6. Aanval

128 4 0
                                    

De volgende ochtend zat Louise met kleine oogjes aan tafel. Ze zou die dag naar Brussel gaan voor nog een vergadering van het verzet, maar ze had al een taak opgekregen. Ze moest Rolf zijn vertrouwen winnen en zo achter de plannen van de Duitsers komen. De mannen van het verzet hadden haar gisterenavond raar aangekeken, toen ze binnen was gekomen. Ze was een meisje van negentien dat volgens hen niet thuis hoorde bij zo'n serieuze "mannen" zaken. Maar toen hadden ze in haar een toekomstig vertrouwenspersoon gezien van de Duitsers. Een man en een Duitser zouden niet zo snel vrienden worden als een Vlaams meisje en een Duitser. De mannen hadden gegromd toen ze het hadden over hoe dat hun meisjes werden nagekeken door de moffen, maar Louise had daar niet echt op in gegaan. Ze was een beetje beledigd geweest want eigenlijk hadden de mannen haar opgedrongen met Rolf een relatie te beginnen of beter gezegd met hem seks te hebben in ruil voor informatie. Maar Louise zou het spel anders spelen. Ze had zich even goedkoop genoemd, maar toen hadden de mannen haar toegejuicht als een grote meerwaarde voor de groep. Ze voelde zich speciaal, ook al was haar taak min of meer Rolf bedriegen.

'Niet goed geslapen?' Rolf kwam bij haar aan tafel zitten. Hij had zijn vest niet aan, waardoor hij alleen in een wit hemd voor haar zat. Louise zag zijn brede schouders, die overduidelijk gespierd waren. Niet kijken, dacht ze, maar ze deed het toch. 
'Je hebt liggen snurken,' zei Louise en ze sprak ook de waarheid. Toen ze gisteren terug thuis was gekomen, had ze Rolf luid horen ronken. Het had haar even geërgerd, maar toen vond ze het wel iets mannelijk hebben.
'Ik? Nee toch? Ik heb niets gehoord!' hij gaf haar een speelse knipoog, waardoor zij direct van tafel opstond zodat hij haar rode wangen niet kon zien.

'Koffie?' vroeg ze, waar hij op instemde.
'Waar is je oma?' Hij slurpte aan zijn koffie toen ze het dampend drankje voor hem op tafel zette.

'Naar Gelrode, een vriendin bezoeken.' Hij trok zijn beide wenkbrauwen op en hij nam een krant tevoorschijn. Ze bekeek de Duitse titel.
HITLER UND STALIN stond erop en ze las het artikel over hoe de twee een pact hadden gesloten. Ze rolde met haar ogen. Rolf had het opgemerkt.
'Mag je Hitler niet?' Zijn vraag kwam onverwacht, maar Louise wist niet echt goed wat ze moest antwoorden.
'Wat denk je zelf?' antwoordde ze koel.

'Stomme vraag. Het is nog ochtend.' Natuurlijk schoof hij de schuld van zo'n onfatsoenlijke vraag op het vroege tijdstip. Goed zo, dacht Louise. Hij had het onderwerp, dat hij probeerde aan te smeren, zelf willen omzeilen
'Wat ga je vandaag doen?'vroeg Louise. Plan 1 was ze aan het doorvoeren. Ze wou elke dag achter zijn dagschema vragen om zo iets op te pikken. Ze wou alledaagse gesprekjes met hem aangaan om zo zijn vertrouwen te winnen.
'Patrouilleren, de verkoop van voedselbonnen controleren, zo van die saaie dingen. Niets speciaals. Waarom vraag je dat?' zijn ogen stonden haar vragend aan.
'Gewoon, interesse. Het is maar moest ik je willen vinden om bepaalde redenen.' Hij knikte bedenkelijk met zijn hoofd.

