Prikkeldraad Hoofdstuk 3.

257 12 5
                                    

[b] Gelukkig was de plastic tas helemaal vol met doorntakken. In spanning liep ik de kamer binnen. Mijn vader was nog steeds in de garage maar daar durfde ik eerst niet heen. Mijn moeder wierp mij vanaf de bank een dodelijke blik toe.

"Je vader is in de schuur." Zei ze met een stalen stem. Ik liep weer naar buiten toe, met enkel een spijkerjack aan. Dat was mijn 'winterjas'; niet dat ik dat een jas noemde, of dat hij winterig was. Meer jassen kreeg ik gewoon niet, mijn ouders besteedden dat geld veel liever aan zichzelf.

In de garage aangekomen liet ik mijn vader zwijgend de volle tas zien. Hij grijnsde breed, wat mij onrustig en bang maakte. Hij was iets van plan, ik zag het in zijn ogen. Maar wat wou hij doen? Ik bedoel, hij grijnsde om een tas met doorntakken; wat was hij daarmee van plan?

Als hij mij maar niet ging slaan. Het drong in die tijd gewoon helemaal niet tot mij door, dat ze mij mishandelde. Het voelde alsof ik de persoon was die altijd alles fout deed. Daarom was ik met kerst en de doorntakken ook zo bang. Wat had ik nu weer fout gedaan?

Niet dat ik al die dingen toen dacht; het ging allemaal zo snel. Alleen angst en verbazing was wat er telkens door mij heen stroomde. Mijn vader leegde de zak op de vloer van de garage. Ik keek verrast en verbaasd naar hem.

"Hier."Bromde hij. "Je krijgt een vaas van me, en daar mag je lekker die doorntakken in stoppen, maak maar een mooie bos doorntakken. Dan lijkt het vanzelf op een kerstboom."

Mijn handen bloedden nog steeds, en nu moest ik dus alweer die dodelijke takken oppakken.

En natuurlijk deed ik het, ik wist wat er zou gebeuren als ik het niet deed. Er was een lange, gele vaas waar in ik met pijn de doorntakken in stopte. Toen liep ik door de koude, donkere tuin richting de keuken, met de vaas met takken in mijn armen. Het was me toch maar mooi gelukt die pijnlijke doorndingen te rangschikken. Als mijn vader het meende, zou ik serieus een kerstboom hebben. Doorntakken, oke, maar het geheel van een kerstboom was er wel.

Toen ik de kamer binnenliep, hoorde ik een schaterende lach. Mijn ouders gierden het uit, ze bulderden van het lachen. Mijn adem stokte in mijn keel. Het was een verschrikkelijke, duivelse lach. [/b]

PrikkeldraadWhere stories live. Discover now