Proloog

9.8K 404 49
                                    

November 1650, Lamothe

De familie Landrui was één van de meeste vooraanstaande families in Lamothe. Ze bezaten een groot deel van de uitgestrekte heuvels rond het vergeten en afgelegen dorpje, waar hoge wijngaarden stonden. In de zomer gingen hun kinderen, Louise, Arya en Alexandre, de wijngaarden in en plukten stiekem de onrijpe, zure druiven van de bomen. Ze waren de enige kinderen in het dorp die onderwezen werden. Ze konden schrijven, lezen en rekenen, want zij moesten niet helpen op het land. Dat deden de andere kinderen van het dorp voor hen. Daarom werd het drietal genegeerd en verstoten door de andere kinderen. Maar het deerde hen niet. Ze hadden elkaar. De familie woonde in een groot landhuis, met een grote, houten poort, een moestuin die mevrouw Landrui met liefde bijhield. De kinderen hadden elk hun eigen slaapkamer, en het huis was charmant ingericht. Louise en Alex waren een tweeling van acht jaar oud, en Arya was drie jaar jonger. Arya had geen leeftijdsgenootjes in het dorp om mee te spelen, dus voelde ze zich meestal eenzaam en verlaten. Louise en Alex begrepen haar niet altijd. Maar mevrouw Landrui was weer zwanger, en Arya verheugde zich op de komst van de baby. Het zou niet lang meer duren.

Op een avond zat het gezin aan tafel. Ze aten aardappelen en rode kool uit de moestuin, met een stuk kip. Het stormde vreselijk buiten, de raamkozijnen trilden ervan. Arya schoof haar rode kool stiekem op Alex’ bord. Hij keek haar dankbaar aan en viel de rode kool aan. Maar hij liet zijn lepel haast vallen toen er hard op de deur werd gebonkt. “Het zal wel weer een verdwaalde reiziger zijn! Dat hij maar ergens anders heen gaat!” zei meneer Landrui geïrriteerd. “Rustig, Fabrice,” zei mevrouw Landrui afkeurend. “Het is niet goed je zo op te winden. Laat mij maar.” Ze gaf hem een speelse tik op zijn hoofd. Zesentwintig was ze, maar nog steeds even dartel als een jong veulen. Ze veegde haar handen af aan de witte schort die voor haar lichtblauwe zomerjurk hing en liep naar de deur. Maar toen ze die opende, stond er niemand. “Fabrice!” riep ze. “Kom snel kijken!” Meneer Landrui volgde haar naar de deur. De geïrriteerde grimas op zijn gezicht verdween spontaan. Mevrouw Landrui nam het bundeltje dat voor deur lag op. “Een kindje,” riep Arya, die van tafel opsprong en naar haar moeder liep. Maar toen ze dichterbij kwam, deinsde ze achteruit. “Het stinkt!” “Dan zullen we het moeten wassen. Louise, haal jij even een emmer met water uit de put? Alex, ga snel een doek en een bassein halen.” Alex sprong ook van tafel en keek naar het kind. Het kind sperde haar ogen wijd op en huilde. De hele familie schrok. Het kind had blauwste ogen die ze ooit hadden gezien. Blauwer dan de lucht. Meneer Landrui keek naar het kind en vroeg zich af wat zijn vrouw zou besluiten. Maar toen hij de vertederde blik in haar ogen zag, wist hij het: het kind met de blauwe ogen mocht blijven. “Celeste,” zei ze plots, “het zal Céleste heten. Want ze is hemels.”

Enkele dagen later werd het jongetje van mevrouw Landrui werd geboren. Het was even gezond als de anderen en werd Emile gedoopt. Emile en Céleste werden samen gezoogd, en aan de mensen in het dorp werd verteld dat het een tweeling was. Niemand, buiten de familie Landrui, wist dat Céleste een vondeling was. De jaren erop liepen goed. De oogsten waren vrijwel altijd goed, en van het tumult van het Franse Rijk had niemand last. Ze woonden immers erg afgelegen. Er was bijna nooit hongersnood in het dorp, en als er al was, had de familie Landrui daar weinig last van. Céleste groeide gelukkig op met haar broertjes en zusjes, gelukkiger dan een vondelingetje ooit had kunnen zijn. 

                                                           ***

Zo, het eerste hoofdstuk is binnen.

Lovies x

HeksendochterWhere stories live. Discover now