Hoofdstuk 35 - Het gevecht

136 18 37
                                    

Hun rottige stank vulde algauw de ruimte, en de wezens die het dichtbijs stonden kokhalsden tussen hun gesnik door. De open hangende monden krulden zich tot grote, gapende gaten; tot grijnzen.

Ik keek snel naar Duncan. Hij en de koninklijke families waren achter de tronen gedoken en keken vanaf daar bibberend toe - op Duncan na. Rond zijn lippen speelde een duivelse lach. Toen hij naar mij keek en onze blikken kruisten, leek hij te willen zeggen: 'Je bent te laat, Marlyae. Er is niks meer wat je kunt doen. Er is niks meer wat mij kan stoppen.'

Maar ik weigerde dat te geloven. Ik kneep mijn vingers nog steviger rond de dolk in mijn handen en het gevest voelde zwaar in mijn zwetende handpalmen.

'Iedereen, verzamel je aan deze kant van de zaal,' schreeuwde ik van tegenover de Zwarte Ruiters vandaan. De gewone burgers moesten zo gauw mogelijk veilig gesteld worden. 'En Wachten, bescherm hen!'

De elven in de koninklijke pakjes, met de franjes aan de jasjes en de glimmende speren in hun handen, keken naar Cameron, die ons vanachter de troon met open mond aanstaarde. Toen knikte hij.

De Wachten salueerden naar mij en begonnen vervolgens de burgers zo ver mogelijk bij de Zwarte Ruiters vandaan te leiden. Die werden inmiddels ongeduldig; hun paarden schraapten dreigend met hun grote hoeven over het puin en de brokken steen, waardoor het stof zich vermengde met de gitzwarte rook die nog altijd over de grond kroop.

'Sterrenwachten!' schreeuwde ik boven het gesis van schaduwen uit. 'Sluit de Zwarte Ruiters in!'

Met kreten grepen de Sterrenwachten en Sterrenwachten-in-opleiding naar hun zwaarden, dolken, speren, bogen en katapulten. Ik miste mijn twee kleine zwaarden; dit was juist zo'n moment waarin jóuw wapens je van de dood moesten redden. Maar ik had ze niet tot mijn beschikking op dit moment, dus deed ik het maar met de dolk van de Sterrenwacht die bij de trap had gestaan.

Delorah sloeg haar arm naar voren, waar haar gouden zweep uit krulde en in de lucht knalde. Dreigend zette ze een paar stappen naar voren, wild bewegend met haar zweep, richting de Zwarte Ruiters. Ilirea volgde haar op de voet, met een pijl al op de gespannen boog gevoerd.

Andere Sterrenwachten volgden haar voorbeeld, en met zijn allen vormden we een soort ondoordringbare cirkel van mankracht om de Ruiters heen. Die keken geamuseerd toe; een blik waar ik woedend van werd.

De voorste Ruiter keek me met een schuilgehouden hoofd en een kwaadaardige grijns rond zijn bleke, rottende lippen aan. Alle Ruiters zagen er vrijwel hetzelfde uit, maar dit was hém. Dit was de Ruiter die Zela vermoord had. Dat voelde ik.

Mijn bloed begon te koken en ik voelde mijn hoofd rood aanlopen van de woede. Met een kreet wierp ik me naar voren, en dat was het teken.

Elven deden me na en renden op de Ruiters af met geheven zwaarden. Pijlen werden afgevuurd, speren vlogen in het rond.

Maar ze hielden alles tegen. Vanaf hun steigerende paarden sloegen ze de speren weg alsof het een irritante vliegjes waren. Pijlen werden opgevangen tussen hun knokige, dunne vingers. Zwaarden werden afgeweerd door hun eigen grote, monsterlijke zwaarden, waar de schaduwen omheen kronkelden.

Het leek zinloos, maar we gaven niet op.

Ik probeerde dichterbij de Ruiters te komen. Ze stuurden hun paarden rechtdoor in volle galop, waardoor ze recht door onze linie aan Sterrenwachten renden. Die vielen om als een kaartenhuis in de wind, en de Ruiters lachten tevreden; een schel piepend geluid dat pijn deed aan mijn oren.

Ik rende achter hém aan.

Dit was mijn kans om de Zwarte Ruiter die Zela van me af had gepakt te laten boeten, en ik was niet van plan me door iemand tegen te laten houden.

De Oorlog rond de Seizoenspoorten - Voltooid Where stories live. Discover now