Zand

By VanessaGerrits

1.9K 148 41

Dahlia Noordman haat 17 zijn - en niet alleen vanwege haar 'septofobie'. Met nog een jaar te gaan als parasie... More

Zand Synopsis + een woordje uitleg
Hoofdstuk 1: De Vuurtoren
Hoofdstuk 2: Thanie
Hoofdstuk 3: Meidenavond
Hoofdstuk 4: Flarden
Hoofdstuk 5: De Droom
Hoofdstuk 7: Somner
Hoofdstuk 8: De Studie
Hoofdstuk 9: Zand
Hoofdstuk 10: Veranderingen
Hoofdstuk 11: Weekend
Hoofdstuk 13: Training
Hoofdstuk 14: Vecht of vlucht
Hoofdstuk 15: De confrontatie
Hoofdstuk 16: Afscheid
Hoofdstuk 17: Thuiskomst
Hoofdstuk 18: Gelukkige verjaardag
Hoofdstuk 19: Eerste sneeuw
Hoofdstuk 20: Lotsbestemming
Hoofdstuk 21: De Zuilen

Hoofdstuk 12: Bezoek

61 5 0
By VanessaGerrits

Somner negeerde me op school zoals hij dat altijd deed en ik probeerde me daarmee te verzoenen. Om me te redden moest hij onverschillig lijken – dat was het alleen maar. Het kon niet makkelijk zijn om zijn zus daarvan te overtuigen nadat hij de eerste nacht dat Thanie bij me bleef slapen een onuitgenodigde appearance in m’n slaapkamer maakte om me te beschermen.

‘Niet zij.’

Niet ik.

Hij had het nu vast moeilijk om zijn tweelingzus ervan te overtuigen dat hij van gedacht veranderd was. Ik beeldde me in hoe dat gesprek tussen hun beiden zou gaan alsof het een slecht toneelstuk was: ‘Ach Thanie natuurlijk wil ik Dahlia nog steeds vermoorden, mijn zand is bijna op en uiteindelijk doe ik net als jij wat nodig is om te overleven.’

‘Ik wist wel dat je bij zou draaien Somner, dan vermoorden we haar volgende zaterdag en laten we het ons smaken!’

Een boosaardige lach van hun allebei sluit het toneeltje af. Zoiets, vermoedde ik. Somner had gezegd dat hij al vaker had willen stoppen, dus wie weet deed hij dit wel een keer per eeuw. Die gedachte zou betekenen dat hij ook ditmaal zou kunnen terugkomen op zijn beslissing, als de honger te groot werd, en dat ik alsnog op het menu eindigde.

Waarom vertrouwde ik hem eigenlijk? Maar langs de andere kant: ik had geen keuze. Ik kon de Godin van de Dood heus niet in m’n eentje verslaan, dus ik moest het erop wagen met haar hopelijk minder moordlustige tweelingbroer.

Ik weet niet waarom ik hem vertrouwde, maar ik deed het vanaf dan met de overgave van iemand aan doods deur. Zijn stormkleurige ogen werden de levenslijn om me aan vast te houden in de storm waarin de Nieks-tweeling me had meegesleurd.

Ik had voor de gelegenheid van mijn potentieel laatste maandag op het K.A.T. de zwarte pumps die ik dit weekend met Thanie gekocht had aangetrokken.

“Wow, kijk jou eens!” kwam Dorinne naar me toe tijdens de pauze.

“Ik heb een Thanie-make-over gekregen”, verklaarde ik mijn plotse overstap van All Stars naar eleganter zij het oncomfortabeler schoeisel.

Thanie glom van trots naast me: “Dan moet je morgen maar eens kijken”, stootte ze me met een vette knipoog aan. Ik wist wat ze bedoelde: ze had vanochtend al meteen de opmerking gemaakt ik na deze initiatiedag in de wereld der gehakte jonge juffrouwen morgen klaar zou zijn voor de laklederen rode stilleto’s. Zij zou dezelfde aandoen en we zouden als zusjes zijn - al zou ik zelfs met 10 centimeter lange staken onder m’n hielen nog steeds een kop kleiner als haar zijn.

Lieve riep en Dorinne ging terug naar de andere kant van de zesdeklassersbankjes. Terwijl ik haar een stukje volgde met m’n ogen zag ik Somner ginderachter ijsberen, en ik vroeg me af of hij zijn Thanievrije weekend goed benut had.

Was hij er klaar voor, Had hij alles?

“Zie je wel, iedereen vindt dat je er super uitziet! De jongens ook, ik heb ze zien kijken, echt waar!” giechelde Thanie met haar eeuwige enthousiasme. Ik rolde gewoon m’n ogen naar haar, wetende dat niets van wat ze zei waar kon zijn.

“Zal best Thanie, maar weet je waarom?” Ze schudde het hoofd en dan keek ze me zo dom aan dat ik bijna zou geloven dat ze geen superinteligente moordgodin was. “Omdat jij naast me loopt! Ze keken naar jou.”

Voor het eerst zei ik dat met een bitter randje. Ik hoopte dat ze het niet opmerkte.

De bel rinkelde en dat betekende iets waar ik al de hele week tegenop keek: Lichamelijke Opvoeding. Ik was een weekje ontsnapt aan die beproeving dankzij mijn ingewindelde hand, maar vandaag zou ik er waarschijnlijk niet meer onderuit komen. De bloeduitstorting was van blauw naar geel gegaan en ik kon er pijnloos mee bewegen. Al betekende dat niet dat ik niet zou proberen te ontsnappen aan mijn LO-plicht. Mevrouw Van Dammes wist dat mijn blessure niets ernstig was en had eveneens weet van mijn neiging tot uitmelkerij als het op excuses om onder haar les uit te komen aankwam, maar desondanks deed ik de windel weer aan en oefende ik mijn speech in gedachten terwijl we naar de sporthal wandelden.

Natuurlijk blonk Thanie uit in sport. Met haar lange benen sprong ze moeiteloos over de hordes in de eerste lesweek, en ook tactisch kwam ze sterk uit de hoek, bleek bij het spelletje basket in de derde week. Waarschijnlijk had ze basket mee uitgevonden of zo.

Vandaag stond er atletiek op het programma. Als ik in het algemeen een hekel had aan sport, had ik een bloedhekel aan atletiek. Ik keek nog eens naar m’n hand en hoopte dat het er nog net slecht genoeg uit zag.

“Komaan dames, tempo tempo, naar de kleedkamers”, bulderde Van Dammes naar haar legioen mopperende tienermeiden alsof we militairen waren. Ik bleef achteraan de rij treuzelen om haar apart te kunnen spreken.

Thanie – bezitterig als altijd – keek met een pruillipje achterom en hoopte dat ik dan toch met de les zou moeten meedoen. Voor ik iets kon zeggen sprak Van Dammes me al aan: “Juffrouw Noordman, weer in form?”

Ik schudde aarzelend het hoofd en wou mijn speech aanvangen, maar kreeg daar niet eens de kans toe: “Laat eens zien dan”, nam ze m’n hand bruut vast. “Ziet er niet zo erg meer uit. Je doet mee en als het niet meer gaat, dan stop je maar. Oké?”

Ik aanvaarde mijn verlies en volgde de rest naar de kleedkamer, zuchtend terwijl ik binnenkwam. Hoe zeer ik ook opkeek tegen de 100 minuten atletiekkwelling die Van Dammes voor ons in petto had, keek ik nog meer op tegen die tien minuutjes in de kleedkamer.

Vroeger was het nog wel oké geweest, toen we allemaal dezelfde vormeloze kinderlichamen hadden, maar nu was het zo verschrikkelijk confronterend. Overal goedgevulde BH’s, zwart met strikjes of van roze kant. Meisjes in strings die ondanks het feit dat we even oud waren, er immens welgevormder uitzagen.

Ik in mijn streepjessokken en bolletjesbroekje zag eruit als een kuiken tussen de kippen. Maar ik kon toch moeilijk provocerend ondergoed als het hunne gaan kopen en het in de wasmand gooien samen met Brodie’s tomatensausbesmeurde schorten?

Het zou vast nog wel een punt op Thanie’s to do lijstje geweest zijn als we langer vriendinnentijd hadden vooraleer ze me moest vermoorden, enzo.

Ik trok zo snel mogelijk m’n turnkledij aan en volgde Thanie naar de sporthal.

“Ik ben zo blij, blij, blij dat je mee mag doen!” zong ze.

“Mee moet doen”, verbeterde ik haar.

“Ach atletiek is toch reuzeleuk!”

“Als je kan bewegen zoals jij dat kan, ja. Jij bent sierlijk in alles wat je doet, en dan ben je ook nog eens sterk. Ik ben een houte plank die doormidden breekt als er een blaadje op valt.”

Even dacht ik: ‘Waarom geef ik haar complimentjes? Waarom voed ik haar grootheidswaanzin?’

Nog een overblijfsel van mijn plan om haar te paaien en zo te ontmoedigen van haar plan? Of gewoon omdat ik soms vergat wie ze was en waarom ik bang van haar moest zijn?

De komende twee uur was ik echter voornamelijk bang van Van Dammes opdrachten ... Ze zou er zelf geen enkele van kunnen uitvoeren – haar lichaam dat van een kogelstootster als de boze directrice uit Matilda – maar op elk schoonheidsfoutje van ons had ze commentaar.

Terwijl ik voor alle vakken op school geen genoegen nam met minder dan een acht op tien – Frans uitgezonderd, daar was een zeven oké – aanvaardde ik voor LO een vijf met een glimlach.

‘Had ik m’n hand maar net ietsje harder gestoten, dan zat ik nu veilig aan de kant ...’, vloekte ik tegen mezelf.

Mevrouw Van Dammes floot op haar fluitje en luidde twee gruwelijke uren in. Was het maar lopen geweest vandaag, of gewichtheffen. Daar zou ik de komende tijd misschien nog iets aan hebben. Kracht, snelheid. Dat waren de kenmerken van overlevers.

Wat zou ik er in godsnaam aan hebben dat ik in de middelste rij van een meidenpiramide kon balanceren wanneer ik voor mijn leven vocht?

Een goed uur had ik volgehouden tot ik de joker van mijn pijnlijke hand inriep. Van Dammes unibrow nam de vorm aan van een boze rups, maar aanvaardde het en zei zelfs iets aardigs: “Goed dat je toch geprobeerd hebt.”

Die vijf was binnen, jongens.

De rest van de sportles zat ik aan de kant en keek ik hoe de rest van de meisjes van mijn klas – Thanie en Evy op kop – moeiteloos tuimelden, balksprongen en om ter meest meisjes rekruteerden voor hun om ter hoogst menselijke piramides.

Dat gaf me de kans om enkele minuutjes voor de rest van de groep naar de kleedkamer te gaan om me om te kleden zonder pottekijkers. Maar zelfs al was de ruimte leeg nu, voelde ik me hier altijd bekeken.

Ik deed de zwarte pumps opnieuw aan met liederlijke tegenzin. Liever had ik m’n sportschoenen aangehouden, maar dan zou Thanie’s innerlijke fashionista hartaanval krijgen – wat misschien dan ook weer niet het einde van de wereld zou zijn. Ik wurmde m’n voet in de schoen. Het was wel leuk om enkele centimeters te winnen dankzij de hak, maar het leek het ongemak niet echt waard.

Ik wachtte buiten tot Thanie me vergezelde.

“Gaat het met je hand?” vroeg ze bezorgd.

Ik verzekerde haar dat het wel mee viel en kon nog een complimentje niet onderdrukken: “Je haalt vast een tien op atletiek. Jij en Evy waren veruit de besten.”

Ze glunderde. “Ik was toch beter dan die Evy, mag ik hopen?”

Ik lachte over hoe ze een hand kreeg en een arm nam. “Tuurlijk Thanie.”

De rest van de dag wobbelde ik rond op mijn nieuwe schoenen en hoopte ik dat het snel avond was. Zodat ik bevrijd was van het Thanie-juk en zodat Somner zou kunnen langskomen met de langverwachte antwoorden op mijn vragen.

Na het avondeten zette ik me op de bureaustoel en wachtte ik op zijn verschijning. Ik wachtte een uur vooraleer ik met halve aandacht begon aan enkele schooltaken. Ik kon niet helpen te denkend at het er niet meer toe doet, want ik was niet langer ‘Dahlia de overijverige studente’. Ik was ‘Dahlia de Godendoder’. De bestevriendinnenverrader. De samenheulder met de Droomkoning. Geloofster van absure verhalen.

Hij zal komen, hij zal komen’, herhaalde ik als een mantra in mijn hoofd. En dan, terwijl ik met m’n ogen knipperde, was hij er opeens.

Snel en geruisloos.

Zonder schoenen.

Met een klaproos in zijn hand.

Ondanks het feit dat ik hem verwachtte, was de schrik sneller dan mezelf. Ik probeerde me er snel over te zetten en nam de vragenlijst die ik zonet had opgesteld van m’n bureau met een ‘laten we zakendoen’-kuchje.

Hij lachtte zijn diepe cellolach: “Ga je me aan een kruisverhoor onderwerpen?”

Ik knikte met mijn mond in een horizontale, onbeweeglijke lijn en deed alsof ik de sterk was – misschien zou hij me echt een kans geven om Thanie te verslaan als hij geloofde dat ik een vechter was, een soldaat.

Misschien zou hij dan niet weer toegeven aan de honger.

“Vraag één”, begon ik te lezen. Somner leek bijzonder geamuseerd door mijn gedrag en kruiste zijn armen in afwachting. Ik meende dat hij zelfs glimlachte, maar van onder zijn wilde bos zwart haar die schaduwen wierp op zijn gezicht, was dat meestal moeilijk te zien. “Waarom ik?”

“Je herinnert je je dromen nooit?” beantwoordde hij mijn vraag met nog een vraag. Ik had de lichte neiging ‘ik stel hier de vragen’ te zeggen zoals ze zouden doen in één van de vele politieseries waar Brodie naar keek, maar ik onderdukte het.

“Dat klopt”, bevestigde ik droogjes, niet zeker wat dat ermee te maken had.

“Wel daarom. In het proces voor we je vermoorden moeten we krachten opdoen door je dromen te stelen. Jij bent een gemakkelijk slachtoffer, want je weet niet eens dat je bestolen wordt. Daarom ben je zo moe de laatste tijd. Je slaapt weinig en in de paar uurtjes van je REM-slaap stelen we de dromen die je helpen om dingen te verwerken.”

Het leek een wetenschappelijk aanvaardbare verklaring, dus ik accepteerde het met de nodige ontstelling, beseffend dat ik vanaf nu nog moeilijker de slaap zou kunnen vatten. Wie kon in hemelsnaam op twee oren slapen als ‘ie wist dat een moordlustige Godin mijn droomwereld penetreerde met haar scherpe tentakels en al het leven eruit zoog, al het leven uit mij zoog.

Ik slikte luid en richtte m’n blik dan weer naar m’n vragenlijst.

“Vraag twee: Hoe werkt het ... oogstproces?”

Hij lachte met mijn verwoording door zijn respons heen: “Ik laat je slapen met mijn zand, zo diep dat niets je nog wekken kan. Een beetje zoals een coma. Dan is het Thanie’s beurt en kan ze zonder fysieke of mentale weerstand je ziel ... oogsten.”

Hij onderbrak zijn uitleg met nog een lachje, opgewekt door mijn woordkeuze in de vraag die hij spiegelde. Het was vreemd hem te horen lachen hier in mijn kamer, terwijl hij bij zijn thuis en op school zo geheel emotieloos leek.

“En dan?” drong ik aan op de rest van het verhaal – al was ik wel bijna zeker dat ik het niet echt wou weten.

“Dan ... dit is het minst aangename deel”, verklaarde hij zijn aarzeling. Alle humor verdwenen uit zijn lage, lage stem. “Dan vergaat je lichaam tot zand en oogst ik het zand.”

Ik dacht aan een zin die men wel al eens zei in films en in boeken, ik dacht dat de oorsprong iets Bijbels was: ‘Uit as zijt gij geboren en tot as zult gij wederkeren’. Dat zal de natuurlijke wijze zijn, maar mijn lot was niet natuurlijk: ik zou zand worden, geen as.

Alweer slikte ik hard. Ja, ik wou deze vragen stellen en ja, ik wou de pijnlijke antwoorden – ik voelde me kwetsbaar terwijl ik intelectueel in het donker stond ten opzichte van deze superieure, slimme en lethale wezens. Informatie is kracht. Maar dat betekende niet dat het fijn om horen was dat ik zou vergaan tot een hoopje as als Thanie haar goddelijke zin kreeg.

“Ahum, ik sla even over naar vraag vijf, nu we toch over dat zand bezig zijn: al het zand in jullie huis, dat waren allemaal ... mensen ooit?”

Had ik gezeten op een zetel gemaakt van slachtoffers zoals mezelf? Had ik geslapen in een bed van vermoorde personen? De kleren die ik van haar gekregen had, waren het in werkelijkheid restanten van moeders, vaders, dochters en zonen, broers en zussen?

Ik hoopte dat hij ‘neen’ zou antwoorden.

Tot mijn grote opluchting, schudde Somner zijn zwarte haar in negatie: “Als je in zand verandert, krijgen we maar evenveel massa zand als jouw massa.”

Ik wou hem onderbreken en zeggen dat hij dan beter iemand anders dan een tienermeisje van een meter vijfenvijftig en om en bij de vijftig kilo gekozen had, maar ik wou hem niet onderbreken nu ik eindelijk mijn langverwachte antwoorden kreeg.

“Met dat zand kunnen we de illusies zoals ons huis creeëren ja, maar aangezien we er erg spaarzaam mee moeten omspringen, gebruiken we ook gewoon zand. We betoveren het als het ware. Wat je zag was gewoon zand. Bij Nyx, hadden we maar zoveel zand!” zei hij wegdromend, alsof al zijn problemen dan opgelost zouden zijn.

De vragenlijst even vergetend, stelde ik een vraag die opwelde uit het moment: “Mag ik het zien, het èchte zand?”

Ik had meteen spijt van mijn vraag, want wat ik zien zou, zou mijn eigen morbide toekomst kunnen zijn. En toch, het deel van me dat altijd al droomde van de wereld af te reizen en dingen te onderzoeken, wou dit magische zand met eigen ogen registreren.

Zou het mogen?

Somner, leunend in de hoek van mijn kamer met zijn handen in zijn zakken, zette een stapje dichterbij en bleef dan stil als een standbeeld – als zijn standbeeld op Wikipedia - voor me staan. M’n hart sloeg als dat van een colibri: ongezond snel, bijna trillend.

Of was dat gewoon omdat mijn lichaam trilde?

Als automatisch hield ik mijn beide kleine handen in een komvorm. Somner haalde één van zijn handen uit z’n zakken en liet een handvol glitterend zand in het kommetje vallen. Een dun straaltje zand weerkaatste al het licht. Meer als diamantstof dan als zand eigenlijk, en ik voelde de magie ervan in de lucht hangen.

Het dunne straaltje maakte een piramide in mijn handen.

Het was zo mooi!

Reflecterend in alle kleuren van de regenboog, maar ook stralend wit vanuit zichzelf. Het duurde even voor ik besefte wat dat licht was: iemands leven.

“Neem het terug”, beval ik de God van de Slaap die in mijn slaapkamer stond. Ik had het willen laten vallen op de grond, gewoon om er vanaf te zijn, maar ik wist en zag hoe waardevol het was.

Hij hield zijn zak open en ik gooide het erin.

Niets ervan bleef aan mijn handen kleven zoals echt zand, ondanks het feit dat ze nogal zweterig waren. Ik veegde m’n handen af aan mijn jeans, walgend van de gedachte aan wat ik aangeraakt had.

“En nu, tenzij je die hele vragenlijst wil afwerken, zullen we overgaan tot de orde van de dag, als het even kan. De dingen die zullen voorkomen dat jij in dit zand verandert.”

Ik knikte en alweer was ik overkomen door twee compleet tegenstrijdige gevoelens: walging omdat hij een moordenaar was, een parasiet op zoveel ergere manieren dan ik, en ook ... complete dankbaarheid.

Somner.

Hij zou me dit lot besparen, en ik was hem zo onmetelijk dankbaar dat ik hem tegen mijn beter weten en afstandelijke persoonlijkheid in rond de nek wou vliegen. Hem wou overladen met knuffels en zoenen en dankbetuigingen. Dat zou alles zijn wat ik hem kon geven. En hij mocht het allemaal hebben.

Maar hij vroeg om niets in ruil behalve mijn aandacht ...

“Dus.”

Hij zette zich neer op de grond en trok zijn benen hoog op tegen zijn lichaam. Ik was dankbaar dat hij voor een keertje niet heen en weer zou lopen terwijl hij tegen me sprak. Dat eeuwige geijsbeer altijd.

“Ben je goed met een zwaard?” vroeg hij met z’n hoofd schuin.

Ik rolde van de schrik een paar centimeter achteruit op m’n bureaustoel – meende hij dat nu? Zou het gaan zoals in mijn nachtmerrieachtige fantasiën en moest ik haar hoofd eraf hakken? Maar dan liet Somner weer een baslach uit en voegde hij er: “Grapje”, aan toe.

“Niet grappig.”

Maar ik lachte zelf ook, puur van opluchting. Hopend dat dit grapje betekende dat er in werkelijkheid geen bloedvergieten aan de pas zouden komen.

“Maar ik vrees dat je de echte manier niet leuker zal vinden.”

Daar ging m’n opluchting. Hij beet op zijn onderlip – die veel dikker was dan zijn bovenlip, merkte ik opeens - terwijl hij wachtte op mijn reactie: “Zeg op dan”, zuchtte ik.

“Wel, er zal een beetje vuur en ...” Ik hield m’n hart vast. “Een zoen aan te pas moeten komen.” Vuur en een zoen?

Hoe zouden die twee elementen samen passen in een gevecht?

Ik beeldde me allerlei rare taferelen in voor hij de procedure verder uitlegde: “Ik ben dit weekend, toen Thanie bij jou was heilige olie gaan halen in Jeruzalem en vuur van Olympus. We moeten haar vangen op het moment dat ze zich wil voeden – dan is ze het zwakst - in een vlammende cirkel en dan moet jij ...”

Hij pauzeerde vrijwillig zodat ik de juiste conclusie kon trekken: “En dan moet ik haar kussen?” Somner knikte en legde z’n hoofd op zijn knieën.

Zoals het begonnen was zou het eindigen: met een ongewenste kus. Oké, onaangenaam maar niet bloederig.

Lipgloss tegen lipgloss.

In een vlammende cirkel.

Mijn tweede kus beloofde al even memorabel te worden als mijn eerste ...

Ik was uiteindelijk naast hem op de grond komen zitten in kleermakerszit. Ik vond het niet leuk als hij boven mij uittorende, maar in de omgekeerde situatie voelde ik me minstens even ongemakkelijk. Hij bleef enkele uren en ik kon eindelijk al mijn vragen stellen, al was ik afgestapt van het strakke genummerde vragensysteem.

Ik stelde de vragen zoals ze in me opkwamen: “En jullie moeten niets eten, en niet slapen?”

Dit had ik zelf al min of meer geconcludeerd, maar ik kreeg graag bevestiging.

“Klopt”, zei hij, zijn stem laag alsof we geheimen deelden in het donker – wat ook wel een beetje zo was.

“En jij bent dus de God van de Slaap en de Dromen, maar je kan zelf niet slapen of ... dromen.” “Klopt.” Hij lachte binnensmonds, alsof de ironie daarvan ook hem niet was ontgaan.

“Hmmm. En hoe oud ben je dan?”

Hij blies een contemplatieve zucht uit en de lange zwarte pieken voor zijn ogen waaiden eventjes op. “Ik ben gestopt met tellen toen de Christelijke jaartelling begon en alles in de war stuurde.”

“Oh”, was het enige dat ik daarop kon zeggen. “Dus euh, toen Jezus geboren werd, hé? Da’s wel al eventjes geleden ...”

Het bleef even stil en, vrezend dat mijn reactie hem misschien beledigd had, zei ik nog: “Wel, je ziet er goed uit voor je leeftijd.”

Somner lachte. Ik moest weer aan het geluid van een cello denken: “Omdat jij wilt dat ik er als dit wil uitzien. ‘Goed voor mijn leeftijd’ dus blijkbaar.”

“Oh?”

Ik begon me beetje dom te voelen door steeds ‘oh’ te reageren, maar ik viel dan ook van de ene verbazing in de andere.

Hij legde verder uit: “Als je er nu plots van overtuigd zou geraken dat ik eigenlijk blond haar had, dan zou m’n haar blond worden. Probeer maar als je wilt. Je kan alles aan me veranderen”, zei hij schouderophalend, maar ik schudde mijn hoofd.

“Neen, neen. Ik wil niets veranderen.”

En ik wou het al helemaal niet proberen. Nog een teken aan de wand van mijn waanzin, moest hij opeens beginnen te transformeren in Zac Efron of zo. Maar de mogelijkheid gaf me wel stof – nou ja, zand - tot nadenken: als hij, en Thanie dan ook vermoedde ik, er enkel zo uitzagen omdat ik wou dat ze er zo uitzagen, waarom had ik hen er dan precies zo laten uitzien?

Zo verschillend.

Waarom was Somner één en al koude kleuren en zwart – waarom droeg hij nooit schoenen? Waarom zag Thanie eruit alsof ze recht van een modeshow Milaan kwam, het blonde schoonheidsideaal? Waarom waren ze zo lang?

Somner keek over zijn schouder alsof hij door de muur keek en zei dan dat hij moest gaan. Nu ja, eigenlijk stond hij gewoon op en zei hij “Tot morgen.”

Ik had geen tijd om het afscheid wederkerig te maken - hij was al weg. Ik bleef achter, starend naar de lege kamerhoek, wensend dat hij wat langer gebleven was ...

Toen ik me wou uitkleden om m’n pyjama aan te trekken, was ik me er plots wel heel erg bewust van dat Somner zomaar opeens zou kunnen binnenvallen – al had hij dan nog ‘tot morgen’ gezegd.

Ik deed de deuren van m’n kleerkast open en ging ertussen in staan, zodat ik langs zo veel mogelijk kanten bedekt was. Ik voelde me belachelijk al doende, maar dezer dagen was er wel veel belachelijks in mijn leven.

Ik keek nog een keertje uit het raam voor het slapengaan: geen enkel licht brandde in de verlaten villa van de Nieks-tweeling. Niet lang daarna ging ook mijn licht uit.

Vannacht zou ik weer bestolen worden.

Deden ze dat van op afstand of kwamen ze langs om mijn voor mezelf ongrijpbare dromen te stelen? ‘Ik had moeten doorvragen’, vervloekte ik mezelf.

Ik lag op mijn rug en trachtte de slaap te vatten, maar de stemmen in mijn hoofd spraken eindeloos en door elkaar over alles wat Somner gezegd had deze avond. Alle antwoorden die nog meer vragen opriepen. Ik wou de stemmen wegduwen en zette m’n koptelefoon op. Ditmaal geen energieke songs om me wakker te houden – ik wist dat het nutteloos was om me te verzetten tegen de slaap, nu ik diens God ontmoet had – maar een playlist van de meest rustige melodieën die er op mijn muziekspeler te vinden waren. Klassieke muziekstukken werden afgewisseld door romantische balads. Ik lag op m’n rug en wachtte tot ik zo moe was dat de stemmen in mijn hoofd eindelijk incoherent begonnen te brabbelen en uiteindelijk zwegen.

M’n ogen vielen eindelijk dicht, de muziek nog steeds zachtjes door m’n hoofd spokend. 

Continue Reading

You'll Also Like

59.6K 2.1K 33
Vrachtpiloot en handelaar Jayden Aktar botst tijdens een bezoek aan een van zijn favoriete ruimtestations tegen de exotische en uitbundige Emma op. A...
78.7K 1.1K 143
Vervolg op Hij Was Het Al Die Tijd! Dus lees die eerstt.
1M 12.9K 52
Raven is een doodnormaal tienermeisje, oké doodnormaal kun je het niet noemen. We zullen zeggen een 18-jarig tienermeisje met een lichte obsessie vo...
Day By Day By Maritsx_

Mystery / Thriller

131K 2.3K 25
Vol angst kijk ik hem aan. Elke stap die hij naar voren neemt, zet ik weer naar achteren. De duivel zichzelf zie je gewoon in zijn ogen. Vol met haat...