0.9.

160 21 14
                                    

0.9.

~ Ariana Sylver - Huize Parris, achtste dag ~

Teambuilding.
We moeten al vroeg opstaan, wat niet bepaald leuk is. Ik werd opgedragen om mijn wekker te zetten en Paula keek toe hoe ik haar commando uitvoerde. Ook bij Cain droeg de vrouw haar bevel op.
Zo komt het dat ik bibberend van de kou buiten op het appèl sta. Ik heb een rugzak met eten en drinken en wat extra kleren. Genoeg om de dag mee door te komen.
Paula kirt vrolijk: 'Raad eens waar we naartoe gaan?'
Ik haal mijn schouders op. Wat kan mij het schelen.
De gouvernante lijkt het niet te storen. 'We gaan naar Zuid-Afrika! De sportcentrums daar zijn hemels, eveneens met de kuuroorden! Dat moet je gewoon eens gedaan hebben in je leven!'
Oh, daar.
*
Het sportcentrum - dat de naam 'Black Beauty' draagt - is gigantisch. Glanzend en gigantisch.
Het ziet er uit als een sportstadion, met glazen muren en in een bolle vorm gebouwd. Er vliegt een groot scherm boven de ingang met de text:

Welkom in Black Beauty, dé plek voor jou!

En hoe weet jij dat zo zeker?
Paula wenkt me naar de kluisjes, waar onze spullen worden ingestoken. Het slot? Een oogscanner-dinges. Het scant je oog, zoals het woord al verklapt. Nou, het woord dat ik er van gemaakt heb. Het heeft vast wel een officiële naam, maar die ken ik niet. Ik ben blond voor een reden.
'Kom, ik heb de perfecte sport voor jullie!' Ik volg Paula, met Cain en Elisabeth op de hielen. Jep, die slet is ook meegekomen. Ik negeer haar zo goed mogelijk.
We gaan naar een open plek, ergens in het midden van het reusachtige glazen gebouw - ik kan niet zo goed bepalen wat het midden is van dit kunstwerk, maar dit komt vast in de buurt.
Het is een grasplein, met allerlei instrumenten op.
Neen, geen muziekinstrumenten, die bestaan niet meer! Je hebt een tablet, je drukt op een toets en je maakt muziek. Duh.
Er liggen houten platen - dat die nog bestaan! - met koortjes aan, om je voeten in te steken. Ook liggen er enkele ballen, touwen en een klimrek.
Wijzelf lopen naar een tafeltje dat me nog niet eerder opgevallen was en pakken elk een kaart.
Op de mijne staat nummer 1.
Paula legt uit: 'Dus, zoals jullie al doorhebben, staat er een nummer op jullie kaart. Kijk er eens naar.' Ze wacht twee seconden. 'Gedaan? Oké, goed, laten we beginnen. Team 1 daar, team 2 bij mij.'
Cliché: Ik zit bij Cain.
Met grimassen kijken we elkaar aan. Paula gaat verder: 'Dit zullen de teams zijn voor de rest van de dag. Als je wilt winnen, kun je maar beter vriendelijk zijn tegen elkaar.' Geen probleem. Want sarcasme is mijn beste vriend.
*
Cain en ik werken elkaar voortdurend tegen. Grommend zijn we aan elkaar vastgebonden en moeten we aan de overkant raken.
'Naar links, Zilveroog!', snauwt hij me af.
'Nee, rechts, sukkel! We zijn net naar links geweest!' Hij gromt en trekt gewoon aan het touw met zijn enkel zodat ik voorruit val. 'Ik haat jou!'
'Dat weet ik al, Zilveren mutant, kom met iets nieuws.'
Ik snuif. 'Dan weet je vast wel dat ik je ga vermoorden.' Hij is niet onder de indruk.
'Inderdaad, en nu naar rechts!'
'Nee!' We kibbelen zo hard dat we blijven stilstaan. Iedereen is het beu, ook onze twee andere kompanen. Paula roept van aan de andere kant naar ons: 'Godverdomme, stelletje kinderen, loop gewoon vooruit!'
Ja, dat is zowat het doel van dit hele gedoe! Waarom zit ik ook bij hem?! In de verte zie ik Elisabeth grijnzen. Slet. Ik heb haar in de voorbije dagen al zo vaak "slet" genoemd, sowieso is het haar tweede naam op d'r identiteitskaart geworden.
'Ze werkt niet mee!' Oh, Cain weet wat overdreven klagen is. Ik rol met mijn ogen en zet mijn handen op mijn heupen, maar hij trekt ons verder en mijn kwade actie faalt wat.
'Oh, dus nu is het mijn schuld, heh?!', krijg ik er toch geslaagd uit. Ik houd mijn pas in - zodat hij struikelt, haha - en zet mijn handen op mijn heupen. 'Denk vooral niet aan jezelf, Goudlokje!'
Hij krabbelt terug recht en stoft zijn T-shirt af. 'Nee, nooit. Zou jij ook eens moeten proberen.' Ik slaak een kwade, maar korte, gil en stamp verder. Het maakt me niet uit waar hij heen gaat, maar ik zal aan de overkant raken. Met of zonder hem. Hij stribbelt nog wat tegen, maar valt niet meer.
En dankzij mij staan we dus vijf seconden - ja, ik heb ze echt geteld - later bij Paula en Elisabeth, die een tijdje geleden al aangekomen zijn. 'Daar zijn jullie!', kirt de gouvernante, helemaal niet kwaad meer opeens. 'Dat duurde lang, even gestopt voor een zoensessie?' Ze giechelt stout, en Cain en ik kijken elkaar vuil aan. Hij en ik? Zoenen? Het idee alleen al. Ook Elisabeth denkt er hetzelfde over en maakt duidelijk dat alleen zíj aan Cain mag komen door een dikke pakkerd op zijn lippen te drukken. Daarna grijnst ze zelfvoldaan in mijn richting.
'Wat is het volgende onderdeel?', vraag ik snel aan Paula, om mijn gedachten te verzetten. De oude tante grijnst mysterieus en wiebelt met haar wenkbrauwen, waarbij ze zich naar het gebouw omdraait. 'Daar', ze wijst in de richting van een glazen ruimte, 'moeten we heen. Het is een simulatieruimte.' Waarom heb ik opeens zo'n gevoel dat dit niet goed gaat aflopen?
Een instructeur legt ons uit wat de bedoeling is, eens we in de zaal zijn: 'Je gaat per twee in het midden van de zaal staan, elk paar in een cirkel', hierbij checkt iedereen of er effectief cirkels zijn, en jawel, die zijn er. 'Dan gaat de projectie van start. Ik kan niet zeggen welke projectie het wordt, het is altijd anders.' Hij glimlacht bemoedigend, maar ik voel de moed al in mijn schoenen zakken. 'Veel succes!' En geen plezier?
Paula en Elisabeth gaan weer samen, zoals afgesproken, met afkeer van Cain, Beth en ik. Maar Paula houdt voet bij stuk en wijst erop dat we eens nieuwe vrienden moeten maken. Cain en ik dachten vast hetzelfde: toch niet met hem? Al dacht hij waarschijnlijk - hopelijk - in de plaats van "hem" "haar". Maar dus zitten wij twee weer met elkaar opgeschept. De Goudoog en ik. Samen gaan we in de cirkel staan, we zijn verplicht elkaars hand vast te houden zodat we tenminste een vast punt hebben tijdens het opstarten van de simulatie. Ik voel dat hij me elk moment wil loslaten, maar met een sadistische glimlach knijp ik alleen maar harder in zijn hand. Ik hoor hem lichtjes kreunen.
Hah! Sukkel.
De projectie begint te verschijnen en een robotachtige vrouwenstem deelt ons mee: 'Welkom bij FreeBird Simulations! We helpen u graag doorheen het project. De bedoeling is om zo snel mogelijk, en uiteraard als eerste, uit de simulatie te raken. Samen met je teamgenoot of teamgenoten moet je als eerste ploeg op het open veld raken, veel succes en word niet gepakt!' Wacht... Wat?
Meteen als de stem gedaan heeft met spreken, verschijnt er overal mist. We zien Paula en Elizabeth niet meer. We zijn alleen, zo te zien. En zo te horen, want het is hier doodstil. Geen enkel geluid. Zelfs geen vogel, en dit is verdorie een bos! Ik vertrouw het voor geen cent, maar Cain stapt zelfzeker uit de cirkel. Zodra de projectie begon, heeft hij m'n hand losgelaten. 'Wat doe je?', sis ik. 'Dit is onbekend terrein, je weet niet waar je heen gaat!'
Schouderophalend zegt hij: 'Uiteindelijk komt er wel een einde aan het bos. En sta daar niet zo te treuzelen, deze keer wil ik wél winnen!' Ik zie hem verdwijnen in de mist.
'En hoe ga je dat doen met maar 1 persoon? Die stem zei net dat je met je hele ploeg over de streep moet!' Zijn vage gestalte stopt met wandelen, staat even stil en draait zich dan naar me om. Zijn Gouden ogen schitteren vervaarlijk in de dichte mist, het lijkt wel een kat die zijn prooi wilt besluipen. Aarzelend zet ik een stap naar achteren, weg van Cain. Hij komt alleen maar dichter. 'Wa... Wat doe je?'
Opeens komen zijn armen op me af, in een grijpende beweging. Hij wil me pakken, maar het lukt hem niet. Ik ben soepel, na al die jaren op de straat van vluchten leer je wel hoe je het makkelijkst moet ontsnappen. 'Cain! Hou je handen thuis!'
'Jij mag in mijn huis verblijven, nu mag je ook wel wat terugdoen!' Hij probeert me terug te nemen, maar ik ren alleen maar verder en verder, soepel zigzaggend tussen de dunne boompjes en grote stammen. Jammer genoeg houdt de mist ons niet gescheiden en weet hij me bij te houden.
'Ik heb er niet om gevraagd, uilskuiken!', schreeuw ik naar hem om.
'Kom hier!' Om aan hem te ontsnappen, klim ik in een boom, nog steeds zo soepel als een kat. De mist is minder dicht hier. 'Godver...' We staren elkaar aan, ik zit ineengedoken op een stevige tak. Als ik nu val, dan val ik op een hoop blaadjes. En met minder geluk val ik in Cains armen. 'Kom naar beneden, aap!'
'Apen zijn niet van Zilver, stuk onbenul.' Ik ben meer dan kalm, terwijl hij luid staat te vloeken beneden aan de boom. 'Rustig, Cain.' Gefrustreerd haalt hij een hand door zijn haar. Onwillekeurig merk ik op dat de beweging sexy is. Jeetje. Waarom denk ik dat? Ik knijp mijn ogen stijf dicht en schud met mijn hoofd, alsof het zo uit mijn hoofd verdwijnt. No such luck.
'Waarom?!', valt hij tegen me uit. 'Jij luistert nooit naar me! We moeten daar als eerste raken en jij zit daar gewoon wat koppig te doen.'
'Hoe zou dat komen, denk je?' Ik blijf hem aanstaren met een verbazingwekkende sereniteit. Als hij geen antwoord geeft, behalve dan zijn handen boven zijn heupen zet, zeg ik in zijn plek, opeens kwader: 'Je wilt me oppakken! Over je schouder gooien! Dat ligt niet bepaald goed, hoor je dat goed, Goudklomp? Je bent niet de baas over me, je kunt me ook niet zomaar over je schouder gooien alsof ik enkel een overbodige zak ben! Ik ben een persóón, goed gehoord?' Ik haal diep adem. 'Als ik nu uit deze boom kom, dan ga jij me niet vastgrijpen en niet de baas spelen. Ik kan me beter oriënteren dan jij en ik weet hoe je moet overleven op onbekend terrein. Ga je naar me luisteren?'

|Cain Parris|

Ga ik naar haar luisteren? Nee, natuurlijk niet. Maar ze is verdomd snel, dus als ik nog eens wat probeer, dan is ze voorgoed verdwenen in dit bos en ik weet dat zij het hier best zal uithouden. Stomme simulatie. Waarom hoort dit bij teambuilding? Of misschien konden ze op z'n minst een verlaten stad uitkiezen of zo? Nee, natuurlijk niet, want het programma kiest zelf. Sinds wanneer heeft elektronica een eigen wil? Ik laat mijn defensieve houding vallen en kijk terug naar de glinsterende Zilveren ogen van Ariana in de boom. 'Oké, is goed.' Ze kijkt eerst wat verbaasd, maar dan is ze eerder wantrouwig, dat merk ik ook aan hoe voorzichtig ze de boom uitklimt, na elke voet die ze zet, kijkt ze naar me om, alsof ze zeker wil zijn dat ik nog steeds op m'n plek sta. Verveeld rol ik met mijn ogen. 'Kom je die boom nog uit?' En meteen na mijn woorden springt ze soepel als een kat uit de boom, waarbij ze netjes op haar voeten belandt. Ik probeer niet onder de indruk te zijn.
'Volg me, stoere jongen.' Ze komt recht van haar gehurkte positie en gaat zelfzeker op kop, zigzaggend het onbekende bos door.
'Hoe kun je nou zeker weten waar je heen gaat?' Met een klein huppeltje kom ik naast haar lopen. 'Ga je willekeurig een kant op? Of ben je zo'n speciaal Zilveren wonder dat je overal een kaart van hebt?' Ze kijkt even om zich heen, dan naar boven en stapt weer door.
'De zon, beste Cain, de weide zal in het zuiden liggen.'
'En hoe weet jij dat nou?' Ik vertrouw dit zaakje niet. Vooral niet wanneer een sluwe grijns het gezicht van Ariana overneemt.
'Jij zou toch ook graag in alle stijl willen aankomen?' Huh?
'Wat bedoel je daar nou weer mee?'
'Stop met vragen stellen!' Ze gaat duidelijk sneller stappen. Alsof ik te dom ben voor haar aanwezigheid. Terwijl zij juist het Zilveren monster is dat iedereen besmet!
'Beantwoord die gewoon nog', dring ik aan. Ze zucht verslagen en houdt stil, waarna ze me nuchter in de ogen kijkt. 'Het zal toch nog even duren voor wanneer we er zijn, dus ik kan je maar beter antwoord geven.' Ik knik bevestigend, zelfs al vroeg ze me niks. 'Ik vermoed dat deze mensen graag de zon zien. "Black Beauty"? We zijn in Zuid-Afrika, hallo, super heet en zo van die toestanden?' Ik snap niet waar ze heen wil, maar probeer mijn aandacht er toch bij te houden. 'Het punt is, de zon is op z'n hoogste punt in het zuiden, daar is het dus ook het warmst. Vat je 'm?' Ik laat haar woorden nog even bezinken, lichtjes knikkend en dan schuddend. Ze knijpt teleurgesteld in haar neusbrug en zucht. 'De weide ligt in het zuiden. Ze zien het zuiden hier graag. Ik geef het een kans. Kom je nog?' Het muntje valt eindelijk. Ow, dat is best vergezocht. Doordacht ook, maar erg vergezocht.
'Dus eigenlijk is het alleen maar een gok?!' Ariana is ondertussen verder gaan stappen en glimlacht naar me om.
'Een slimme gok, al zeg ik het zelf.' Ik ga er maar niet op in.
*
2 uur later zijn we nog geen stap verder. Ik zie nog steeds alleen maar bomen, bomen en bomen. De mist is opgetrokken, maar eigenlijk is het landschap nog steeds even saai. Ik moet trouwens niet van insecten weten, net zo min als Ariana. Met een betrokken gezicht slaan we ze met een harde 'pets' van ons lichaam. Ariana rilt daarna nog eens, ik probeer het gewoon uit mijn hoofd te zetten. Vuile beesten. Ze hebben veel te kleine pootjes, het feit dat ze er meer dan 4 hebben is ook al vragen om nachtmerries. En ze kietelen zo... Oké, vergeet dat ik - Cain Parris, een mán - zonet aan het klagen was over insecten omdat ze zo eng zijn. Vergeet het gewoon. Kssst. 'De vogels zingen mooi hier', merkt Ariana op na een lange stilte. Na haar "slimme" gok hebben we amper iets gezegd, behalve toen ik haar uitlachte wanneer het eerste insect landde op haar arm. Ze gilde zo hard, man, dat was lachen! 'Ik zie ze als eten', zeg ik als de echte man die ik ben. Een echte man, inderdaad.
'Waarom ben je voor Goldion gaan werken, Cain?', vraagt ze luchtig, alsof het een alledaags onderwerp is. Ze kijkt me niet eens aan terwijl ze het vraagt, haar blik is gericht op een blauwachtig vogeltje boven in de boom. Ik zie het in haar ogen, ze wenst dat ze zelf ook een vogel was. Het is het eerste vogeltje dat we zien.
'Het verdient goed.' Kille Cain is terug van nooit weggeweest. 'En jij? Waarom de straat? Je sport goed en wel, je redeneert best snel.' Geschokt kijk ze naar me om, waarbij haar blonde haren door de lucht zwiepen. 'Oh mijn God! Kreeg ik zonet een compliment van Cain Parris?!' Typisch. Als reactie rol ik met mijn ogen. Geschokt legt ze een hand op haar voorhoofd. 'Ik denk dat ik ga flauwvallen!'
'Ik meen het serieus', probeer ik het gesprek terug op z'n sporen te krijgen. 'Waarom de straat?' Meteen verandert haar gezichtsuitdrukking van geplezierd naar staal. Toch geeft ze me een antwoord, hetzij ijskoud en hard: 'Sommigen hebben er niet voor gekozen, Cain.' Mijn naam uit haar mond klinkt alsof het een beschuldiging is. Zonder op antwoord te wachten gaat ze verder.

~~~ ~~~ ~~~ ~~~ ~~~

The first duty of love is to listen.
- Paul Tillich

ZilverWhere stories live. Discover now