☼ Hoofdstuk 19☽

147 21 27
                                    

Een week. Eén hele week. Zo lang hadden Jaero en ik elkaar al niet gesproken. Volgens mij was de laatste keer dat we zo lang niet hadden gesproken, toen we nog kinderen waren en Jaero de waterpokken had. Van Jaero's moeder had hij niet naar school mogen komen en ik mocht zelfs niet op ziekenbezoek komen. Ze wilde niet dat ik ook ziek werd.

Mijn pauzes had ik gespendeerd bij de toiletten. Ook al waren Ansel, Froy en Levi ook mijn vrienden, ik kon en wilde Jaero gewoon niet onder ogen komen.

Net zoals alle andere dagen was ik onderweg naar de toiletten, om daar mijn lunch op te eten. Niet de meest hygiënische plek, daar was ik me zeker van bewust. Met mijn heup duwde ik de deur open en liep de meidenwc's in.

Tot mijn grote verbazing stonden Froy en Levi daar. 'Dus hier eet jij sinds vorige week je lunch,' zei Levi. Hij trok zijn neus op. 'Had je niet een ietwat leukere plek kunnen vinden?'

'Wat komen jullie hier doen?' zuchtte ik. Froy pakte mijn dienblad van me af en zette het neer op een wasbak.

'We gaan je overhalen om vanavond op mijn feestje te komen,' grijnsde Levi. Het laatste waar ik zin in had op dit moment, was een feestje. Blijkbaar was het van mijn gezicht af te lezen, want Levi keek me streng aan. 'Je moet weer wat leuks doen, Kay.'

'Ik beloof je dat het heel gezellig wordt,' voegde Froy daaraan toe.

'Jullie doen net alsof er iemand is doodgegaan en ik in een ernstig rouwproces zit,' zei ik.

'Eigenlijk is er ook iets doodgegaan,' zei Levi. 'Jouw vriendschap met Jaero.' Froy gaf hem een zet en lachend probeerde Levi zijn evenwicht te bewaren. 'Sorry, je weet dat dat een grapje was, toch?'

'Een hele botte grap,' kuchte Froy quasi onopvallend.

Ik haalde mijn schouders op. 'Misschien is het geen grap.' Voordat iemand de kans had om daarop te reageren, pakte ik mijn dienblad weer op en zette een stap in de richting van de deur. 'Ik ga een hygiënischere plek vinden om te eten. En prima, ik kom vanavond op je feest.'

•-•-•-•

De luide muziek was aan het einde van de straat al te horen. Medelijden voor de buren borrelde in me op. Aangezien Levi maar twee straten verderop woonde, had ik besloten om te gaan lopen. Ik had tenslotte geen idee hoeveel ik zou gaan drinken. Als ik had gedronken, was het niet veilig om te gaan fietsen. Niet voor mij, noch voor alle mensen die ik tegenkwam.

In het huis, hing ik mijn jas op aan de kapstok. Veel mensen hadden niet eens de moeite genomen om hun jassen en tassen netjes op te hangen; er lag een enorme hoop op de grond.

Rode bekertjes en flesjes bier lagen verspreid door de hele gang. Ik trok mijn omhoog kruipende jurkje weer wat verder over mijn bovenbenen. Sinds het al een hele tijd geleden is dat ik naar een feestje was geweest, dacht ik dat het maar weer eens tijd werd om mijn geliefde truien van me af te schudden en een jurk te pakken uit het deel van mijn kast waar ik me nooit begaf: het deel met de kleding die mijn moeder voor me had gekocht in de stille hoop dat ik het ooit zou gaan dragen. Nou mam, hier was dat moment dan.

Voor het eerst leek het alsof mijn moeder trots op me was, toen ik de trap af liep in dit bordeauxrode jurkje. Mijn vader had me met een grijns aangekeken en me nog eens op het hart gedrukt dat jongens eikels zijn en ik ze beter kon vermijden.

Ik liep de grote woonkamer binnen, waar het al een drukte van jewelste was. Iedereen danste – alhoewel, van sommigen zou ik het geen dansen willen noemen – en lachte. Een hand werd op mijn onderrug geplaatst.

'Hé, Kay. Leuk dat je er bent,' schreeuwde Levi in mijn oor. Glimlachend begroette ik hem en boog naar zijn oor toe.

'Maar natuurlijk. Wie zou dit nou willen missen?' vroeg ik, terwijl ik met mijn hand naar de dansende menigte wees.

De zon en de maan kunnen niet botsenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu