misschien een hersenschudding had.

Maar verder bemoeide ik me niet met ze. Ze mochten het maar lekker zelf uitzoeken! Ik wou in iedergeval geen ouders meer hebben.

Toen ik eindelijk uit het ziekenhuis mocht, kwam een vrouw, genaamd Sylvia Termoer, me ophalen. Ik vroeg me af of zij misschien mijn 'nieuwe moeder' zou zijn, maar aangezien mijn niet-zo-geweldige ervaringen met mijn oude moeder was ik op mijn hoede. Sylvia merkte het en vroeg: "Ben je bang?"

Ja, voor jou, dacht ik meteen, maar ik knikte schuw en zei niks.

"Je krijgt een pleeggezin." Zei ze toen opeens. Ik keek haar geschokt aan. Nieuwe ouders? NEPPE ouders nog wel? Misschien waren die wel nog erger...

"Eigenlijk een pleegmoeder." Legde ze uit. "Haar naam is Paulien van Dijk en ze is al zestig jaar oud, ze gaat dus bijna met pensioen. Ze is erg goed met kinderen, want ze is kleuterjuf geweest en nu is ze lerares Nederlands op een VWO-school."

Goed, die dingen zeiden mij helemaal niks. Ja, oke, hartstikke leuk dat ze met kinderen om kon gaan, maar HOE ging ze met kinderen om?

Nog diezelfde dag werden mijn spullen uit mijn oude huis naar Sylvia's huis gebracht, en we pakten het samen in. Ze glimlachte naar me en zei: "Je gaat een nieuw leven leiden, Nina. Ik beloof het je." Toen kuste ze mijn teddybeer en zei: "Houd deze teddybeer altijd bij je, oke? En als er iets is moet je mij bellen.." Ze dacht even na, en krabbelde toen haar telefoonnummer op een briefje. Dat briefje stopte ze tussen de rode halsband die de teddybeer om had. Ze knipoogde naar me. Vanaf dat moment wist ik dat het ergens toch goed met me zou komen.

Verder?? ;)

Is het trouwens niet verwarrend? Jullie snapten wel dat dat bovenste stukje in het 'verleden' was, he? En nouja, dat andere stuk was ook in het verleden maar dat is ook echt in de verleden tijd geschreven, dus dat hadden jullie vast al wel door :D

Ik ben trouwens super blij met dit verhaal van me, want ik merk echt dat ik gewoon BETER word!! :D Ik bedoel, als je dit hoofdstuk met Hoofdstuk 1 vergelijkt kan je dat echt zien ;) Ik ben er blij om :P

Vote + Comment makes me smile :D xx DC

PrikkeldraadWhere stories live. Discover now