014

30 1 0
                                    

We dalen twee trappen af en komen uiteindelijk in de kelder van het huis terecht. Het is, ondanks het gebrek aan ramen, een gezellige ruimte. De muren zijn beschilderd in felle neonkleuren en de vloer is bezaaid met kussens. Op die kussens zitten een stuk of twintig mensen, allemaal van mijn leeftijd of iets ouder.

Tot mijn verbazing zie ik dat er nog twee deuren in de kamer zijn. De ruimte onder het huis is waarschijnlijk enorm.

‘Guys, dit is Anna,’ zegt Nathan, terwijl hij aan arm om mee heen slaat. Aangezien hij niet dronken, stoned of agressief is, laat ik het toe. Eerlijk gezegd voelt het wel fijn, bijna alsof hij me beschermt.

De mensen schreeuwen verschillende begroetingen naar me, terwijl ik verlegen lach. Het valt me op dat ze allemaal een pruik dragen en een dikke laag make-up op hun gezicht hebben gesmeerd.

‘Wat is dit?’ fluister ik in Nathans oor.

Hij geeft me een kneepje. ‘Dit zijn de meest getalenteerde mensen die ik ken. Zal ik ze even voorstellen?’

‘Graag.’

‘Ik,’ begint Nathan en hij wijst met zijn vrije hand naar zichzelf, ‘ben drummer. Lexie is songwriter. Nouschka was onze zangeres, voordat ze zichzelf in de vernieling hielp. Ingrid daar is haar vervangster.’

Ingrid geeft me een knipoog. Ze heeft een worteloranje pruik op en ogen die zo lichtgrijs zijn dat ze haast wit lijken. Vreemd genoeg vind ik haar meteen aardig.

‘Jullie zijn een band,’ concludeer ik.

‘Nee, we zijn meer dan een band,’ zegt Ingrid met een lage, bijna schorre stem. ‘We hebben een drummer, een bassist, een gitarist, een zangeres, een achtergrondkoortje en een zanger. Dat is echter niet alles… we hebben ook heel veel dansers. Negen, om precies te zijn.’

‘En daar willen we graag tien van maken…’ vult Nathan haar aan.

‘Je kunt vast wel dansen, hè Anna?’ vraagt Ingrid.

Ik durf van mezelf te zeggen dat ik gevoel voor ritme heb. Ik heb vaak genoeg bewogen op mijn favoriete liedjes, maar toen was ik wel alleen. En ik ken geen enkele officiële danspas. ‘Eh…’

‘Niet zo bescheiden,’ zegt een jongen uit de groep. ‘Op mijn eerste dag hier was ik zo stijf als een hark. Moet je zien wat ik nu kan.’ Hij staat op, rent naar de muur toe, tegen de muur op, maakt een soort salto en landt op zijn voeten.

Ik staar hem aan. ‘Dat is onmogelijk.’

‘Niets is onmogelijk.’ Hij hijgt niet eens.

Het is óf dansen, óf drugs. Deze groep of een stel junks als gezelschap. ‘Oké, ik doe mee,’ beslis ik.

‘Zeker weten?’ vraagt Ingrid.

‘Zeker weten,’ bevestig ik. ‘Alleen… de politie…’

Ze legt haar vinger op de lippen, staat op en trekt de lade van een bureau dat tegen de muur aan staat open. In haar hand heeft ze een schaar. ‘Voor ik het voor mezelf verpestte, was ik hard op weg om kapster te worden.’

I just killed my boyfriendWhere stories live. Discover now