Deel 1 - Hoofdstuk 4

30 5 5
                                    

En dus moest Cees samen met zijn ouders naar het elitaire feestje van meneer D'Arnaud. Eerst was hij van plan geweest om maar even te blijven en dan stiekem weg te glippen, maar daar had Adelheid een stokje voor gestoken. Ze had gezworen de hele middag en vooravond bij hem te blijven, onder het mom van 'gezelligheid.' Cees had zich voorbereid op een lange, lange dag.

Op het eerste gezicht leek het een feestje als ieder ander. De mensen droegen ietwat mooiere kleren misschien. Maar dan hoorde je pas waar ze het eigenlijk over hadden: de Belastingdienst omkopen, hoe je zo snel mogelijk twee ton kon verdienen, geld witwassen, omkoperij... het ging maar door en het werd steeds erger. Cees kwam al gauw tot de conclusie dat deze mensen nog meer om geld gaven dan zijn ouders.

"We gaan eerst naar meneer D'Arnaud, om hem gedag te zeggen," zei Cees' vader. Cees probeerde zijn irritatie te onderdrukken, en vocht tegen de aandrang met zijn ogen te rollen. Hij liep met zijn vader mee, terwijl zijn moeder al aan de klets was met een dikke dame in een spuuglelijke jurk, en Cees ging richting een gezette man in een peperduur maatpak. Van iets onder een knoop totaan zijn rechterzak liep een zilveren ketting. Zijn schoenen glommen sterker dan de marmeren vloer van de zaal, en zijn glimlach was even eng als nep.

"Jan-Cornelis, mijn vriend," zei de man, en zijn stem klonk vettig en gepolijst. Hij spreidde zijn dikke armen en sloot Cees' vader in een omhelzing. Na een paar ongemakkelijke seconden van geklop op elkaars ruggen en wat vreemde 'och, wat ik heb ik je gemist, vriend' uitspraken, lieten ze elkaar los. De gesprekken die om hen heen aan de gang waren geweest, stokten.

Cees' vader maakte en diepe buiging en zei, niet helemaal oprecht: "Het spijt me zeer hoe ik me vorig jaar gedragen heb, Guillaume."

De man, die kennelijk Guillaume heette, wuifde Jan-Cornelis' excuses weg, en zei: "Zand erover, Jan. Kom, stel me eens voor aan die weledele heer die zo bescheiden in uw schaduw staat." Hij richtte zijn kraaloogjes op Cees Fitzgerald en wenkte hem met een dikke vinger. Cees had geen keus, en gehoorzaamde.

"Gegroet, meneer D'Arnaud," zei hij zo deftig mogelijk. Zijn stem klonk gemaakt en onoprecht, maar niemand scheen dat te merken. Cees maakte, naar het voorbeeld van zijn vader, een buiging.

"Wat een beleefde jongen!" brulde meneer D'Arnaud bijna. Hij griste behendig een glas drank van het dienblad van een passerende ober, en nam een flinke slok. "Is dit jouw zoon, Jan?" vroeg hij.

Cees knikte. "Ja, ik ben Cornelis-Jan Fitzgerald, zoon van kolonel Jan-Cornelis Fitzgerald."

"Ach, wat leuk," klonk het, ongeïnteresseerd. Om het gesprek op gang te houden, vroeg meneer D'Arnaud: "De zoon van Adelheid?" Cees knikte. "Wonderschoon, wonderschoon." De gesprekken van de andere feestgangers werden weer opgepakt, hun aandacht voor het gesprek tussen Cees en meneer D'Arnaud was verslapt, en Cees voelde zich daardoor een stuk beter op zijn gemak.

Guillaume D'Arnaud leunde naar Cees toe en vroeg: "En, zoon van Jan, heb je een beetje geluk in de liefde?" Hij liet zijn ogen zakken en leek naar Cees' handen te kijken, waarschijnlijk op zoek naar een ring.

"Ik heb nog niet de juiste vrouw ontmoet, meneer," antwoordde Cees, volledig naar waarheid. Cees' vader, die door Adelheid op de hoogte gebracht was van het Viviënne-Emma-Annelot akkefietje, kneep zijn lippen samen en wipte ongemakkelijk heen en weer van zijn ene been op het andere, maar hij hield zijn mond.

"Ach, dat spijt me nou, jongen," bracht hij uiteindelijk uit. Meneer D'Arnaud kwam nu griezelig dichtbij Cees staan, en gebaarde toen naar iets of iemand die Cees niet kon zien. Na een paar seconden kwam er een gedaante aangelopen.

Het was een jonge man, die in vele opzichten sterk leek op Guillaume D'Arnaud, alleen jonger en zonder grijs haar, en hij was niet zo dik. Toch straalde hij een soort arrogante rijkdom uit, en zijn schoenen glommen net zo erg als die van zijn vader.

"Dit is mijn zoon, Pierre Guillaume Hugo. Pierre, dit is de zoon van Jan-Cornelis: Cornelis-Jan." Pierre knikte stijfjes naar Cees en schudde hem ferm de hand. Cees was in elkaar gekrompen toen zijn naam en die van zijn vader zo vlak na elkaar werden gezegd. Het klonk gewoon zo... stompzinnig.

Cees probeerde een glimlach tevoorschijn te toveren, maar het lukte niet. Het enige wat hij over zijn lippen kreeg, was een nietszeggend 'hallo'. Gelukkig leken Pierre en meneer D'Arnaud zijn onoprechtheid niet te merken.

Net toen Cees zich begon af te vragen waarom meneer D'Arnaud hem aan zijn zoon had voorgesteld, zei hij: "Luister, zoon van Jan. Ik ben ook heel lang onsuccesvol geweest in de liefde. Maar toen vond ik op mijn veertigste mijn fantastische vrouw, Genevieve, een Française met een hart van goud. Zij heeft me het mooist denkbare geschenk gegeven." Dit was de eerste keer dat meneer D'Arnaud oprecht overkwam.

"Wat ik wil zeggen, Cornelis-Jan, is dat je nog alle tijd hebt. Ik vond mijn liefde pas op mijn veertigste, terwijl Pierre hier al getrouwd is!"

Pierre knikte. Hij draaide zijn perfecte lijf in strakke pak, met zijn voeten in glimmende schoenen gestoken, soepeltjes om en liep naar de bar, waar een vrouw die leek op een supermodel op hem zat te wachten. Ze gaf hem een kus op zijn wang, en liet daarbij wat lippenstift achter.

Maar meneer D'Arnaud was nog niet klaar met praten over zijn kinderen. Hij gebaarde weer naar iemand die Cees niet kon zien, alsof er achter de schermen een hele rij mensen opgesteld stond, precies op een plek die buiten het gezichtsveld van Cees viel.

Er kwam een dame aangelopen met donkerblond haar en lichtgroene, doorzichtige ogen. Een onzekere glimlach stond op haar gezicht, en ze kwam met haar hoofd naar de vloer gericht naar haar vader toegelopen.

"Dit is mijn dochter Olivia. Zeg eens 'hallo', Olivia."

De vrouw, die er elegant uitzag in een paarse jurk met een accentuerende riem om haar middel, leek zichzelf te dwingen Cees in de ogen te kijken, en zei met een zangerig, Frans accent: "'Allo. Ik ben Olivia."

Cees stak zijn hand naar haar uit. "Leuk je te ontmoeten, Olivia. Mijn naam is Ce- Cornelis-Jan."

En zo, beste mensen, ontmoetten de twee matriarchen van ons verhaal elkaar. Niet op een spannende, flitsende, fantastische manier, nee, gewoon op een of ander elitair feestje. En dat is precies de reden waarom ze daaruit los wilden komen.

De Geschiedenis van de Familie Fitzgerald ✓Where stories live. Discover now