IJs

60 2 0
                                    

Ik hou niet van rijmelarij. Ik weet niet, het heeft me gewoon nooit getrokken of zo. Misschien heb ik altijd de verkeerde proza en poëzie voor me gehad maar hoe je het ook draait of keert, het is voor mij nooit aanlokkelijk geweest. Niet zoals een goed boek aantrekkelijk is, niet zoals duidelijke, klare taal aanlokkelijk is. Het meest onzinnige gedicht dat ik ooit heb gehoord zal ik nooit weer vergeten. Ik ken het niet woord voor woord uit mijn hoofd maar de titel is ‘Oote’ en het gaat ongeveer van ‘Oote oote oote boe, oote oote oote oote oote oote oe oe oe oe oote oote oote A.”  En dan nog iets met klanken als ‘eh’ en ‘euh’ en ‘hoe’ en ‘boe’. Er komt ergens ook nog een klaarblijkelijke verbastering van de naam Rembrandt naar voren, maar dan als Dembrandt. Natuurlijk is dat niet het schoolvoorbeeld van poëzie maar hoe is het mogelijk dat iemand zoiets maakt en men het kan waarderen? Bij moderne kunst kan ik me nog voorstellen dat je in iets wilds, ongepolijst, in iets zonder duidelijke structuur een soort echo van het menselijke oerbestaan kan horen en voelen, of misschien de onbezorgde wirwar van het kind zijn. En als ik me niet vergissen stellen veel ‘kenners’ dat dit gedicht ook zoiets is, de dappere poging van een jong kind om zijn eerste woorden te zeggen. Ik kan me daar niet in vinden. Elke keer dat die vreselijke lap klanken ergens opduikt voel ik niet meer dan weerzin voor het feit dat overheidssubsidie, kostbaar geld dat aan zoveel andere, betere, nuttigere dingen besteed had kunnen worden, uitgegeven was aan iets ridicuuls als dat. Er staat me ook iets van bij dat er zelfs kamervragen over waren gesteld met hetzelfde soort ongeloof dat ik ook had gehad. Ik weet niet, ik denk dat er een soort grenzen opgesteld moeten worden voor wat als kunst beschouwd kan worden en wat niet. Maar waar leg je die grenzen dan? Wat is überhaupt kunst, is daar wel begrenzing aan te geven? Misschien moet die hele subsidie gewoon geschrapt worden, gewoon om aan de veilige kant te zitten. Denk je eens in hoeveel geld dat zou schelen, waar dat allemaal aan uitgegeven zou kunnen worden. Soms heb ik het idee dat ik slimmer ben dan alle kamerleden bij elkaar. Ik ben ook een beetje arrogant.

                                                                                       ****

Ik werd met een schok wakker en schoot overeind, mijn hoofd stotend tegen een lage houten steunbalk van de zolder. Dat ding behoorde er niet te zijn maar om het gebouw aan de binnenkant een oude air te geven was het er bijgeplaatst. Als kind had ik hier altijd prima kunnen slapen, de vier keer dat ik was blijven overnachten, maar tegenwoordig was dat anders. Tegenwoordig was ik ruim één meter tweeënzeventig en stootte ik mijn hoofd als ik niet uitkeek, zoals nu het jammerlijke geval was. Ik kreunde zachtjes, hopend dat ik tante Kelly en de rest niet wakker zou maken, sloeg de dekens van mijn af en glipte op kousenvoetjes door de deur naar buiten. Ik sloop door de benauwend smalle zoldergang langs allerlei deuren naar het dakkapel helemaal aan het einde, links van de trap naar beneden. Het was grappig de zolder was, hoewel benauwend klein, veel groter dan het van de buitenkant leek. Had iets te maken met de temporele tijd en ruimte maar ik wist niet precies van hoe en wat. Hoe dan ook, het dakkapel was vergrendeld met een hangslot maar ik wist hoe ik hem open kon breken zonder verdere schade aan te brengen. Niet zo moeilijk, het was maar een klein slot en met een paperclip om druk te zetten en een haarklipje om cilinders omhoog te duwen was hij zo open. Ik moet wel bescheiden blijven, met grotere sloten lukte het me niet ze open te krijgen met slechts een paperclip en een haarklipje.

   Toen ik het slot open had opende ik het raam, schoof het slot in mijn zak en klom het dak op. Pap had me het jaren geleden laten zien toen ik hier voor het eerst op bezoek kwam. Het had zo’n indruk op me gemaakt dat ik het nooit vergeten was. Die alle eerste keer was net voor het eerst ooit het temporele schild om het gebouw geactiveerd. Die nacht was de eerste keer dat ik tijd zag, echte, pure, rauwe, ongepolijste tijd. Zwarte nacht, gele en rode sterren, blauwe, paarse, roze nevels, groene explosies her en der en fel alles was fel als een brandende vlam dicht bij je ogen, verblindend en heet en perfect. Maar vooral die doordringende zwarte nacht, zwarter dan wat dan ook, intens, diep, oneindig zwart. En die nacht kon ik de tijd voelen. Ik wist niet of het slechts de vibraties van het veld waren of dat ik het werkelijk voelde maar ik dacht dat ik de aarde kon voelen draaien, elke centimeter, en de tijd voorbij kon voelen gaan, alle eeuwen, alle periodes, alles om me heen en door me heen. Ik voelde me Doctor Who, ik voelde me een echte Reiziger, iemand van alle tijden, iemand misschien zelfs wel buiten de tijd, los van alles. Zoals ik nu was kwam veel, veel later pas.

ReizigerWhere stories live. Discover now