De buitenling

15 0 0
                                    

"Gast, schiet nou op! Straks is ie weg!" Cylas rukte ongeduldig aan de arm van zijn beste vriend Jorren, alsof hij deze uit de kom wilde trekken. Hij leek wel op een opgewonden 9-jarige, dacht Jorren niet voor het eerst. De ogen van Cylas schitterden van een ongetemd enthousiasme.
"Daar gaan we weer. Nou Cy, wat is het deze keer? Een wilde vis? Een tijdreizend ruimteschip? Je moeder heeft je toch gewaarschuwd dat je niet zo maf moet doen in het openbaar, straks wordt je nog naar de buitenwereld gestuurd."
"Ik doe niet maf, en deze keer vergis ik me niet. Mijn ouders en broertjes hebben hem ook gezien."
"Wie?"
"Een man die wild fruit verkoopt, en hij kan hele mooie verhalen vertellen over waar hij vandaan komt."
"Wild fruit bestaat niet joh."
"Jawel, echt! Kom mee, dan zul je het zien."  Jorren trok zijn arm los en volgde zijn opgetogen vriend. Hij begon zich de laatste maanden steeds meer zorgen te maken om Cylas' mentale gesteldheid. Sinds Cylas was begonnen met boeken lezen over het verleden, waarin er nog dieren leefden buiten de muren van vleesfabrieken en er echt fruit aan de bomen groeide, een wereld waarin mensen niet onder koepels hoefden te leven, begon hij overal voortekenen te zien van de terugkeer van dat tijdperk, hoewel iedereen natuurlijk wist dat die tijd waarin mens en natuur nog goed samengingen, nooit meer terug zou komen.

Het marktplein was zoals altijd een waas van kleur, geur en geluid. Jorren knipperde met zijn ogen tegen het felle zonlicht, dat het glazen koepeldak boven hun hoofden oogverblindend deed oplichten. Als de koelers er niet waren geweest, zou het hier meer dan 60 graden Celsius zijn. Hoewel de markt vijf keer per week het bruisende centrum van de stad vormde, kwam Jorren er zelf niet graag of vaak. Dat was meestal ook helemaal niet nodig, want zijn moeder deed de benodigde boodschappen voor het huishouden. Hij wist wel dat Cylas hier vaak kwam, hoewel de markt eigenlijk geen plek was voor kinderen. Vroeger, had hij bij wereldgeschiedenis geleerd, hadden steden meerdere van deze markten, die overdekt waren en het woord 'super' als extra voorvoegsel hadden. Cylas liep doelbewust langs rijen kraampjes, en stopte bij een klein, houten kraampje, dat half verscholen onder de uitwaaierende takken van een kunstboom stond. Er stonden nog een paar jongeren rond het kraampje, die zich met verlekkerde blikken vergaapten aan de sappige vruchten die lagen uitgestald. Jorren kon een kreetje van verbazing niet onderdrukken toen hij de frisse, zoete geuren van het fruit opving en hun gezonde glans opmerkte. Nooit eerder had hij zulke gladde, rode appels gezien, of zulke dikke, sappige perziken. De sinaasappels waren niet verschrompeld, de druiven niet bruinig, maar prachtig lichtgroen.
"Hey jongeman, vind je het mooi?"  Geschrokken keek hij op en nu pas zag hij de koopman die achter de stalling stond. De man, lang, tenger en met een verrassend egale, schone huid, wenkte hem dichterbij.
"Ssst, dit is ons geheimpje, een geheim voor de jeugd."  Zelf zag hij er al wat ouder uit. Het zonlicht speelde met zijn lange, sneeuwwitte haar. Zijn ogen hadden een doordringende, donkerblauwe kleur. Ademloos kwam Jorren dichterbij.
"Hou je van vijgen?", vroeg de koopman zacht.
"Weet ik niet, nooit gehad."  De koopman pakte een grote, donkere vrucht van de stalling en hield hem Jorren voor.
"Hij is heerlijk, sappig en zoet. Je vriend naast je heeft er al een gegeten." Cylas knikte enthousiast. Aarzelend pakte Jorren de vijg aan en nam een voorzichtig hapje. Een heerlijke, zoete smaak explodeerde op zijn tong. Hij moest zich inhouden niet te gaan kreunen.
"Lekker toch?" Hij knikte gretig.
"Als je vanavond na zeven uur terugkomt, en dat geldt ook voor jou", hij knikte vriendelijk naar Cylas.
"Wanneer de meeste kraampjes weg zijn en de andere kooplieden hun kraampje opruimen, zal ik er nog zijn. Dan vertel ik jullie waar deze wonderbaarlijke vruchten vandaan komen en wie weet mogen jullie er dan nog een paar proeven."
De jongens haastten zich naar huis. Cylas kon het niet laten om Jorren keer op keer met zijn gelijk te confronteren:
"Ik zei het toch? Wild fruit. Echt, ik wist niet wat ik meemaakte met die vijg.'  Jorren knikte zwijgend. Hij was overweldigd door de natuurlijke, frisse smaak die hij net geproefd had. Zijn lichaam hunkerde naar meer, leek op te leven van de smaak. Hij had de grote vrucht in minder dan een minuut opgepeuzeld, snakkend naar meer. Die mensen, die uit Cylas' boeken, hadden zo veel geluk gehad met dat zij dat goddelijke spul continu hadden kunnen proeven, en dankzij hen konden de mensen van nu dat niet meer. Zij hadden alles verpest met de zorgeloosheid waarmee ze met de aarde om waren gegaan. Jorren kon niet wachten tot het zeven uur was.

KunstlichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu