0.8

195 28 12
                                    

0.8.

~ Ariana Sylver - vierde dag in Huize Parris ~

Ik haat mijn leven.

Ik heb een huisbaas die me uitlacht, een vrouw die me nu officieel eng vindt en een jonger meisje dat me gek maakt. Plus, ik heb een goede vriendin buiten de muren van dit huis die waarschijnlijk dood gaat van de koud, honger of zorgen.

Heb ik al gezegd dat ik mijn leven haat? 

Ik zucht. 

Het toilet stinkt verschrikkelijk en met een grimas spoel ik door. Jech. 

Het idee komt in me op om het toilet te doen ophouden en al de vuiligheid over Cains kop te gooien. 

Hij zou het verdienen. 

Ik was mijn handen en mijn mond voor ik terug naar de eetkamer ga. 

Ik heb nog een appeltje te schillen met een jongen genaamd Cain Parris. 

Wie kan het wat schelen dat hij de eigenaar is van het huis waar ik in verblijf en me met een vingerknip kan vermoorden? 

Woest stamp ik de eetkamer binnen. Paula schrikt op en kijkt me met grote ogen aan. 'Wat is er, liefje?' 

Eén woord. 'Cain.'

Ze knikt een keer, begrijpend. 'Die is in zijn kamer. De trap op, naar links en dan naar rechts. Volgende trap op en weer naar rechts. Dan...'

Ik steek mijn hand op. 'Laat maar, ik vraag het de dienstmeisjes wel.' 

De gouvernante grijnst. 'Oké. Veel plezier.' 

Als Paula knipoogt, moet ik ook grijnzen. Fantastische vrouw. 'Dank je.' 

Ik draai me terug om, grijp een van de dienstmeisjes beet en dwing haar om me naar de kamer van Cain te brengen. 

   Zijn kamer ligt helemaal aan de andere kant van het huis, ver van mij vandaan. Maar dat betekent niet dat hij een minderwaardige kamer heeft. Zou hij soms afwisselen van kamer, gewoon om de verschillende uitzichten te bewonderen? Misschien moet ik hem het maar eens vragen... In je dromen, ik vraag helemaal niks aan die sukkel! 

Ik ben heel aardig als ik op de deur beuk, want ik kon hem evengoed intrappen. Ik ben zo gemanierd. 

Ruw gaat de deur open en ik moet een stap achteruit zetten als ik Cain opmerk. Zijn gezicht is op nog geen vijf centimeter van mij, wat me aardig doet verschieten. 

Maar terwijl ik een stap achteruit wil zetten, bedenk ik me. Ik hoor robuust naar binnen te stampen en hem eens goed op z'n plek zetten. Dus zo gezegd, zo gedaan. 

'Hé!', protesteert Cain. Ik trek me er niks van aan. 

Hij sluit de deur niet, blijft verbijsterd staan. Snel herpakt hij zich en kijkt me argwanend aan. 'Wat doe je hier, Zilveroog?' En dan nog een andere vraag: 'Hoe heb je mijn kamer gevonden?' 

Het antwoord is niet zo moeilijk en hij geeft zichzelf antwoord. 'Paula.' 

Ik knik, maar heb daarmee nog steeds mijn zegje niet gedaan. Tijd om daar verandering in te brengen. 'Jij,' zeg ik en ik stap met grote passen naar Cain, zodat ik mijn vinger op zijn borst kan planten, 'bent een arrogante sukkel, Cain Parris.' Er klinkt niks anders dan spot door in mijn stem als ik zijn naam uitspreek. 'Een rijke, egoïstische, sadistische, achterlijke, stompzinnige, debiele, bespottelijke, imbiciele...' 

Hij onderbreekt me rustig: 'Vergeet knappe niet.' 

Daar gaat mijn tirade. Ik knipper, sta met mijn mond vol tanden. 'Sukkel', breng ik er nog fluisterend uit. Cain negeert het. 

Zilverजहाँ कहानियाँ रहती हैं। अभी खोजें