Hoofdstuk 2

561 19 0
                                    

Trek's hoeven roffelde over het zand, terwijl Will vaart maakte, onderweg naar Caraway. Het was ongeveer 1,5 dag rijden vanaf zijn huisje vlakbij kasteel Redmont, waar hij al een tijdje samen met Alyss woont. Zelfs als hij zo reed, stonden al zijn zintuigen op scherp, klaar om iets wat niet klopte op te merken. Een aantal uren verstreken, en Will vond dat het tijd was voor een pauze, hij zat inmiddels al ruim 6 uur in het zadel, en al wilde hij haast maken om zo snel mogelijk terug te kunnen naar Alyss, zichzelf en Trek uitputten (ookal zou Trek dit tempo dagen kunnen volhouden als het nodig was) had geen nut. Hij steeg af en klopte Trek op zijn nek. 'Goed gedaan jongen, een half uurtje pauze kan geen kwaad'. Trek keek hem aan. 'Is het dan nu ook tijd voor mijn appel?'  leek hij te zeggen. Will glimlachte naar het trouwe beestje, haalde een appel uit één van de zadeltassen en hield deze voor de neus van Trek, die meteen toehapte en genietend op de appel kauwde. Ondertussen pakte Will wat platbrood en een stuk gedroogd vlees, waar hij een paar minuten later smakeloos op zat te kauwen. Hij snakte naar een kop koffie, maar hij wist dat ook in dit gebied veel roversbendes waren, en hij wilde het risico niet nemen om gezien te worden door rook van het vuur, dat hij voor een mok koffie toch echt zou moeten maken. 'Met hen reken ik later wel af' mompelde Will in zichzelf. Trek keek even op van het grazen, keek hem niet begrijpend aan en richtte zich daarna weer op het hoge gras. Will zuchtte. Hij miste Alyss, en Sabel, die hij bij haar had moeten achterlaten omdat het beestje zich niet zo lekker voelde. Hij stond op en zei 'kom Trek, we gaan verder'.

Het werd schemerig, en Will vond dat het tijd was om zijn kamp op te zetten. Hij reed door tot hij een beschut plekje vond, tussen 2 bomen en wat struikgewas. Hij zadelde Trek niet af, maar deed wel zijn buikriem wat losser. 'Sorry Trek, maar je weet maar nooit wat er kan gebeuren 's nachts'. Trek hinnikte kort, 'jij doet je jagersmantel toch ook af, alsof dat zo slim is!'. 'Dat is anders Trek, die kan ik zo pakken. Als we snel wegmoeten heb ik geen tijd om jou eerst op te zadelen, en het zadel achter laten vind ik ook niet zo'n goed plan'. Trek brieste, en Will wist dat hij het er niet mee eens was.

Will slaapt altijd licht, nog steeds al zijn zintuigen op scherp. Hij wist dat Trek hem zou waarschuwen als er gevaar dreigde, en toch sliep hij erg onrustig. De nacht was lang, en opeens hield Will het niet meer uit, wat hij zelf ook raar vond, aangezien hij heel geduldig is. Hij kroop zijn tent uit, en keek naar de lucht. Vijf uur in de ochtend, schatte hij. Hij zuchtte. 'Dit heeft ook geen zin, hoe eerder ik in Caraway ben hoe eerder ik terug naar huis kan'. Hij besloot dat een vuurtje nu wel zou kunnen. Als er hier in de buurt al een roversbende was, zouden die niet om vijf uur in de ochtend rondlopen. Tien minuutjes later zat hij met een dampende mok koffie en een stuk platbrood naast zijn tent. 'Die jagersrantsoenen komen me onderhand de keel uit'. Toen hij klaar was liep hij naar Trek om de opvouwbare emmer die hij altijd bij zich had te pakken. Daarna liep hij naar naar een klein beekje vlakbij, om zijn mok en zijn bord af te spoelen, en water voor Trek te halen. Hij hield de emmer voor Trek zijn neus, die gulzig begon te slurpen. 'Rustig aan, dadelijk krijg je nog buikpijn'. Trek leek zich er niks van aan te trekken en slurpte rustig door. Toen hij eindelijk klaar was pakte Will een zakje haver en deed er wat van in de emmer, die hij voor Trek neer zette. Terwijl Trek at, ruimde Will zijn tent op en zorgde hij er voor dat het vuur goed gedoofd was. 

De grijze jager - boek 11,5 - De tussenperiodeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu