1.1.

202 16 9
                                    

1.1.

~ Ariana Sylver - achtste dag in Huize Parris, uitstap Black Beauty ~

Met een pijnlijke voet klimmen en afdalen doet geen goed. En als Cain dan nog elk moment kan vallen, zodat je hem op je rug moet dragen, is het een hel. Ik ben aan het water geraakt, mankend. Cain zal het niet gemerkt hebben in zijn pijnroes, misschien maar beter. Twee halve personen maken één. Dat is genoeg, toch? Maar een halve persoon verzorgen op een tak blijft moeilijk. Daarnet in de boom voelde ik me net een aap. Jezus, kon Cain niet een andere keer gewond raken? Maar het is me gelukt, en sindsdien loop ik met een half T-shirt rond. Mijn buik heeft koud, maar de stralende hitte van Cain maakt het wel goed. Ik heb hem zo goed mogelijk verzorgd, de wonde is nu proper. De lap heb ik ook afgewassen, en dat doe ik om het uur. Nog 3 uur totdat de zon ondergaat. Volgens mij stopt de simulatie pas wanneer één van de twee teams over de streep is, dus als mijn redenering klopt dan zijn Paula en de slet ook nog niet gewonnen. Doordat het monster ons aangevallen heeft, zijn we een stuk achteruit moeten gaan en nu Cain stilvalt, kunnen we niet verder. Je kunt wel raden wie er nu gaat winnen...
Tenzij het duo de andere kant op is gegaan, dat zou van geluk spreken zijn. Het zou leuk zijn om te winnen. Ik geef Cain gelijk, maar voor een andere reden. Ik wil Elisabeths opgeblazen achterste leren dat een Zilveroog evenveel kans heeft om te winnen als een Gouden Gruwel. Ik ben hetzelfde. Toch?
Oh, en de reden dat ik Elisabeths achterste iets wil leren, is omdat haar hoofd geen brein heeft. En omdat de enige plek waar nieuwe dingen inkomen haar onderste deel is. Ik moet glimlachen om mijn eigen gedachte, dat terwijl ik Cains wonden nogmaals verzorg. Hij mag stilaan wel wakker worden. Ik giet nog wat water over zijn bezwete gezicht, en was zijn haar er mee. 'Godverdomme, Cain. We moeten verder...' En als bij toverslag komt er opeens beweging in Cains ogen. De Gouden kijkers verschijnen en hij kijkt verdwaasd voor zich uit. 'Ariana?', is het eerste wat hij zegt. Zijn stem is schor. 'Waar zijn we? Het laatste wat ik me herinner is pijn. Het beest! Is het dood?' Nou, hij kan alleszins wel weer praten. Het is wat traag en hees, maar hij heft zijn hoofd wel op en het zijn aaneenhangende zinnen. Applaus voor Goudlokje!
Jammer genoeg is dit geen moment voor sarcastische opmerkingen en moet ik in de plaats daarvan geruststellend glimlachen. 'Ja, het beest is dood. We zijn aan een rivier. Je wonde is verzorgd.' Terwijl ik praat, wrijft hij de slaap uit zijn ogen en valt zijn blik op mijn platte buik. Oh. Mijn. God. Oh mijn God! Dat kun je niet menen! Je geeft eens wat bloot van je lichaam en het eerste wat een man doet als hij wakker wordt van een zwaar ongeluk, is kijken naar dat naakte gedeelte! Je zou er toch gek van worden?! 'Cain. Mijn ogen zijn hier, dank je', zeg ik koud. Ik ga opstaan en wandel terug naar de rivierkant. Ik besef dat mijn rug nog steeds bloot is, maar Jezus, ik zie zijn jongensachtige blik tenminste niet meer. Hoe kan het dat een ervaren jongen toch een simpele buik wilt zien, tot in detail? Dat is zelfs minder dan in een bikini!
Ik haal diep adem. Oké, genoeg geraasd. Hij is een jongen. Dat is normaal. 'Ariana?', hoor ik Cain hees vragen. Het komt er heel voorzichtig uit, maar ik hoor hem goed. 'Het spijt me. Wil je alsjeblieft terugkomen?'
'Ik...' Mijn adem stokt.
Wacht.
Wacht wacht wacht wacht.
Wát?! 'En ja, ik heb ook manieren', voegt hij er aan toe, alsof jij mijn gedachten kan raden. Het is duidelijk dat hij het lastig heeft met praten, maar het speciaal voor mij probeert. Voor mij. Ergens voel ik me vereerd en vertedert, maar je kunt Cain niet vertrouwen. Althans, dat is wat ik mezelf voorhoud zodat ik niet voor hem val. 'Dus ik excuseer me.' Met een verbaasd gezicht draai ik mijn hoofd een beetje naar hem om. Ik weet zelfs niet meer wat ik wou zeggen. Zo verbaasd ben ik. 'Een 'het is oké' zou nu wel gepast zijn.'
