=-13-=

65 8 0
                                    

2 weken later.

Ik plof neer op de bank. Ik heb helemaal geen motivatie om nog iets te doen. Terwijl het toch zal moeten eten... 

Ik moest voor mezelf blijven zorgen. Ik loop naar de keuken. Morgen zal ik toch echt boodschappen moeten doen. Wat ik echt verschrikkelijk vind. Mensen die je aankijken. De blik in hun ogen die je verhalen vertellen.  Aan de ene kant wel interessant en mooi. Maar aan de andere kant eng. Al die gedachtes die niet altijd positief zijn...

Ik maak een paar simpele pannenkoeken met kaas. Ik voel me gespannen. Ik voel een bepaalde energie. Een negatieve. 

Dan hoor ik een telefoon over gaan. Raar is dat, het is namelijk nog geen 1 keer voorgekomen dat de telefoon ging na de dood van mijn oma en opa. 

Ik loop er naartoe. Een beetje onzeker pak ik de telefoon op.

"Hallo, met Dream."

"Hallo, met Kate."

Ik hoor een onzekere stem. Eentje die je in 1 keer helemaal kapot kan maken. Eentje die een arm eromheen nodig hebt. Ik heb geen idee wat er aan de hand was. 

"Eehh haai."

"De reden dat ik je bel is... Je hebt mijn leven gered..."

Van schrik haal ik snel adem. 

"Eeehhh echt?"

"Jij bent het meisje dat mij in de sloot had gevonden."

"Oww... Dat kan kloppen... Gaat alles goed?"

"Het gaat goed. Ik heb een paar dagen in coma gelegen. Maar het gaat super! Toen hoorde ik wat er was gebeurd. Ik moest je vinden. Je bent mijn held!"

Haar stem wordt vrolijk. En aan de andere kant kwetsbaar. 

"Haha, geen dank!"

"Jawel! Een politieagent genaamd John heeft me voor je opgespoord. En ik wil je bedanken. Heb je zin om een keer met z'n 2en iets te gaan drinken."

Ik word meteen bang. Ik word bang van de gedachte dat iemand me zal zien. Dat iemand mij zou zien. Als held. Als een normaal persoon. Iemand die niet denkt dat ik gek ben. Iemand waarbij ik een nieuwe start maak. 

"Eehhh vind je dat leuk?" hoor ik aan de andere kant. 

"Ja leuk."

"Heb je morgen tijd?"

De morgen breekt aan. De middag valt. De zon vertelt de tijd. Ik fiets naar het cafeetje waar ik en Alec ook naartoe waren gegaan. Daar hebben Kate en ik nu afgesproken. Ik wist niets anders. En de sfeer is te fijn hier. 

Ik loop naar binnen en een geur van appeltaart overvalt me. Het ruikt heerlijk. Ik loop rustig naar de hoek. Ondertussen check ik of ik al iemand zie. Ze is er nog niet. 

Het is trouwens wel heel snel als je in coma hebt gelegen om nu al weer naar buiten te mogen. Maar ik ben natuurlijk geen dokter. 

Ik verdwaal een beetje in mijn gedachtes. Dan wordt ik meteen weer wakker als ik de deur hoor dichtvallen en er een meisje in het cafeetje staat. Ze kijkt om zich heen. 

Ze draagt een donker groene jas met een donkere broek of is het een panty? Ook al dat ze zich donker heeft gekleed voel ik veel warmte van haar afkomen. Ze heeft donkere haren, kastanje kleurige haren en heeft heldere blauwe ogen. 

Wat hou ik van bruine heldere ogen... Ook van blauwe ogen. En van groene. Oké ik heb misschien een bewondering voor ogen. Maar dat maakt niet uit. 

Als ze me zien vormt er een glimlach op haar gezicht. 

Haar gezicht is wit. Erg wil. Met sproetjes die het contrast mooi  behouden. 

Ze loopt op me af. En ploft voor me neer op de bank met prachtige bloemetjes erop. 

"Hey." zegt ze. 

"Heyy" zeg ik terug. 

 "Nu kan ik het even recht in je gezicht zeggen. Super bedankt dat je me hebt gered... Ik weet niet wat er anders was gebeurd..."

"Geen dank, het is trouwens je telefoon die je had gered. Je ringtone ging af."

"Ow echt? Das pas mazzel hebben zeg..."

Ik weet niet. Kate geeft me een echt goed gevoel. Alsof ik eindelijk een 'vriendin' heb gevonden. Alec was mijn eerste vriend een paar weken geleden. En nu ook al een vriendin...

Zo praten we nog een uur verder. Zonder stilte. Alsof we elkaar al eens hadden ontmoet. Zo soepel ging het....





Wonderful (HERSCHRIJVEND)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu