Hoofdstuk 10: de ontsnapping

985 67 8
                                    

Hoofdstuk 10

De volgende ochtend koste het me meer moeite dan ooit om wakker te worden. Alles wat ik wilde was dat ik kon blijven liggen, mijn ogen dicht kon houden, en dat ik nooit meer op zou hoeven staan. De pijn in mijn rug was bijna ondragelijk, en de honger en dorst die ik had leken me van binnen uit te verschroeien.

Alles wat ik wilde was dat het voorbij zou zijn. Het maakte me niet uit dat ik dan dood zou zijn, als het maar voorbij was.

Maar ik wist mezelf wijs te maken dat dit niet was wat ik wilde, en dat ik wilde dat mijn plan zou lukken.

Want, als Bastiaan hier komt, betekend het dat de bijeenkomst in de buurt is. Ik zou hun aandacht gaan trekken, en ik wist al precies hoe.

Ik stond op, en Hornet kwam snel van zijn plek om me tegen te houden.

Met slappe armen duwde ik hem weg. ‘Ik moet Torak spreken’ zei ik. Hornet twijfelde even, maar nam me toen mee naar zijn leider.

Torak was net terug van het plassen tegen een boom, en was verrast toen zijn gijzelaar met zijn bediende aan kwam lopen.

‘Hornet, wat doet zij hier?’ vroeg hij aan Hornet, alsof ik er niet bij was. ‘Zij heeft een naam, en dat is Allison’ zei ik kalm.

Torak keek me aan met verbaasde ogen. Hij was tegenspraak van me gewend, maar niet dit soort tegenspraak.

Hij was vrij snel van de schrik bekomen, en de verbazing was snel niet meer in zijn ogen te zien. In plaats daarvan werden zijn ogen kil en gemeen.

‘Hornet, ga jij maar iets anders doen, ik regel dit wel af’ zei Torak. Ik had dit verwacht. Het was gevaarlijk, maar tegelijkertijd ook minder gevaarlijk. Ik wist dat ik Torak misschien nog lang genoeg van me af zou kunnen houden, maar Torak en Hornet... Ik bedoel, Hornet is misschien dan wel dom, maar hij was duidelijk een vechter, en zou zich doodvechten als Torak dat zou bevelen.

‘Al die tijd al ben je een doorn in mijn oog geweest, Allison. Al die tijd al heb ik gedacht, waarom zou ik haar niet gewoon vermoorden?’ begon Torak, met een kille, koude en enge stem.

Ik kon nog net een huivering tegenhouden, omdat ik wist dat mijn benen me waarschijnlijk niet meer zouden kunnen houden als ik begon te trillen.

‘Omdat je me nodig hebt’ zei ik behulpzaam. ‘Precies. Ik heb je nodig. Ik heb je informatie nodig. Ik heb alles wat je weet nodig. Maar toen begon ik te denken’ ging Torak verder. ‘Wow, denken. Als dat maar goed gaat’ zei ik pissig.

Onverstoorbaar ging de man voor me door met zijn verhaal.

‘Eigenlijk verteld dat kind me helemaal niks! En ze is pas 15, hoeveel zouden mensen haar nou verteld hebben? En toen heb ik besloten dat ik je eigenlijk gewoon kan vermoorden, zonder dat het een probleem voor me op zou leveren’ zei hij.

Onze blikken kruisten elkaar, en vanuit mijn ooghoek zag ik dat hij met zijn hand naar zijn zwaard greep.

Ik zag dit als het geschikte moment om mijn plan in werking te zetten. Ik deed twee vingers in mijn mond, en floot 3 tonen. 2 langen, verbonden door 1 korte toon.

Toen begon ik als een malloot rond te rennen, keihard om hulp schreeuwend.

Torak werd woest, en al snel had hij me in zijn greep. Ik ging door met schreeuwen om hulp, en ik voelde het staal tegen mijn nek. Elke ademhaling bracht het zwaard dichterbij mijn aderen.

‘Dag dag, jagertje…’ zei Torak.

Maar net voordat hij zijn gruwelijke werk af had kunnen maken, werd hij ruw achteruit geschopt. Het was Blaze.

Ik viel op de grond, en keek naar het schouwspel.

Ik wist dat de jagers mijn hulpgeroep niet zouden horen, maar ik wist wel dat Blaze mijn fluitje zou horen. Het hulpgeroep was alleen maar om zijn hoefslagen te verbergen.

En om natuurlijk te verbergen dat het maar 1 paard was, in plaats van het hele korps.

Torak keek angstig naar het paard, en krabbelde op. Hij had de simpele rekensom al gemaakt, en wist dat als er 1 jagers paard was, er minimaal 1 jager volgde. En aangezien hij een jagers leerling had ontvoerd was het geen vrolijke jagers. En je moest een jager echt niet boos maken.

Dus rende hij zo snel hij kon naar het kamp, alles meegrissend wat hij kon vinden. Tristan, Hornet en Klaus kwamen hun tenten uit, en zagen hun leider keihard de benen nemen.

Toen ze Blaze zagen wisten ze waarom, en deden wat hun leider ook had gedaan.

Waar net nog een netjes kamp was geweest, was nu een stoffige bende met spullen overal verspreid.

Blaze liep naar me toe, en raakte mijn wang aan met zijn neus. Ik gaf hem een klopje, maar merkte al meteen dat ik heel zwaar bewoog.

Ik wist ook dat als ik niet snel naar het kamp zou gaan, ik waarschijnlijk zou sterven.

Op handen en voeten kroop ik naar Torak’s tent, en graaide door de opening tot ik mijn mantel, messen en zwaargewicht had gevonden. Ze waren samengeknoopt in een bundel, en ik hield hem met een arm omklemt terwijl ik weer naar Blaze kroop.

Ondersteund door het sterke flank van het beestje kwam ik omhoog, en belande ik uiteindelijk op Blaze zijn rug.

Met een arm hield ik het bundeltje vast, terwijl ik met de ander de manen van mijn rijdier klampachtig probeerde vast te houden.

Blaze ging van stilstand naar volle galop in een paar seconden. Hij had ook wel door dat er iets ernstig mis was met zijn berijder.

Half zou ik willen dat hij wat minder hard zou rennen. Iedere stap zorgde ervoor dat ik zwarte vlekken voor mijn ogen zag. Maar tegelijkertijd wist ik dat ik het niet zou overleven als ik niet snel hulp zou krijgen.

Hoe erg zou het zijn, om op zo’n manier te sterven. Je bent gered, maar haalt het niet. Dat zou erg triest zijn.

Bijna was ik weggedommeld, maar ik kwam snel weer bij positieven. Ik wist dat als ik nu zou gaan slapen, ik A) van het paard zou vallen, en B) waarschijnlijk niet meer wakker zou kunnen worden.

Al snel reden we het bos in, en niet erg veel later reden we een open plek op. Ik kon een paar tentjes onderscheiden, terwijl ik zover ik kon voorovergebogen lag over Blaze zijn rug.

Een paar mensen in het kamp keken op, en herkenden me misschien. Waarschijnlijk niet, dacht ik. Ik had modder over mijn hele gezicht, mijn haar was haast bruin van de vuiligheid en Blaze reed erg hard, dus waarschijnlijk zagen ze alleen een waas.

We reden recht op een witte tent in het midden af, en ik merkte dat Blaze vaart begon te minderen.

Uit de tent kwamen de gezichten van de mannen waarvan ik dacht dat ik ze nooit meer zou zien, en twee onbekende gezichten.

‘Allison!’ riep Will uit, toen Blaze tot stilstand kwam.

Ik hield het niet meer, en gleed van het paard af. Will kon me nog net op tijd opvangen voordat ik de grond zou raken.

Alles deed pijn. Ik wilde niet meer. Ik kon niet meer. Will raakte per ongeluk mijn rug aan, en ik kromp ineen van pijn.

Wat er daarna allemaal gebeurde weet ik niet meer. Alles ging als een waas voorbij. Alles ging ook gepaard met veel zwart in mijn blikveld. Ja, erg veel zwart.

Ik werd de tent ingedragen, en op mijn buik op een of andere tafel gelegd. Daar zouden de doktoren me gaan onderzoeken, bedacht ik me.

Toen pas merkte ik hoe slaperig ik eigenlijk was. Ook al was het ochtend, toch wilde ik slapen. Ik legde mijn hoofd plat neer op de tafel, en ik deed mijn ogen dicht.

Langzaam voelde ik het bewustzijn van me afvallen, en langzaam ging de pijn mee.

Van leraar op leerling op leerling (Grijze Jager Fan-fic)(Boek 1)Where stories live. Discover now