Hoofdstuk 11: het komt wel goed

1K 62 36
                                    

Hoofdstuk 11

‘Het gaat niet goed met haar. De doktors durven haar nog niet te onderzoeken, omdat ze bang zijn dat als ze niet uit zichzelf wakker word in deze fase, dat het misschien nog erger kan worden’ hoorde ik iemand zeggen. Hij had waarschijnlijk dezelfde leeftijd als Halt. Wacht, wie was Halt ook al weer? Al mijn gedachtes stroomden door elkaar. Niks klopte meer.

Maar wie ben ik dan? Wat doe ik hier? Wat is er aan de hand? De pijn was het antwoord. Alles kwam weer terug, van mijn kindertijd tot en met de ontvoering.

Ik knipperde met mijn ogen, en zag licht door de opening van de tent vallen. Het was ochtendlicht, en ik wist dat ik lang geslapen had. Dus, het was alweer de volgende dag.

Niets bleef onopgemerkt door Will, want hij draaide zich om alsof hij door een adder gebeten was toen ik mijn ogen opendeed.

Snel liep hij naar me toe, en ging op de stoel zitten die naast te tafel stond, zodat we op dezelfde hoogte zouden zitten.

‘Ik heb niks gezegd’ bracht ik uit. Ik wist dat die zin waarschijnlijk alles was wat ik zou kunnen zeggen, omdat ook mijn keel pijn deed.

‘Ik had niets anders verwacht’ zei hij, en ik zag in zijn ogen dat hij het meende. Ook zag ik dat hij trots was. Dit gaf me een warm gevoel van binnen.

Dit gevoel van warmte, van veiligheid zelfs, werd ruw verstoord toen er 3 mannen kwamen aanlopen. Ik kromp in elkaar, of voor hoever ik dat kon, bang voor meer klappen, maar die kwamen niet.

‘Rustig maar’ zei Will, zijn hand op die van mij leggend.

Ik merkte dat ik mijn ogen stijf dicht had geknepen toen ik in elkaar was gekrompen, en ik deed ze open terwijl ik mezelf kalmeerde.

De mannen bleken de dokters te zijn die me zouden gaan onderzoeken.

Ze zagen meteen dat mijn shirt aan de achterkant nog maar door een paar flarden aan elkaar werd gehouden, en dat het bijna helemaal rood was door het bloed. Door mijn bloed.

Maar, toen ze het scheurden om mijn rug helemaal vrij te hebben kon ik toch geschrokken kreetjes horen.

Ook van Will. Ik zag hem verbijsterd kijken naar mijn rug, die er waarschijnlijk niet eens meer uitzag als een rug. Nee, het was waarschijnlijk te vergelijken met een hoopje gehakt met bloed. Erg veel bloed…

‘We moeten het schoonmaken, en dan verzorgen. Het gaat pijn doen’ zei de dokter die het snelste was bekomen van de schrik.

Ik wist dat dit het geval zou zijn, maar toch wilde ik het niet horen. De eerste traan liep al uit mijn oog, nog voordat ik het doorhad.

Ik wilde geen pijn meer, ik wilde gewoon dat het ophield. Ik keek naar Will, en in zijn ogen kon ik zien dat hij om me gaf. Dat hij niet wilde dat ik nog meer pijn zou lijden. In de krappe 3 maanden die we samen hadden doorgebracht, hadden we elkaar goed leren kennen.

Ja, ik was de leerling en hij de leraar, maar het voelde als een soort vriendschap die niemand van ons kon afnemen.

En juist die bezorgdheid in Will’s ogen zorgden ervoor dat ik mijn verlangen naar de dood opzei zette. Ik draaide mijn hoofd zodat ik naar de tafel keek, en drukte mijn mond om mijn arm om niet te schreeuwen om de pijn die zeker weten zou volgen.

De afgelopen uren waren de dokters druk bezig geweest om de wond schoon te maken en te behandelen. Alleen viel dat nog niet mee. Omdat het net gehakt was, moest er overal zalf in, of wat het ook was. Maar dat deed natuurlijk ongelooflijk veel pijn aan mijn kant.

Van leraar op leerling op leerling (Grijze Jager Fan-fic)(Boek 1)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu