Hoofdstuk 1

5 0 0
                                    


Voor zolang als hij zich herinnert kan hij doen wat hij wil, nooit stond iets hem in de weg. Althans, er probeerde wel dingen hem in de weg te staan maar deze waren tot dusver onsuccesvolle pogingen tot het stoppen van zijn daden. Zoals op deze prachtige middag waar de zon fel aan de hemel schijnt en enkele wolkjes zich door de lucht wanen. Samenstellingen van waterdampen onmogelijk los van elkaar te zien door het menselijk oog.

Na de plek die hij thuis noemt verlaten te hebben waant hij door de straten, niet kijkend naar de mensen die de straten bazuinen. Gezichten ziet hij niet, nooit neemt hij de moeite naar deze te kijken en nooit heeft hij het nodig om van zijn rechte pad af te wijken. Mensen lopen hem nooit voor de voeten. Met de bestemming die in zijn hoofd staat geschreven niet meer als 100 meter van hem verwijdert gaat hij rustig van zijn pad af om dicht langs de muren te lopen. Camera's had hij van tevoren al gecontroleerd. De capuchon van de hoodie die hij aanheeft trekt hij omhoog, over zijn hoofd heen, zover als hij kan. Zoveel mogelijk bedekkend. Ogen onzichtbaar achter de schaduwen. Verscholen in de duisternis.

Sommigen zien hem lopen, langs de muren van de gebouwen die het plein omringen. Een lange slanke man die met een capuchon over zijn hoofd rondloop. Zal deze meneer het koud hebben? Waarschijnlijk niet in deze prachtige lentezon. Zijn ogen zijn bedekt maar zijn ligt roze lippen zijn zichtbaar onder de capuchon vandaan.

'Mama, kijk ik wil ook zo'n trui.' Zegt een kind tegen zijn moeder wijzend naar de witte hoodie die de man draagt. De mevrouw ziet de man die op hen af komt lopen, ze was met haar kind in het streepje schaduw wat door de gebouwen wordt verzorgd gaan lopen als bescherming tegen de zon. De vreemde geeft een onbekende aura af. Met vastberaden passen loopt het figuur op haar en haar zoontje af. Wachtend op enig signaal dat de man uit gaat wijken blijft ze zijn kant op kijken. Geïntimideerd bij het figuur zet ze dan haar kind een pas opzij en kijkt achter zich, waar zal deze vreemde zo vastberaden naar onderweg zijn? Haar blik verplaatst zich terug naar de man die hun nu bijna passeert. Haar slechte gewoonte neemt het van haar over en uit nieuwsgierigheid bukt ze een klein beetje naar beneden. Het handje van haar zoon nog steeds in haar hand. Ze is benieuwd naar de ogen van de man. Ogen spreken boekdelen. Hoofdstukken en verhalen te zien achter het schijn wat over een blik valt, maar ze wordt teleurgesteld gelaten door een zwarte leegte die daar aanwezig is. Geen mogelijkheid om zijn ogen te zien in de schaduw van de capuchon.

Ze loopt verder door de menigte heen, verder verwijdert van zijn bestemming. Niet wetend wat ze net heeft ontweken. Wat ze net haar zoon heeft bespaard.

Hij heeft bijna het gebouw bereikt. Niet het grootste werk wat hij ooit zal doen maar het is zeker een goede baan. Langzaam glijd zijn tong over zijn droge lippen, het irriterende gevoel van natte lippen doet hem ze vervolgens weer afvegen. Het instinct om droge lippen, die ruw over elkaar heen glijden, zachter te maken zit vast in zijn hoofd. Een ongewenst trekje die hij telkens weer uitvoert. Zijn benen maken grotere bewegingen, liften zijn voeten hoger op om de trede van het gebouw op te komen. Geen groot gebouw, geen belangrijk gebouw. Drie trede te tellen voordat hij aan de slag kan. Drie... stapt hij op de eerste trede, twee volgt de andere voet terwijl een hand in de zak van de witte hoodie glijdt, een trede nog te gaan. De jongeman maakt zijn laatste pas af en loopt vastberaden het gebouw binnen, zijn hand sluitend om het koude metaal in zijn jaszak. Hij stampt de deur door. Een rinkeltje klinkt boven zijn hoofd terwijl hij de deur achter zich dichtgooit, de handige beveiliging op de deur doend. Al vaak is hij hier geweest. Alles is zorgvuldig uitgeplant. Voor hem ziet hij enkel de marmeren witte tegelvloer van de winkel die in het felle licht van de vitrinekasten bijna goud lijkt. Geen schoenen wat aan zal duiden dat de eigenaar of manager momenteel in een ander gebied stond. Het maakte hem niet uit waar ze waren. Hij wist iedere hoek van de winkel al te vinden. Met zijn gezicht nog omlaag gericht begon hij langzaam zijn hand uit zijn zak te halen net wanneer het geluid van zolen die zachtjes over de vloer schuifelen hem tegemoetkomt.

