Chapter 2

346 32 22
                                    

Terug in Colhynz

Aveline maakte zich betraand van Finn los. Net voor ze het water in rende, trok ze haar kleren uit en gooide ze die naar achteren op het zand. Ze rende de zee in en voelde hoe het water over haar lichaam stroomde. Ze wandelde dieper tot het water bijna haar hele lichaam bedekte. Ze nam haar zilveren medaillon in haar hand en hield die tegen haar hart. Zachtjes fluisterde ze de woorden: “Elegantiae lacrimae deae.”
Langzaam ging ze onder het water. Ze sloot haar ogen en voelde hoe haar lichaam veranderde. Het voelde al een zijden deken dat haar huid streelde en haar helemaal inwikkelde in een kleine cocon. Haar emoties kwamen allemaal door elkaar geschud. Ze begon te lachen en belletjes kwamen naar boven. Ze werd boos en ze begon om zich heen te stampen. Ze werd blij en vormde de grootste glimlach op haar gezicht. En ten slotte: ze werd verdrietig en liet een traan op haar medaillon vallen waarna het opeens allemaal stil stond. Ze opende langzaam haar ogen en zag haar vin onder zich heen en weer bewegen. Hij was blauw vanboven en aan de randen, maar als je meer naar beneden keek zag je dat hij appelblauwzeegroen en dan uiteindelijk groen werd.
Aveline zuchtte. Ze dacht weer aan Finn, en hoe hij die avond naar haar had gekeken. Nog maar drie nachten en ze kon hem voor een maand niet meer zien. En die drie nachten moeten de beste nachten samen zijn. Daar ging ze voor zorgen.
Al gauw fleurde ze op en begon ze te zwemmen. Sneller en sneller. De goudkleurige visjes zoemden langs haar heen en in haar ooghoeken zag ze telkens de planten van soort veranderen. Ze draaide een rondje rond en begon te lachen. Ze openede haar armen en sloot haar ogen terwijl ze snel door de zee zwom. Haar vin werd echter niet moe en bleef maar voort wapperen in het water.
En dan stond ze stil.
De omgeving voor haar was oogverblindend zoals altijd. Een grote oppervlakte was omringd door allerlei hoge stenen die een grote ronde vormde. In die ronde stak de paleis van koning Maestros uit met zijn hoge torens. Daarrond waren er duizenden, misschien wel mijoenen huizen voor de inwoners van het stadje Colhynz. De stenen waren versierd met zeewier en schelpen. De reusachtige open poort waar Aveline nu voor stond was in het goud. Het leek haast wel op een Griekse poort. De grote ronde pilaren waren met een textuur versierd en af en toe zag je er een visje rond zwemmen. Er waren geruchten dat deze poort ooit van het vaste land was maar zodra het land ten onder ging was de poort meegegaan. Juist op deze plek. De plek waar Aveline stond. Ze pinkerde af en toe met haar ogen en haar lippen krulden op in glimlach. Eindelijk bewoog ze weer en zwom ze door de poort, het stadje Colhynz in.
Verschillende zeemeerminnen en zeemeermannen zwommen om haar heen. In de verte zag ze al gauw Helena, een oude dame en de eigenaar van een kruidenwinkeltje. Aveline zwom op haar af en gaf haar een omhelzing.
“Hoe gaat met met mijn grote meid?” ze streelde Aveline’s wang en straalde een warme glimlach uit. De rimpels om haar mond kwamen tevoorschijn en zorgden ervoor dat de oude vrouw er ouder uit zag. Haar grijze – bijna witte – haren waren opgestoken in een dotje en rond haar gezicht waren er een paar haartjes losgekomen. Aveline kende Helena al sinds dat ze drie jaar was. De oude vrouw had altijd goed voor haar gezorgd. Ze liet haar tegen haar zevende mee in de winkel werken en gaf haar daar schelp muntjes – dunne, ronde muntjes gemaakt uit schelpen die als geld werden gebruikt – voor. Dit was voor dat Aveline’s vader de rechterhand van koning Maestros werd.
Aveline haalde haar schouders op en liet een betreurd glimlachje tonen. Helena nam haar terug in een omhelzing en wreef over haar rug. Helena was echter de enige die wist over Finn’s bestaan. Aveline vertrouwde de oude dame met heel haar hart en had haar dus over haar liefde voor Finn verteld.
“Oh lieverd toch… Je weet toch dat dit zorgt voor problemen? Wat als iemand je ooit betrapt? Dan mag je hem nooit meer zien! En ik kan niet voorstellen hoe dat mijn lieverd zich dan gaat gedragen. Ach Ave, je maakt me nu al triestig!”
Aveline fronste haar wenkbrouwen en keek de oude dame niet-begrijpend aan. “Maar Helena, dat gaat helemaal niet gebeuren, dat weet je toch!”

Een uur daarop had Aveline afscheid genomen van Helena. Het was moeilijk, maar de vrouw had haar rust nodig. Ze kwam bij de poort van het grote paleis aan. De wachters herkenden haar en dus mocht ze gelijk naar binnen gaan. Ze kwam terecht op een grote plein en zwom verder naar het aparte gebouw naast het paleis. Haar familie kreeg een aparte huis, dicht bij het paleis zodat haar vader altijd bij koning Maestros was. Of toch tenminste dichtbij zodat als er wat was, hij de koning kon beschermen.
Aveline zag haar vader laatste tijd enorm weinig. Hij was altijd in het paleis, maar zij in tegendeel had niet altijd toegang om naar binnen te gaan; de wachters waren bang dat zij slechte bedoelingen tegen de koning had. Op het begin was het echter wel wennen. Normaal zag ze haar vader veel vaker en kwamen ze goed overheen. Maar sinds dat hij een nieuwe ‘baan’ had, zag ze hem nog maar nauwelijks. Soms kwam hij ‘s avonds langs om mee het avondeten te eten. Maar dat gebeurde heel zelden.
Aveline wandelde het huisje binnen en zag haar moeder - Qwen - in de keuken. “Aveline! Waar ben je  nou naartoe geweest? Je was zo lang weg!” Aveline’s moeder kwam met een handdoek naar haar toe gezwommen. Ze veegde haar handen aan het doek af en knoopte die dan terug om haar middel. Ze straalde een glimlach uit en wreef op Aveline’s bovenarm. “Sorry, ik was wat gaan zwemmen en daarna ben ik voor de zonsondergang naar het strand gegaan.” Haar moeder knikte en draaide zich toen om. “Heb je honger?” vroeg ze terwijl ze terug naar de keuken ging. Aveline schudde haar hoofd maar merkte dat ze dat niet kon zien. “Nee dankjewel, ik ga denk ik gewoon naar bed,”
“Goed dan. Slaaplekker!”
“Jij ook, mam.” Aveline zwom door de gang en zocht naar haar slaapkamer. Zodra ze de juiste deur vond, opende ze die. Tot haar grote verbazing was haar meest irritante broertje in haar kamer: Bartolomeus.
“Ik weet wie je geheime liefje is. Finn, niet waar?”

AvelineWhere stories live. Discover now