Chapter 8

144 13 2
                                    

Eenzaam en alleen.

Geschokt keek Aveline haar zus, waarvan ze dacht dat ze altijd trouw was, met grote ogen aan. “Je-“ stamelde ze. “Je hebt Daelis bedrogen? Met Laotrish?” Zodra ze haar zus heel zachtjes zag knikken, blies ze lang haar adem uit terwijl ze naar een bloem naast zich keek. Het kwam hard aan, en zeker omdat ze dacht dat Gwen en Daelis echt van elkaar hielden. “Hou je eigenlijk wel van Daelis?” de woorden kwamen er fluisterend uit. Ze plukte een blauwe bloem van het plantje naast haar en draaide die rond tussen haar vingers.
“Ja, Aveline, ja! Natuurlijk wel. Ik hou echt ontzettend veel van hem! Dat met Laotrish… Dat was helemaal op het begin van ons huwelijk,” Het voelde alsof haar schouders wat minder zwaar wogen. Ze liet haar adem nogmaals haar lippen verlaten en begon dan zwak te lachen. Ze hield nog van hem. Het was lang geleden. Zo erg zou het dan toch niet zijn?
Aveline stelde zich voor dat ze binnen vijf jaar ook hier zat en hetzelfde tegen haar zus zei. Dat ze Cailean zou hebben bedrogen met Finn. Het enige verschil zou dan zijn dat zij helemaal niet van Cailean zou houden. Ze zou zich niet eens schuldig voelen, en zeker niet omdat hij zei dat ze alles mocht doen.
Aveline schoot meteen recht.
Als ze alles van Cailean mocht doen, dan zou ze toch gewoon verder met Finn kunnen gaan? Ze moest niet verplicht van hem houden; ze zou nog steeds samen met Finn kunnen zijn! Ze begon zichzelf te vervloeken dat ze hier niet eerder aan dacht. Ze moest Finn zoeken. Nu meteen, hij moest dit weten!
Net wanneer Aveline wou vertrekken hoorde ze Gwendolyn haar naam roepen. Ze draaide zich om en zag de verwarde uitdrukking op haar gezicht. “Aveline, dat is nog niet alles,” Gwendolyn klopte weer naast zich op het bankje. Met zware gewichten aan haar schoenen, wandelde ze terug naar waar ze net nog zat. Ze had het geduld niet om te wachten. Finn zou al weg moeten zijn met zijn ouders, maar misschien was hij er nog. Misschien zat hij nog op het strand, misschien was hij helemaal niet meegegaan met zijn ouders. Misschien was hij speciaal hier gebleven omdat hij zich zo schuldig voelde vanwege zijn brute gedrag.
Een warm gevoel verspreide zich door haar lichaam. Het idee dat er nog een kans was dat ze het goed konden maken deed haar goed.
“Er is ook een reden waarom Genevieve er anders uitziet dan Maeve en Tiën. Je hebt vast opgemerkt dat haar haren roder zijn. Dat Maeve en Tiën eerder bruine haren hebben en zij rood? En haar ogen…”
“Gwendolyn, zeg me alstublieft niet dat Genevieve niet van Daelis is!” Haar zus aarzelde. “Gwen!” riep Aveline waarschuwend. En toen… Een traan rolde van haar wang. Aveline had haar zus heel zelden zien huilen. Bijna nooit zelfs. Ze zag haar altijd als een sterke vrouw, iemand die gelukkig was met alles in haar leven. Maar zoals ze haar hier zag; verslagen, verdrietig, schuldig om haar daden uit het verleden. Het maakte iets los in haar. Aveline begon zich ook triestig te voelen.
“Daelis weet het niet, Ave. Ik smeek het je, ik vertrouw je erop, dat je dit niet aan hem verteld.” Aveline schudde lichtjes haar hoofd. Daarna zei ze stilletjes dat ze dat nooit zou doen, ze beloofde het zelfs.
Ze praatten nog wat en stonden toen recht om weer naar binnen te gaan. Ze waren ongeveer een halfuur buiten en roken het lekkere eten die hun moeder had gemaakt al van buiten. Ze kregen zin en wouden net naar binnen gaan tot ze de struiken hoorden ritselen.
“Wat was dat?” Gwendolyns stem klonk zenuwachtig. Ze begon sneller adem te halen; een teken dat ze bang werd. Aveline draaide zich om en liep richting het geluid. Daar hadden ze het weer, en dit maal zag ze de groene struiken duidelijk bewegen. Naarmate ze dichterbij kwam zag ze blauw haar en toen zag ze haar jongere broertje neergehurkt zitten in de struiken. Ze kookte van de woede, en dit maal kon ze het niet in een ver hoekje bij haar emoties verstoppen.
“Bart, verdomme!” ze schreeuwde zo hard dat een van de wachters bij de poort van het paleis naar hun toe rende. Toen Gwendolyn hem van een eindje een sein gaf dat er niets aan de hand was draaide hij zich om en liep terug. “Bart, dit meen je niet! Dit is de laatste keer dat je dit doet!”
Bartolomeus stond op uit de struiken en keek zijn zussen grijnzend aan. En Aveline was vastberaden om die rot grijns nooit meer te zien. Ze hief haar hand op en keek haar broer aan. Ze was niet snel genoeg om voor de eerste keer een bange blik in zijn ogen te zien, omdat haar hand al hard tegen zijn wang aankwam. De klap echode een klein beetje en iedereen nam geschokt adem. Het was stil. De visjes waren de enige die lawaai maakten door met hun vinnen te wapperen en de luchtbelletjes te laten ontploffen.
Aveline had haar handen voor haar mond geslagen en voelde de tranen al naar boven komen. Ze was een monster. Ze was verslagen. Dit was wat de liefde, de pijn, het nieuws van haar had gemaakt: een monster. Ze nam een paar stappen achteruit en struikelde over een kei. Ze viel neer en begon sneller adem te halen. Ze keek naar haar zus en zag een bezorgde blik in haar ogen. Ze keek naar Bartolomeus en zag hoe zijn wang langzaam rood begon te worden en een vorm van haar hand begon te krijgen. Ze stond snel op en rende langs Gwendolyn heen. Gwen wou haar arm vastpakken en toen ze net haar vel vast had, wurmde Aveline zich uit haar greep. Ze sloeg de deur open en stormde door de woonkamer. Haar moeder hield op met lachen en begon haar naam te roepen. Ze reageerde niet en liep recht naar de voordeur die ze snel openrukte. Ze stormde naar buiten en ging voorbij de wachters die de poort voor haar open deden. Net wanneer ze het terrein af was voelde ze de warme tranen over haar wang rollen, en ze haatte zichzelf. Ze haatte zichzelf zo verschrikkelijk hard.

De wind blies rond haar lichaam en maakte haar haren in de war. Haar voeten waren diep in het natte zand. Het ijskoude water raakte net haar huid aan en trok zich dan terug weg. De meeuwen zochten luid naar visjes die ze konden eten en toerden boven haar hoofd. Ze keek voor zich uit, maar zag niemand. Het strand was donker en leeg. Kil en koud. Er was niemand. Niemand die haar kon troosten, niemand die haar haar kon aaien. Niemand die haar kon omhelzen of zoenen. Ze was alleen. Alleen en eenzaam.
Ze draaide zich om, richting de zee en keek naar de horizon. De zon verscheen net een klein beetje boven de zee. Aveline zuchtte. Het was de eerste keer dat ze de zon zag opkomen, en hoewel ze had gedroomd om die met Finn te zien; het was prachtig. Ze was nu niet meer alleen. Zoals ze daar naar de zon keek, voelde ze een vreemd gevoel door haar lichaam gaan. Het maakte haar glimlachen. Hoop. Ze voelde hoop.
---
Ik vermoed dat jullie bekend zijn met het woord 'writersblock'. Nou, dat heb ik dus een hele periode gehad met Aveline. Ik had een idee, maar wist geen details. Hoelang en diep ik er ook over dacht, de inspiratie schoot me niet te hulp. En daarom ben ik zo verschrikkelijk laat met hoofdstuk 8. Het spijt me heel erg, ik had dit echt sneller moeten schrijven. Zodra ik begon realiseerde ik me een paar dingen uit vorige hoofdstukken en kwam ik op een paar ideeën en ging het allemaal weer vlot.
Ik heb volgende week examens dus ik zal niet een nieuw hoofdstuk kunnen schrijven want ik zal veel moeten leren. In de paasvakantie ga ik heel veel weg zijn, maar ik zal zeker mijn best doen om te schrijven. Ik beloof jullie dat het minder lang zal duren voordat ik het volgende hoofdstuk plaats!
Trouwens, SUPER BEDANKT VOOR 1,34K!! Ik kan dit gewoonweg niet geloven. Echt waar, heel erg bedankt! <3 <3 xx

Laat me weten wat jullie van Bartolomeus vinden en hoe de verschillende plottwisten in dit hoofdstuk waren!
Liefs,
Amy

AvelineWhere stories live. Discover now