0.2.

227 23 0
                                    

0.2.

 ~ Ariana Sylver - Stofwijk C-Deel ~


'Waar gaan we vandaag naartoe?', vraag ik nieuwsgierig aan Rica.
'Ergens en nergens, meid.' Het gewoonlijke antwoord, weliswaar.
Ik geef geen reactie, tenzij je "de leiding nemen" als een ziet.
Het ronddwalen door de stoffige straten lijkt me niet zo'n leuk idee vandaag. Ik wil eens iets leuks doen.
En al is dat maar een nieuw deel van de stad ontdekken, het kan me niet schelen.
We kennen het centrum op ons duimpje en daarbuiten zouden we het ook goed doen, maar er komt altijd een nieuw deel bij. We zijn met te veel in de Stofwijk, teveel imperfectie, teveel Fouten.
Ik heb gedroomd van een opstand, maar aangezien de wezens van Stof nogal... gruwelijk zijn, leek het me geen goed idee. Het zou misschien nog slechter worden dan het al was. 
'Jij hebt blijkbaar een idee?' 
'Niet echt, maar volgens mij hoorde ik een man op de markt praten over het nieuwste deel van de Wijk. Het is het pareltje van Stof, zeg maar, als ik mag geloven wat ik hoor.' 
'Welk nieuw deel? Die van oost, zuid of west? Of was er ook een in het noorden? Het zijn er zoveel...', ze schudt verslagen haar hoofd. 
Goeie vraag. 
Maar aangezien we het dichtst bij oost zijn, zullen we daar het eerst naartoe gaan. 

Het is niet in het oosten dat er een nieuw deel is, maar het lijkt er wel verandert te zijn. De stadsranden zijn duidelijker aangegeven en er is een nieuw pleintje. Dat zal snel vergaan zijn, met al die schurken in de Wijk. 
Er zijn hier duidelijk meer normale/perfecte mensen dan in het centrum. Mensen die hun angsten onder ogen zien, echte waaghalzen, dat kom je hier tegen. Hun auto's staan natuurlijk een heel eind verder, maar ze zoeken wel het gevaar op. Een zelfmoordmissie, zeg maar. 
Ik heb nooit begrepen waarom ze hier komen, willen ze misschien met ons lachen? 
Laten we de humor eens doen vergaan. 
Lachen... Niet bepaalt iets voor mij. Dat is me al lang geleden vergaan. 
'Kom.' Ik wenk Erica, al is het aan haar om me te volgen. Ik ben niet te betrouwen. 
Ik wacht niet op haar en ga op zoek naar mijn doelwit. Daar. 
Een dikke man met een brede, trotse grijns om zijn gezicht, die de schaars gekleede meisjes goedkeurend nakijkt. Vervolgens kom ik in zicht. 
Zijn  grijns wordt breder als hij ziet dat ik op hem afstap. Ik heb mijn zonnebril opgezet, dus mijn ogen zijn verborgen. Verrassing, verrassing. 
'Hallo', begin ik het gesprek. 
'Hallo-o!', zegt hij net iets te gewillig. Ik vlei me tegen hem aan, maar eigenlijk zou ik het liefst nu zijn gezicht inslaan. 
Mijn blik valt op Erica, die achter de man ons staat aan te kijken met een grimas. Ik grijns naar haar terwijl ik in de man zijn oorlel bijt. 'Kun je weggaan?', fluister ik tegen hem. Mijn stem is dierlijk. 
De Gouden man trapt erin. 
'Wat is je naam, vreemdeling?', beantwoordt hij mijn vraag met een vraag. Daar heb ik een grote hekel aan, maar om deze man een pleziertje te doen, werk ik mee.
'Adriana Sylvester.' De de hele waarheid, maar wat zou het ook. 
Hij gromt dierlijk en plant een kus in mijn nek. 'Wel, Adriana, ik kom met je mee.' 
Ik ben klaar om hem mee te trekken, als zijn houding duidelijk maakt dat hij iets anders van plan is. 'Mag je bril af, meisje Sylvester?' 
Nou, dan net iets vroeger. Bereidwillig reik ik naar mijn bril. Traag neem ik hem af, maar sluit mijn ogen nog steeds. Eerst even mijn haar schudden. 
En dan open ik ze. 
'Wa...?', stoot de man in pak uit. Ik houd mijn hoofd scheef en kijk hem vragend aan.
'Wat?', maak ik zijn zin voor hem af terwijl ik zelf ook een vraag stel. Twee in één. 
De man deinst achteruit. 'Wat is dat?' Hij wijst traag naar mijn ogen. 
'Wat, liefje? Mijn ogen? Oh, dat zijn gewoon... ogen.' Ik grijns gemeen, waar na ik pruil. 'Niet goed genoeg voor je?' 
Hij schudt zijn hoofd alsof hij iets wil vergeten. 
'Je bent een monster.' 

Oh, maar dat heb ik al vaak gehoord. Net zoals nu, weer. 
De man is weggerend, zonder een keer om te kijken. En ik denk dat Erica met hem mee is gegaan na mijn plezierige daad. Zoiets doe ik niet vaak, maar vandaag maak ik er een uitzondering voor. Het is een mooie dag, hallelujah! 
'Je bent een monster', herhaalt het meisje. We staan in een donker steegje, op zo'n vijf meter van elkaar. Ik geef geen antwoord, ik staar gewoon terug naar het meisje met de twee staarten. 
'Je bent niet normaal', gaat het meisje verder. Ik weet het. 
Ik weet het, ik weet het, ik weet het. 
Maar wat kan ik er aan doen? 
'Wat is normaal?', antwoord ik dan eindelijk hees.  Het meisje rilt doordat mijn stem zo laag is. Slim meisje, maar je hebt het zelf uitgelokt. 
'Normaal is Goud.' Wow, creatief antwoord. 
Ik houd mijn hoofd schuin. Jammer, het meisje heeft Gouden ogen. Maar wat doet zo een klein meisje in de Stofwijk, alleen dan nog wel? 
Ik besluit het haar te vragen. 'Wat scheelt er met jou?' Het komt er grover uit dan bedoelt, maar de brunette lijkt het niet erg te vinden. 
De met roze bedekte schouders gaan op en neer. 'Wie zal het zeggen?' 
Daar gaan we weer, een vraag op een vraag. Ik rol met mijn ogen. 'Vertel jij mij het maar, meisje.' 
Het kleine meisje zet enkele stapjes vooruit, naar mij toe. 
'Ik heb niks mis gedaan, mevrouw, maar het is allemaal begonnen met jou.' Voor ik kan vragen wat ze bedoelt, word ik vanachteren gegrepen. 
Deze keer geen Programmeur. 
'Erica?' 
'Laat het meisje met rust, Ari.' Haar blik is koud en ijzig. Wat heb ik nu weer gedaan? Zij is degene die weggegaan is! 
'Ja, Adri, laat me met rust', herhaalt het meisje spottend. Daarna huppelt ze langs ons heen. Mijn blik schiet vuur, zowel naar Rica als naar de kleuter. 
Als het kleintje verdwenen is, en zelfs een beetje er na, begint mijn verzorgster weer met praten. Maar eerst een klets tegen mijn wang, natuurlijk. 
Ik geef geen reactie en moest ik dat wel gedaan hebben, dan zou Erica het niet gehoord hebben. Ze is al begonnen met praten. Of eerder sissen. 'Weet je wie dat was, jij Fout!' 
Het is de eerste keer dat Erica me uitscheld voor wat ik ben. En het nog meent ook. 
Mijn mond valt open. Ik heb nog gevoelens, hoor, jij teef! 
'Neen', breng ik uit, met mijn kaken stevig op elkaar, 'ik weet dat niet. Ik ben maar een simpele Fout.' 
Ze knippert met haar ogen en lijkt eindelijk te beseffen wat ze gezegd heeft. Ja, zo stel ik me mijn moeder ook voor. Sletterig, dronken en dom. 
'Maar dat zijn we allemaal, niet dan?' Ik houd mijn hoofd scheef, deze keer zonder mijn gemene grijns. Wel knijp ik mijn ogen tot spleetjes. 'Je hebt me nooit verteld waarom jij hier bent, Fout,' ik spuw het woord eruit, 'En aangezien we toch bezig zijn met de waarheid te vertellen, waarom biecht jij ook eens niet iets op?' 
Mijn stem is hees en gevaarlijk. Erica deinst achteruit. Deze kant van mij heeft ze nog nooit tegen zich gehad. Misschien zelfs nog nooit gezien. 
Ze lijkt in een schock te verkeren, terugdenkend aan haar kindertijd. Sorry, Erica. 
Dan loop ik met opgeheven hoofd langs haar heen. 'Besluit maar wanneer we weer vrienden zijn, Rica.' Ik laat de 'R' rollen. 

Ik kan best voor mezelf zorgen. 
Zo bewijs ik weer eens als ik een sappige appel steel van een verminkte vrouw die er net haar walgelijk gele tanden wou inzetten.
Het begint laat te worden en ik heb nog steeds geen slaapplek gevonden. 
Normaal deed Erica dat steeds. 
Waarom denk ik aan die slet? Ze is mijn aandacht niet meer waardig. 
Erica is blijkbaar in een niet zo goede bui vandaag, want normaal valt ze niet zo tegen me uit. Ze is een lieftallige vrouw, geen monster. Maar ze heeft verleden.
Ik moet naar het F-Deel raken van de Wijk, daar zijn er genoeg leegstaande panden. Sommige beter onderhouden dan andere en als ik mezelf zo een luxe wil geven, dan zou ik beter nu gaan rennen.
En zo volg ik mijn wijze advies op. 
Zie je wel, ik heb Rica niet nodig voor raad. Of een slaapplek. Of eten.
Maar voor wat liefde... daar heb ik haar wel voor nodig. 
Ik mis haar nu al. 
   Dan pas hoor ik de voetstappen achter me. Ik draai me om, glimlachend. 'Rica?' 
Nee hoor, helemaal niet. 
'Jawel, liefje, als je dat wilt', zegt een grauwe mannenstem. Uit de schaduwen verschijnen nog meer mannen. 'Kom dan, meisje, ik zal voor je zorgen.' 
Ik weet me geen houding te geven. Wie zijn deze gestallen? Ken ik ze? 
Ik herinner me Rica's woorden weer. Weet je wie dat was? 
De rest laat ik met plezier vallen. Zouden dit de... vele broers zijn van het kleutertje? 
'Wie zijn jullie?' Er klinkt geen angst door in mijn stem. 
Ik heb door dat ze me proberen in te sluiten, want achter me hoor ik ook gegrinnik. Humorloos, gevaarlijk gegrinnik. Het doet me denken aan mezelf.
Kan ik dan niet goed overweg met mezelf? 
'Wij?', antwoordt een andere spreker. Ik draai me razendsnel om. Maar de volgende die spreekt, is weer iemand anders. 'Wij zijn degene die jouw leven zullen redden.' 
Nog een andere zegt: 'En die van vele anderen.' 
De eerste spreker vervolgt, terwijl ze steeds dichter komen. 'Zie ons als degene die Fouten uit het Systeem halen. Deleters, zeg maar.' 
Anderen knikken, maar de meesten openen hun armen, klaar om me te grijpen. 
'Stoere naam', grinnik ik, lachend om mijn eigen grap. Ik bedoel maar, wat een stomme speech hebben ze ingeoefend... 
Als reactie krijg ik gegrom. Dierlijk gegrom. 
Ze zijn op nog geen anderhalve meter afstand. Ik zit in de val. 
Waar zijn vrienden als je ze nodig hebt? 

|Cain Parris| 

We hebben haar. 
Ze is een pittige, kleine dame, maar we hebben haar. Wat zal de baas trots zijn. 
Maar dan doet ze iets onverwachts. 
Ariana Sylver valt flauw. 
Flauw! 
Ach, het is en blijft een Fout. 
'Grijp haar', grom ik. Meteen wordt mijn wens vervuld. 
   Zo hebben we kleine Zilveroog in ons bezit. 
Jammer van de ogen, want anders is het een best mooi meisje. 
En als verveelde jongen die ik ben, laat ik mijn ogen goedkeurend over haar rondingen gaan. 
    Meneer Goldion heeft me opgedragen om het meisje te grijpen. Hij zei erbij dat ze een meester in vechten is, maar daar heb ik niks van gemerkt. Misschien kon ze ook niet. 
Ik vraag me af waarom een klein meisje als zij zo gevaarlijk kan zijn, maar Goldion blijft mijn meester. Ik doe wat hij me vraagt. Zonder aarzelen. 

We zijn beland in het vliegtuig, dat ons naar het centrum van huidig Europa  brengt. 
Parijs. 
Daar laden we onze kleine crimineel uit en brengen haar naar de cellen, diep onder de grond. 

~~~   ~~~   ~~~    ~~~   ~~~   ~~~    ~~~     

"Adventure is what happens when you just did something stupid." 
   -  Professor Bernie 

ZilverWhere stories live. Discover now