'Goedemiddag meneer, kan ik u ergens mee helpen?' klinkt een raspen stem. Een aarzelende toon aanwezig in het geluid. Wie er staat of wat, het maakt de jongeman niets uit. Als hij zou willen kan hij opkijken. Onder de capuchon door om de persoon voor hem te zien staan, zijn gelaatstrekken waar te nemen. Maar niets van dit maakt hem uit. Dat is niet waarvoor hij hier is.

'Geld, Juwelen, Nu.' Is het enige wat van zijn emotieloze stem te horen is.

'Pardon?'

'Geld, Juwelen, Nu.' Herhaalt het figuur zonder ook maar op te kijken.

'Wa... waarom... bedoelt u dat u ergens naar opzoek bent? Ik kan u een aantal prachtige exemplaren laten zien.' Klinkt de stem nu verdwaasd.

Een hand begint te tintelen, een vuist sluitend om het metaal grijpend en knijpend. Zo hard als nodig is om zichzelf in te houden. Doden is niet zijn doel maar als het nodig is en hij er een excuus voor krijgt is het mooi meegepakt.

'Geld. Juwelen. Nu. Ik herhaal het niet nog een keer.'

'Meneer ik denk dat het wijs is als u mijn winkel verlaat.' Een sterkte is te horen achter de raspen stem. Krakend vormen zich de woorden tot een geheel. Een geheel wat ook tot de jongeman doordringt die nu zijn hand uit zijn zak haalt.

'Wil je dat nog eens proberen?' Klinkt onder de capuchon vandaan.

Het hart begint nu sneller te kloppen. De winkel was al jaren in het bezit van de oude man. Bijna 80 jaar. Bijna 80 jaren het deel waar zijn leven om draaide. De trots die zijn vader hem 30 jaar geleden achter gelaten had en nooit was hem dit gebeurt. De metalen loop van het geweer was nu op hem gericht. Het was alsof hij in een nietszeggende duisternis keek. Een verhaal zonder eind. Diepgaand en donker. Maar dit was uiteraard iets heel anders. Want in dat kleine ronde gaatje hield zich de duivel schuil. Zo klein en zoveel schade dat het kan aanrichten. Wat nu? Is de enige mogelijke gedachte voor Philip. Waarom? Dacht hij met een klein stemmetje.

Met het versnellen van zijn hartslag schoten er ook duizenden gedachte en ideeën door zijn hoofd. De adrenaline die bij ieder mens in zou kicken was bij de oude man echter amper aanwezig. Hij had niet meer, niemand. Zijn vrouw had hem 2 jaar geleden verlaten. Uit het oog verdwenen en zijn zoon was kort daarvoor overleden. Hij hoopte ooit dat zijn kleinzoon, zijn nalatenschap, alles kon erven. Die jongen. Zoveel verloren op zo'n jonge leeftijd. 16 zal hij nu zijn. Getallen worden steeds moeilijker te onthouden maar rond die leeftijd zal het zeker zitten.

Onder de capuchon vandaan wordt met alle rust de bewegingen van de man waargenomen. De man die voor hem met zijn handen door de lucht fladdert. De ogen van de man wazig en afwezig, voordat hij in elkaar zakt. Naast de zware ademhaling van de man komt er geen geluid uit zijn mond. Hij lijkt te zwak om op te staan, of op zijn hurken op de grond te blijven balanceren want het zielige hoopje ellende begon weer te dalen in niveau.

Het enige wat de man onder de hoodie kan doen is toekijken hoe de man langzaam wegzweeft naar een land hier ver vandaan.

Zonder enige tijd nog te willen verspillen haast hij zich om naast de man op zijn hurken te gaan zitten. Hem diep in de ogen aan te kijken en te vragen 'Wat is de code van de kluis?'

Boos deze niet meer te hebben ontvangen trapt hij tegen het nu levenloze lichaam van de man aan. Ach dan de ouderwetse manier maar.

Sleight of HandTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang