De buitenling

Start bij het begin
                                    

Zoals de witharige koopman al voorspeld had, was het marktplein rond zevenen zo goed als uitgestorven. De rokerige gloed van de zonsondergang viel genadeloos door het koepeldak. Jorren liep langs marktkramers die hun koopwaar wegborgen, en langs grote, lege ruimten waar vanmiddag nog kleurrijke kraampjes hadden gestaan. Er was maar weinig geluid te horen, en het nu duidelijk aanwezige gezoem van de koelers en zuurstofgeneratoren leek de afnemende bedrijvigheid te benadrukken. Het fruitkraampje van de oude koopman was daarentegen door chaos omringd. Een stuk of dertig kinderen en jongeren krioelden opgetogen rond de stalling en staarden met verlekkerde blikken naar de wilde vruchten.
"Jorren, ik zit hier!" De hoge stem van Cylas sneed door het geroezemoes. Zijn vriend zwaaide naar hem. Een beetje nerveus liep hij langs het fruit en ging naast Cylas op de warme plavuizen zitten. De andere aanwezige jongeren waren ook op de grond gaan zitten in een slordige kring rond het kraampje.
"Wat leuk dat jullie allemaal gekomen zijn. Sommigen voor de tweede of zelfs de derde keer, om mijn verhaal aan te horen."
"Ik ben hier nu voor de tweede keer, het wordt vet gaaf!", fluisterde Cylas met glanzende ogen.
"Ik zal jullie een verhaal vertellen. Een verhaal over het land waar ik geboren ben, het land dat mijn thuis is."
"Maar meneer, landen bestaan toch niet meer? Iedere stad zorgt voor zichzelf", vroeg een wat ouder meisje met donkerbruin haar. Ze klonk een beetje uitdagend, maar het ontging Jorren niet dat ze nerveus zat te draaien en de lange man niet recht aan durfde te kijken. Zijn lengte en leeftijd, die in deze tijd echt niet meer normaal waren, boezemden haar ontzag in, net als de rest van hen.
"Sinds de mens moet schuilen onder vissenkomachtige koepels, sinds ze zichzelf moeten beschermen tegen het onheil dat ze zelf hebben aangericht, klopt het dat iedere stad voor zichzelf zorgt. Er is nauwelijks meer contact tussen de verschillende steden. Ik heb veel gereisd dus ik kan het weten. Vroeger, zoals jullie ongetwijfeld weten, kon zelfs de meest teruggetrokken mens in contact blijven met de buitenwereld via een uiterst bijzonder fenomeen dat internet genoemd werd, en dat helaas niet al te lang kon bestaan door de toenemende druk en vervuiling in de atmosfeer. Hoe dan ook, waar ik leef, wonen we niet onder een koepel en ja, we noemen die plek nog steeds een land." Hier en daar klonk gesnak naar adem en ongelovig gesnuif. Niemand kon zonder koepel leven, dat wist iedereen.
"Ik weet het, maar geloof me. Waar ik vandaan kom is de lucht redelijk schoon gebleven. Het is een plek die door verschillende overheden beschermd is nadat bleek dat de aarde ten onder zou gaan aan de inhaligheid van de mens. Nadat dieren, zelfs de huis-tuin-keukendieren uit begonnen te sterven in het wild, ze konden niet meer leven in die vervuiling, en alle dieren in gevangenschap werden opgegeten. Dat is een reden waarom mijn volk helemaal geen vlees meer eet, wij houden van onze dieren." Het bleef even stil. Toen, plotseling, floot de koopman indringend. Er bewoog iets in de schaduwen achter hem. Er kwam een enorm dier tevoorschijn, met grote, nieuwsgierige ogen en een glanzende, chocoladebruine vacht. Na zijn hersenen luttele seconden gepijnigd te hebben, wist Jorren wat het was: een paard. De kinderen, en hij zelf ook, hapten naar adem en staarden vol ongeloof naar het gezond ogende, sterke dier.
"Dit is Olympe, mijn trouwe metgezel en rijdier. Ze trekt mij en mijn kar al jaren trouw rond de wereld."
"Maar meneer, hoe kunt u buiten de koepels overleven dan?", opnieuw dat donkerharige kind, maar ze stelde wel de vraag die iedereen had.
"Olympe en ik worden niet zo snel ziek, mijn kind. Onze weerstand beschermt ons voor korte tijd tegen de zwaar vervuilde lucht. Wij leven namelijk in de buitenlucht, eten gezond, bewegen veel en ademen de frisse, natuurlijke zuurstof in die niet afkomstig is van een generator. Dit heeft ons sterker gemaakt en minder vatbaar voor ziekten waar mensen die hun hele leven in deze omgedraaide vissenkom hebben geleefd, wel meteen door worden uitgeschakeld." Het paard, Olympe, brieste als om zijn woorden kracht bij te zetten.
"Kom maar wat dichter bij als jullie willen, dan kunnen jullie haar aaien." Het was Cylas die als eerste opstond en op licht trillende benen naar het paard liep.
"Heel goed jochie. De vorige keer durfde je niet, maar kijk, er is geen reden om bang te zijn. Dieren zijn niet heel anders dan mensen en ze zijn bij lange na niet zo kwaadaardig." Een paar meisjes slaakten geschrokken kreetjes toen Cylas' bleke hand de flank van Olympe raakte. Aarzelend gleed zijn hand omhoog langs de hals van het dier, tot het de neus bereikte. Olympe boog haar hoofd een beetje en blies zacht door haar neus.
"Voel je hoe zacht, warm en levendig ze is? Heel anders dan het koude, zoute vlees dat vandaag de dag door de vleesfabrieken wordt geleverd, waarin je het dierenleed bijna kunt proeven. Vlees dat men vroeger zonder er verder bij stil te staan met grote hoeveelheden naar binnen werkte. Men dacht niet aan het leed dat vooraf was gegaan, aan die miljoenen te vroeg beëindigde levens voor hun genot. Daar kun je je nu vast niets meer bij voorstellen, maar vroeger was dood dier in overvloed te krijgen, iedere dag. Dit is veranderd nu de productie van de vleesfabrieken achteruit holt. Wij buitenlingen geloven dat de natuur de koepelbewoners straft met minder geboorte van gezond vee." Er begonnen meer kinderen op te staan en naar Olympe toe te lopen. Ook Jorren, al ging zijn hart als een razende tekeer achter zijn ribben en had hij het gevoel dat hij een halfgod benaderde. Het paard maakte oogcontact en onwillekeurig kromp hij ineen, overweldigd door de pure onschuld en vriendelijkheid in haar blik. Hij had nog nooit eerder een paard in het echt gezien, alleen als plaatje in een biologieboek. Daar keek het dier emotieloos voor zich uit met doffe ogen. De foto was dan ook gemaakt in een vleesfabriek waar dieren een kort, akelig leven leidden. Maar dit krachtige, levenslustige paard was vrij. Ze werkte dan wel samen met een mens, maar de koopman gaf haar er zo veel liefde en respect voor terug dat dat niet veel uit leek te maken. Hij durfde het wonderlijke dier nog niet aan te raken, dat voelde als heiligschennis.
"Mooi toch, die wonderen der natuur. Wij mensen maken onderdeel uit van die wereld, maar de koepelbewoners hebben zichzelf hiervan afgesneden. Jullie, jonge mensen hebben daar niet voor gekozen en dus wordt jullie iets ontzegd waar jullie recht op hebben. Denk daar maar over na. Als je morgen weer wilt terugkomen om Olympe te aaien en een stukje fruit te proeven, dan ben je natuurlijk van harte welkom.

KunstlichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu