0.1.

378 31 4
                                    

0.1.

~ Vijfde verjaardag - Eerste dag buiten ~

Waarom staart iedereen naar me? Is er iets met me? Vragend kijk ik op naar mama, die links van me loopt. Haar houding is stijf als een plank en bij vader is het nog erger. Zo erg dat hij achterblijft. 'Mama, wat is er?' Geen antwoord.
We lopen gewoon verder door de drukke straten van Gent. Mensen stoppen met praten, stoppen met wandelen en kijken me na. Eerst dacht ik dat ze me met plezier aankijken - iedereen houdt van kindjes, niet? - maar dan merk ik de grimassen en de angst. Mama bezit één van de twee. 'Mama, wat is er?' Vader zijn we kwijt, verloren in de stilstaande mensen. Mama draait haar hoofd stijf naar me toe. Haar Gouden ogen kijken me vol afgrijzen aan.
'Je bent niks waard, meisje, dat is er.' Ik open mijn mond, maar houd hem wijselijk. Maar toch... 'Waarom, mama?' De kinderlijke stem die ik bezit, klinkt onwetend. Bedoelt mama daarmee dat ik niks weet? Maar ik zal het toch wel leren op school? Mama stopt, net zoals al de mensen die ons nu in een grote kring staan aan te staren, ik volg haar voorbeeld en draai me terug om naar mama. Haar ogen vernauwen en ze recht haar rug, zodat ze nog groter lijkt. Ik krijg schrik van de opeens zo imposante moeder. De menigte is stil, ons onbeschaamd opnemend. Geen gefluister, geen beweging. 'Mama?' Vader komt tevoorschijn aan de rand van de menigte, aan de rand van mijn blikveld. Hij mijdt mijn blik. Moeder haalt diep adem en het lijkt alsof de menigte met haar meeademt.
'Je bent Zilver, meisje.'



~ Zestiende verjaardag - Stofwijk, B-Deel ~

Ik gil. Echt gillen, het is niet normaal. De droom van vannacht spookt in mijn gedachten rond. Hoe vaak ik hem al heb gehad, ik raak er niet aan gewend. Erica stormt de stoffige kamer binnen, met een wilde blik. 'Wat is er?', is haar reactie. Ik zucht en laat mijn hoofd vallen. Het meisje snapt het. 'Oh.' Erica, mijn enige vriendin, komt bij me zitten op de strooien zakken. 'Weer die droom?' Ik knik, mijn tranen bedwingend. Oh, wat haat ik die droom. Herinnering-droom, als zoiets bestaat. Rica slaat haar armen rond me heen en houdt me dicht bij haar borst. Sinds mijn zevende is ze als een moeder voor me geweest. Of toch zoiets, want ik weet niet goed wat een moeder eigenlijk is. Ik heb het geweten, maar mijn dromen hebben de waarschijnlijk warme gevoelens weg gewerkt. 'Rica?', fluister ik tegen haar borst. Ik voel en hoor haar hart kloppen onder mijn oor. Het kalmeert me. 'Ja?' Erica wrijft over mijn gouden lokken. Zo beschrijft zij mijn irritante krullen meestal. Ik ben er in de strijd mee, al weet ik niet wat ik fout heb gedaan. 'Wil je me iets beloven?' Ze blijft wrijven over mijn hoofd, maar ik voel dat ze aarzelt. Ze weet dat ze me niet kan vertrouwen. 'Ja', fluistert ze stiller dan ooit.
'Blijf voor altijd bij me.' Ze wrijft nog een keer over mijn achterhoofd en stopt dan, waardoor ik gedwongen word om van haar warmte afstand te doen.
'Oké.' Erica geeft me een kus op mijn voorhoofd en vertelt me dat ze in de geïmproviseerde living is. Zo geeft ze me alle tijd om te bekomen in mijn eentje. Niet dat ik veel kan doen om me af te leiden in een aparte kamer dat deel uitmaakt van een pakhuis, buiten gebruik natuurlijk. Ik laat me zuchtend achterover vallen op de stoffige zakken. Sinds ik uit het huis gezet ben, ben ik gewend geraakt aan al het stof. Maar toch weet ik dat het ooit beter was.
Met een bad en iedere dag verse kleren. Een tandenborstel en speelgoed.
Maar... De Programmeurs moesten weer anders beslissen. We hadden het veel te goed voor onze "stand", specifieker "mijn stand". Zilveren ogen zijn ongehoord, vreemd, angstaanjagend, het laagste van het laagste. 'Uit Fouten kun je leren', vertelden ze me recht in het gezicht de dag dat de uitzetting plaatsvond. De Programmeur was gekleed in wit, inclusief helm. Ik heb nooit geweten wie het was. Eenzelfde man reed onze auto naar de Stofwijk, een wijk die uitgebreidt is tot een gemeente die uitgebreidt is in een stad. Er zijn erg veel verschoppelingen, verraders en mensen zoals ik. Nou, mensen met Zilveren ogen zijn er niet meer, maar wel mensen met andere vreemdheden. Grote neuzen, kleine handjes, alles wat niet in verhouding was met het perfecte lichaam. Maar geen van hen had Zilveren ogen. Ik zou een moord doen om normaal te zijn. Het is mijn schuld dat mijn ouders hun baan kwijt raakten, hun huis en alles wat hun waardig was. Inclusief mij, maar dat was hun eigen beslissing. Eens we in de Wijk waren, heeft het twee jaar geduurd tot mijn ouders het eindelijk beu waren. Elkaar en mij. Eerst zijn ze van elkaar gescheiden, dan heeft moeder me het huis uit gezet op zeven jarige leeftijd. En als geluk bij een ongeluk vond ik diezelfde week Erica nog, die in die tijd vijftien was. Ze heeft me alles geleerd van de straat, hoe het eraan toegaat en wat je zeker niet moet doen. Erica heeft me opgevoed, al kon ze niks tegen mijn vermagering doen. En hier ben ik dan, acht jaar later in een pakhuis, dromend over mijn oude leven. 'Waarom zijn ze überhaupt de straat op gegaan?', prevel ik in mezelf. Altijd diezelfde vraag, maar nooit krijg ik een antwoord. Mijn ouders moeten toch geweten hebben dat ik Zilveren ogen had? Er wordt zachtjes op mijn deur geklopt en ik hef mijn hoofd op om te zien wie er binnenkomt. Natuurlijk ligt het antwoord voor de hand, maar het is altijd een bezigheid van me geweest om te denken dat ik ander bezoek krijg. 'Klaar om te gaan, meisje?', vraagt Erica zacht. Ik knik en hef mijn achterste van de zakken. Waar we vanavond gaan slapen, is een mysterie.

ZilverWhere stories live. Discover now