'Jij?' vroeg hij oprecht geïnteresseerd.
'Ik dacht naar Brussel te gaan vandaag, maar ik heb niet veel zin om met de trein te reizen. Moet ik misschien iets van je kleren wassen?' Louise vond zichzelf te vriendelijk tegenover hem, maar ergens ergerde het haar niet. Ze had altijd al wel de behoefte gehad om voor een man te zorgen. Rolf was een knappe man, maar spijtig genoeg stond hij aan de verkeerde kant. Ze dacht erover na of hij echt een volger was van Hitler/ Maar ja, waarom was hij dan hier moest hij geen aanhanger zijn?
'Als je wil, graag. Waar moet ik de vuile kleren achterlaten?'
'Leg ze gewoon maar op een stoel in je kamer, ik pak ze dan mee als ik met de andere was naar beneden ga.' Hij knikte. Louise juichte in zichzelf; zonder dat Rolf het wist kon ze door zijn papieren snuffelen.


Rolf was verbaasd dat Dolf niets liet blijken van de actie van gisteravond. Terwijl hij rustig had liggen slapen (en snurken zoals Louise zei), had Dolf de man van bij de voedselbonnen dood geschoten op bevel van de luitenant. Hij hoopte maar dat Louise er niet achter kwam. Als ze wist dat één van zijn vrienden een man had geëxecuteerd, dan zou ze misschien hem over dezelfde kant scheren. Hij wou niet dat ze zo over hem dacht. Hij was grijs, hield hij zich steeds voor. Maar dat was hij ook werkelijk.
'Die Louise, wat was me dat voor een griet,' zei Dolf toen ze aan het patrouilleren waren door de straten van Aarschot. Louises naam liet een bom van woorden los in Rolfs gedachten. Hij had haar vanaf het moment dat ze deur had geopend een unieke verschijning gevonden. Hoe pienter ze eruit zag, viel hem steeds op. Ze zocht precies op elk moment van de dag dingen die ze niet begreep, maar ze wou deze dingen wel begrijpen. Ze was vol van leren en zo was hij ook geweest in het verleden. Rolf kon niet aan zijn vriend laten blijken dat hij een boon had voor Louise, dus ging hij over op wat stomme praat van een onverschillige jongen.
'Waarom?' Hij deed alsof het hem niets kon schelen.
'Ze scheepte me meteen af. Ze luisterde niet eens naar wat ik haar te vertellen had. Dat meisje boeit me niet meer.' Rolf trok een bedenkelijk gezicht en onderdrukte een grijns. Goed zo, dacht hij.
'Hoe zit het met Elise?' vroeg Dolf en Rolf wist niet waar dat vandaan kwam.
'Ik moet haar niet.' 
'Kom op. Er moeten iemand zijn die jij ziet zitten. Die grieten die je hier ziet rondlopen zijn als het ware engeltjes.'
'Houd nou eens op over meisjes en zeg me liever iets over die actie van gisterennacht.' Rolf was kwaad uitgevlogen. Dolfs gezicht veranderde even.

'Niets speciaals.' Dolf klonk redelijk koel. Rolf geloofde er niets van.
'Meen je dit, man? Voor de eerste keer in je leven iemand vermoorden is niets speciaals? Is er iets mis met jou of zo?' Rolf keek zijn vriend met een kwade blik aan, maar Dolf zei niets meer.
'De eerste keer dat ik iemand doodde was verschrikkelijk. Ik had er na een jaar nog last van. Zelfs nu nog,' Rolf  was echt boos, maar Dolf ging er niet meer op in. Het gesprek was afgesloten.
Het was vandaag tien mei, dacht Rolf. Hij wist wat er ging gebeuren. Hij had zo blij geweest dat Louise vandaag niet naar Brussel ging met de trein, hij was blij dat ze zelfs niet meer in Leuven studeerde. Wat er vandaag stond te gebeuren, had haar kunnen doden. Een gevechtsvliegtuig vloog over Aarschot heen. Het was een vliegtuig van de Duitse Luftwaffe. Rolf haatte zichzelf doordat hij wist waar dit vliegtuig heen ging, waar hij de bom ging droppen en dat hij dit op voorhand wist. Hoeveel onschuldige mensen zouden er gedood worden? Maar, dacht hij, dit was oorlog. Dit was hoe de oorlog gevoerd werd; onschuldige mensen werden ook niet gespaard. Hij telde de minuten af, maar België was klein en Leuven lag heel dichtbij. Misschien konden ze de bom wel horen vallen? Rolf wist het niet goed, maar na tien à twintig minuten was de stad in rep en roer. Sommigen mensen huilden om verwanten die ze kenden in Leuven. Ze wisten niet of ze gedood waren of ze nog leefden. Rolf had zich willen terugtrekken en willen opgaan in de schaduwen, want hij werd sowieso als schuldige aangezien. Toch kon hij niet stoppen met patrouilleren. Dolf en hij liepen de grote markt op en vrouwen waren aan het huilen. Ze huilden om hun mannen, die werkten in Leuven. Ze hadden zich op hun knieën gezet op de grond en keken wenend naar de hemel. Het verbaasde Rolf dat er nog geen man naar hem toe was gekomen, hem op zijn borst had getikt en had gezegd: 'Mörder' . Er viel niet veel te doen voor Rolf. Hij kon onmogelijk de mensen helpen. Het zou als een knuffel van Satan aanvoelen voor de mensen. Waarom was hij niet gewoon uit het leger gestapt, dacht Rolf. Het moeilijke aan de situatie was dat Rolf een overlever was. Hij was opgeroepen om in het leger te gaan en te gaan strijden voor Duitsland. Maar hij wou niet in het leger. Hij geloofde niet in Hitler en zijn 'We maken Duitsland terug groot'. Toch was hij in het leger gegaan omdat als hij er niet was mee ingestemd, had dat zijn dood betekend. Had hij nu weggegaan, dan was hij een deserteur en was hij ook dood. Rolf wou leven. Hoe groot de schulden waren, die hij zou moeten dragen, hij wou leven. 
Rolf werd uit zijn gedachte gehaald doordat Elise en die domme, blonde jongen, beiden huilend elkaar omhelsden. Een sterk, wantrouwend gevoel besloop Rolf en hij wist niet waarom hij het deed, maar hij rende naar huis. Hij kwam binnen in de al vertrouwende hal, waar hij niemand aantrof.
'Louise!' riep hij door het huis, maar hij hoorde geen geluiden van voetstappen. Hij ging door de keuken, onderzocht het berghok, onderzocht de living, onderzocht zelfs de tuin. Hij kwam terug buiten. Wat ging Louise nog vandaag allemaal doen? Hij keek om zich heen, maar zag alleen geschokte mensen. Een daarvan was Elise. Zij kwam naar hem toe en pakte zijn arm stevig vast. Hij wou dat ze los liet, maar hij kon haar niet van zich afduwen. De mensen keken naar haar met een vuile blik. Het woord 'verrader' stond in hun ogen te lezen. Nu wist hij wat Louise had bedoeld dat ze niet samen met hem gezien mocht worden.
'Louise.' De naam deed zijn maag krimpen. 'O, Rolf, het is zo tragisch. Ik zag ze deze morgen nog op de trein stappen...' ze sprak al hortend Duits met Nederlandse woorden erin, maar hij kon haar verbazingwekkend goed verstaan. Elise veegde haar tranen af aan zijn uniform. 'Ze ging naar Leuven, zei ze. Ze ging boeken ophalen bij haar kot. Ze ging ook naar de universiteit om boeken te halen. Ik weet niet of ze ongedeerd is of niet, maar o God ik wil haar niet kwijt.' Waarom was Louise van gedachten veranderd? Ze wou toch niet met de trein gaan?  Rolf was kwaad, woedend in zichzelf. Hij ging naar Leuven, dat was zeker. Hij maakte zich los van Elise en zei: 'Ik zal ze gaan halen.' Wellicht vatte Elise zijn actie op als een soort liefdesdaad voor haar. Maar ze had het mis. Hij ging naar Louise zoeken, omdat zij het enige was dat hem nog boeide. Dat hem nog levend maakte. Ook al was er nog niet echt van liefde sprake, zijn hart deed al pijn bij de gedachte dat ze aan het schreeuwen was voor haar leven. Het ergste aan de situatie was dan nog dat hij het voor zijn rekening had als er iets mis was met haar. Maar hij was ook de enige die haar kon gaan redden. Hij rende naar de militaire auto van de luitenant, gelukkig stond de sleutel er nog op, en reed richting Leuven. Hij negeerde alle snelheidsregels en reed als een blinde dwaas naar Leuven. Hij zou haar niet kwijt raken, nog niet. 

Liefde in oorlogstijdWhere stories live. Discover now