'Het is oké', neem ik letterlijk over - verbijsterd. Hij grijnst, maar kucht dan zorgwekkend en gaat weer liggen. Snel ga ik terug naast hem zitten. 'Gaat alles goed met je?' Hij kijkt naar zijn verzorgde wonde en lijkt na te denken. Ik zie dat zijn Gouden ogen afwezig over het geïmproviseerde verband gaan en maak me zorgen. Ik heb nog nooit zo'n afwezige blik gezien. 'Cain?'
'Ja?', zijn ogen springen op en de afwezige blik verdwijnt, alsof er wolken wegtrekken en de zon weer tevoorschijn komt. Ik kijk hem afwachtend aan, wachtend op een antwoord. 'Oh. Ja, alles ça va. Hoever moeten we nog?' Ik schud mijn hoofd, als teken dat ik het niet weet en Cain zucht. 'Paula en Beth gaan weer winnen.'
'Nee, dat gaan ze niet. Paula en Beth zijn niet opgegroeid in het wild zoals ik en zijn geen militair zoals jij. Als zij aangevallen worden, dan worden ze dubbel zo hard vertraagd als wij. Ik durf te wedden dan geen van beide verstand heeft van wonden zoals deze.' Daar heb ik mijn hoop althans op gevestigd. Cain lijkt dat ook te doen. 'Wanneer kunnen we dan weer verder?' Het valt me op dat Cain verrassend helder praat, vooral na zijn verontrustende blik van zo-even. 'Als jij je goed voelt.' En dan kreunt hij van de pijn en wordt zijn blik weer afwezig. Hij wil nog wat zeggen, maar zakt toch terug in een diepe slaap. Ik zucht. Wat een teambuilding. Terwijl Cain uitrust, kruip ik dichter naar hem toe. Zijn ademhaling is versneld, ik leg mijn hand op zijn borst, alsof dat iets helpt. Wat zou ik er alles aan doen om zijn leven te hebben. Een normaal, rijk leventje. Klinkt me als muziek in de oren. Ik ga liggen en staar naar de blaadjes boven ons hoofd. 'Ik had liever dat je naar mijn hoofd keek, Zilveroog.' Waarom doet hij me zo grijnzen? Ik hoor hem te haten! 'Het begon saai te worden', plaag ik hem. Ik hoor hem rochelend lachen, Cain is zeker nog niet op z'n best. Het wordt langzaamaan donkerder, merk ik, opeens is er schemer. Waar gaan we slapen? 'Ik? Saai? Kan ik niet geloven.' Ik ga rechtop zitten en kijk hem aan. 'Hoe gaat het?'
'Ik voel me best goed, merkwaardig genoeg, maar ik denk niet dat ik nog eens ga kunnen lopen.'
'Denk je dat je kunt opstaan?' Hij knikt, en ik sta klaar om hem te ondersteunen. De wonde is gelukkig gestopt met bloeden, en Cain kijkt ook niet meer naar mijn buik. Ik trek hem recht en hij springt wat ter plekke op zijn ene been. Zijn blote hand raakt mijn naakte buik en ik voel rillingen opstijgen, maar dat komt vast omdat het zo koud is. 'Cain, de zon is aan het zakken. We moeten een beschutte plek vinden.' Hij kijkt om zich heen. 'Daar in de verte, zie je die rotsen?' Ik knijp mijn ogen tot spleetjes terwijl Cain naar de plek wijst. 'Misschien is daar een grot.' Ik knik.
'Dat is een goed idee.' Ik durf er Erica's leven ervoor te verwedden dat, in normale omstandigheden, hij een bijdehante opmerking zou gemaakt hebben. Zonder twijfel. Cain steunt op me als we onhandig wandelen naar de rotsen, in de hoop daar beschutting te vinden. 'Hoe zou die simulatie werken? Zouden we hier al werkelijk een halve dag zitten?', vraag ik hem om de stilte te verbreken. Ik laat hem bijna vallen en hij puft zwaar als we terug rechtop proberen te staan. Mijn voet bonkt van de pijn. 'Sorry.'
'Geeft niet.' We hinkelen verder, we zitten al aan de helft. Dan pas geeft hij antwoord: 'Ik heb er iets over gelezen in een boek. Ze gebruiken dit bij nieuwe militairen, ik heb het zelf nooit moeten doen. Om hun overlevingsinstinct te testen, zoiets. De tijd gaat er inderdaad sneller dan in het echt, geloof ik. Ons tijdgevoel wordt automatisch ook aangepast.' Hij hoest en we stoppen even. Nog een klein stukje. Daarna gaan we weer verder en tot mijn grootste opgeluchtheid is daar inderdaad een grot. Ik zie Cain grijnzen, omdat hij zijn gelijk gekregen heeft. Ik leg hem op de koude aarde en ga er zelf naast zitten. 'Ik zal maar voor eten zorgen.' Cain antwoordt niet, hij is in slaap gevallen. Ik grinnik. Winnen zit er dus niet meer in... Ik ga recht staan, zodat ik naar eten kan zoeken. Maar dan hoor ik geluid, stemmen. Dat kan van niemand minder zijn dan... Elisabeth en Paula. Shit! Ik vloek, maar wijs mezelf er dan op dat ik stil moet zijn. Als ik hen kan horen, dan kunnen zij dat ook omgekeerd. Geruisloos ga ik terug zitten en duw Cain dieper de schaduwen in. Als ze in de grot kijken, dan zullen ze alleen maar schaduwen zien. Laten we hopen dat ze niet in een donkere, koude grot willen slapen... Ik houd mijn adem in als ik Elisabeths schelle stem hoor: 'Hier is een grot, ouwe tante! Kom!' Ik hoor een echo van een voetstap, maar dan hoor ik ook Paula: 'Beth, stop! Ik kan niet meer verder zo...' Elisabeth zucht. Ik rol met mijn ogen, is het zo moeilijk om voor lieve Paula te zorgen? Aan de andere kant, als Paula gewond is, dan hebben we de mogelijkheid om een voorsprong te verkrijgen. Als ik Cain alleen maar wat verder kan krijgen... 'Wat ben je nou eigenlijk? Een oma? Jezus! Deze grot is de beste mogelijkheid die we hebben!' Nog een voetstap. Ik druk me nog verder tegen de grotwand. Wat zou er gebeuren als ze ons hier zien? Paula zou niks doen, maar het is Beth waar ik me zorgen om maak... Ik hoor Paula snuiven. 'De jeugd van tegenwoordig...' En dan, als ik het goed verstaan heb: 'Ik hoop dat Cain je snel buiten smijt.' Ik moet mijn lach inhouden. Dat lukt ook aardig wanneer ik zie dat Elisabeths aandacht nu naar Paula is en niet verder de grot in wil. Dank je, Paula! 'Wat zei je daar? Ouwe heks! Ik vermoord je!' Ik leg snel een hand op mijn mond, om mijn geschokte adem te verbergen. Paula! Ik hoor een schreeuw, maar dan is het weer stil. Ik wil weten wat er gebeurd is. Mijn handen jeuken, ik kan hier niet zo blijven staan... Het wordt langzaamaan donker, stel dat Paula daar achterblijft in het donker, bloedend op de grond? Stel dat ze... Jezus, neen! Ik kruip stilletjes uit de grot, op handen en voeten. De nieuwsgierigheid wint het van mijn gevoel voor veiligheid. Vlug kijk ik eens rond. Niemand. Geen geluid. Vreemd. Ik ga wat meer rechtop staan en gluur over de randen van de grote, dikke stenen. Ik moet mijn ogen tot spleetjes drukken om te zien wat er gebeurd. Paula en Elisabeth zijn een stukje verder gewandeld, naar de zakkende zon toe. Slet sleurt Paula met zich mee, ik zie dat ze het moeilijk heeft. Arme Paula. Ik neem mezelf voor om de volgende keer met haar in de groep te gaan. Ze lopen aan de oever van de rivier, maar zelfs van hier kan ik zien dat Paula nog geen druppeltje water heeft - mogen - drinken. Wat ga ik doen? Nu ik dit gezien heb, zal ik me schuldig blijven voelen als ik niks doe. Maar mijn enkel... Ik laat mezelf terug achter de rots zakken, uit het zicht. Als ik wegga, dan laat ik Cain achter. Dat kan ik ook niet maken. Stel dat er iets gebeurt en hij heeft me nodig? Oh, ik haat keuzes maken! Ik bijt besluiteloos op mijn lip en staar het donker van de kille grot in. Het lijkt me wel op te slorpen. Cain ligt daar ergens. En wie, behalve Cain, Paula, de slet en ik, zou het in zijn hoofd halen om daar naar binnen te gaan? Er is hier niemand anders. Cain is daar veilig. Hoop ik.
Geen tijd voor negatieve gedachtes. Ik stel me recht en negeer zo goed mogelijk de pijn in mijn enkel. Ik hoop maar dat ik Cain hier nog steeds zal zijn als ik terugkom.

|Cain Parris|
Ik voel dat ik uit een diepe slaap ontwaak als ik dat denderende, oorverdovende geluid hoor. Eerst denk ik dat Zilveroog ons aan het insluiten is, maar dat kan niet. Zilveroog is sterk, maar zó sterk dat ze een rots kan verplaatsen? Nee, dat lijkt me onwaarschijnlijk. Dus ik doe mijn ogen open - klaarwakker. 'Ariana?', fluister ik zo luid mogelijk. Geen reactie. Godver, waar is ze naartoe? Ik wil rechtop zitten, maar een pijnscheut schiet door mijn verbonden been. Ik haal scherp naar adem. Shit, dat been is nog steeds niet in orde. Ondertussen hoor ik weer dat oorverdovende geluid van steen op steen. Het heeft ook iets weg van een aardbeving. Haastig denk ik aan een oplossing. Ik moet hier weg, maar hoe? Als ik naar buiten kruip, dan heb ik meer kans om gepakt te worden. Maar als ik hier blijf, dan zal ik ook sowieso dood eindigen. Wacht, ik weet niet eens wat er aan de hand is. Misschien is het helemaal niet gevaarlijk. Toch bereid ik me voor op het ergste. 'Ariana!', probeer ik opnieuw, iets luider deze keer. Nog steeds geen antwoord. Stel dat ze buiten is? 'Jezus, wat stom van me. Natuurlijk is ze buiten - hier is ze niet.' En ik maar denken dat ze me ging beschermen. Teambuilding? Ja ja, zeer zeker! Het geluid stopt opeens. Verbaasd blijf ik zitten, starend naar het gat waar een mager licht doorschijnt. 'Hallo?', vraag ik, niet meer fluisterend. Geen antwoord. Ik begin te aarzelen - zou ik gaan kijken?
Ik leun op de wanden van de grot om te gaan staan. Niet ideaal, maar ik zal koste wat het kost zien wat er buiten aan de hand is. Dus ik strompel naar buiten en...
De zon is ondertussen terug opgegaan, merk ik als eerste. Het licht steekt in mijn ogen en ik leg een arm over mijn ogen om beter te kunnen zien. Een eindje van me vandaan zie ik de rivier, die schittert bij het licht van de opgaande zon. Dan zie ik de bomen, die op de grond liggen. En dan pas zie ik wat er boven me hangt. Het lichaam van een beest. Net zo'n groot beest als daarnet, maar deze keer in het "klein". En toch, telkens als het stapt, zie ik hoe de rotsen en andere kleine keitjes naar beneden rollen. Ik moet opletten, anders krijg ik er eentje op mijn hoofd. Snel keer ik terug naar binnen. Wat moet ik nu doen? Wegrennen? Ik zal niet ver raken met mijn manke been. Het beest heeft me nog niet opgemerkt - maar stel dat dit zijn grot is? Misschien wacht het op zijn mammie? Shit, wat zal het doen als het merkt dat die niet meer komt opdagen? Shit! In mezelf vervloek ik Ariana, die nergens te bekennen is. Waar kan die Zilveroog nu naartoe zijn? Verdomme! Ik kijk nog één keer naar buiten. En dan, in de verte tussen de bomen, zie ik wat schitteren. Zilveren kijkers. Ze kijken me recht aan, al betwijfel ik als ze me kan zien in het donker. Maar ik zie haar en ik zie dat ze zich verstopt voor het beest. En naast haar staat Paula. Maar geen Elisabeth. Waar is ze? Het eerste wat ik denk, is: wat heeft Ariana nu weer uitgespookt?

---------------------------------

Coming together is a beginning.
Keeping together is progress.
Working together is success.

- Henry Ford

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jan 28, 2015 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

ZilverWhere stories live. Discover now