85. Slytherin's Blood.

Start from the beginning
                                    

'Dat is heel simpel.' Zei ik, waarna ik mijn ogen sloot. 'Zie?'

Hij zuchtte. 'Ik ga naar binnen.'

Hij had op willen staan, maar voordat hij zijn vingers ook maar van het gras had kunnen halen, ging ik rechtop zitten en pakte ik zijn hand vast. Ik lachte alsof het onderwerp waarover we praatten niets was. 'Kom op. Doe niet zo.'

'Jij bent degene die mijn vraag hier vermijdt.' Snauwde hij.

Ik keek hem een moment lang vlak aan, maar hij leek serieus, en kwaad. Ik hield niet van ruzie met hem; hij verdiende de waarheid, en ik wilde de waarheid hem ook wel zeggen, maar iets in mij had daar moeite mee. De duisternis, wilde niet dat ik over mijn zwakte zou praten.

Ik haalde mijn hand door mijn haar. 'Ik...' ik liet mijn ogen verloren over het gras glijden en slikte, 'ik... weet dat het fout is, maar het nemen van iemands leven, doet mij inderdaad niets.' Hij had iets willen zeggen, maar ik was hem vlug voor. 'Ik weet dat het me wel iets zou moeten doen. Ik weet dat ik fout zit, dat ik slecht ben.' Ik schudde mijn hoofd. 'Maar hoe hard ik ook probeer... ik voel niets. Anderlings moord heeft alle andere moorden makkelijk gemaakt. Haar moord is de enige die mij pijn deed.'

Zijn ogen fonkelden vol onbegrip: precies zoals ik verwacht had.

Ik was gewoon voor de zoveelste keer in mijn leven het monster.

Ik wendde mijn ogen van hem af en klemde mijn kaken op elkaar. 'Je begrijpt het toch niet.' Zei ik verbitterd. 'Je hebt geen idee hoe het voelt.'

Ik had zijn ogen naar de armband om mijn pols zien schieten. 'Vertel het me dan.' Zei hij. 'Vertel me dan hoe het voelt.'

Maar het enige wat ik kon denken terwijl ik naar woorden zocht, was: waarom? Waarom deed hij deze moeite? Waarom hield hij van een moordenaar? Waarom wilde hij me begrijpen?

Waarom was ik geen monster in zijn ogen?

'Nee, je denkt dan vast dat ik mijn verstand aan het verliezen ben.' Zei ik hoofdschuddend.

'Nee - ik denk dat je je verstand al een hele tijd geleden verloren hebt.' Zei hij, en eerst had hij het als grapje bedoeld, maar naarmate zijn korte lach voortduurde, leek hij in te zien dat zijn grap een bittere waarheid was. Hij zuchtte. 'Vertel het gewoon. Ik zal niet oordelen. Je weet dat je mij kan vertrouwen, toch?'

'Ja, maar...' mijn stem vervaagde in het geluid van de ritselende bladeren, het gekwetter van de vogels en de ruizende wind.

'Doe het dan.' Zei hij. 'Vertrouw me.'

Ik had mezelf beloofd om hem te vertrouwen - om hem toe te laten in mijn opgekropte woede, verdriet en ellende, maar nu ik zo in zijn gezicht keek, leek dat onmogelijk. Woorden leken niet genoeg; ik leek niet genoeg. Ik voelde me machteloos tegenover hem. Ik was namelijk slecht, ik liet mezelf als een lafaard mee leiden in mijn woede.

Hij niet. Hij vocht er tegen.

Ik zocht een beetje hopeloos naar woorden. Ik schaapte mijn keel en sloeg mijn ogen neer. 'Soms lijkt het alsof mijn woede mij wil... overnemen. Het slechte deel in mij wil mij in zijn macht krijgen, en elke dag weer probeer ik die slechtheid tegen te houden.' Ik keek naar hem op. Mijn blik werd kil. 'Maar ik wil het niet meer. Ik wil het stoppen. Ik wil mezelf stoppen nu het nog kan.'

Het was niet alsof ik het allemaal had willen zeggen. Mijn onderbewustzijn had mij dat laten zeggen, omdat het te veel was geweest, omdat ik mijn zwakte met iemand had moeten delen. Nu realiseerde ik me echter wat ik gezegd had, en ik voelde me niet opgelucht, noch beter.

Ik voelde me opgejaagd.

Mijn gevoel wilde dat ik zou vluchten.

Vluchten van mijn zwaktes.

The Last SlytherinWhere stories live. Discover now