'Ja.' Pauze. 'Ik zal opnemen.'

'Oké.' Hij liet de lucht in zijn longen ontsnappen. 'Goed. Goed.' Hij stommelde de trap af en wachtte ongeduldig op de metro.

Hij durfde niet meer op zijn telefoon te kijken of nog iets te zeggen, bang dat het gesprek toch was afgesloten, tot hij in de hal van het vliegveld stond. Hij was vanaf het laatste metrostation regelrecht naar de luchthaven gerend en was misschien buiten adem, en heel misschien hijgde hij in de telefoon, maar dat maakte hem niets uit. Hij keek nu wanhopig rond terwijl hij opzij werd geduwd door mensen die hun vliegtuig wilden halen of die haast hadden om welke andere reden dan ook. Maar hij bleef om zich heen kijken en zocht Louis, die nooit boven de chaotische mensenmassa uit zou steken.

Durfde hij te vragen of Louis er nog was? Hij zei voorzichtig zijn naam, hijgde het bijna uit samen met alle spanning die hij door heel zijn lichaam voelde.

'Ja?'

Hij was er nog hij was er nog hij was er nog.

Hij keek nog steeds scherp rond, maar kon hem niet vinden in de honderden gezichten. 'Ik sta in het vliegveld.'

'Ik ben in de aankomsthal. Bij de banken.'

Harry begon zich een weg te banen langs iedereen terwijl hij zijn telefoon tegen zijn oor aangedrukt hield en de blauwe borden met "Aankomsthal" volgde. In zijn wanhoop en verlangen begon hij steeds sneller te lopen, duwde hij mensen steeds harder en ruwer aan de kant en uiteindelijk rende hij bijna in volle vaart de aankomsthal in, regelrecht naar de persoon die in de hoek van de hal zat, ook met een onbekende telefoon tegen zijn oor gedrukt. Alles om hem heen leek te verdwijnen en werd gedempt tot een laag geruis op de achtergrond. Niets anders deed er meer toe. Harry had zijn armen al om hem heen geslagen voordat Louis hem op had kunnen merken, en liet hem voor de eerstvolgende tien minuten niet meer los. Eerst vooral omdat hij Louis ongelofelijk had gemist en bang was om hem los te laten en opnieuw kwijt te raken, maar daarna omdat Louis zichzelf letterlijk overgaf aan Harry en bijna in elkaar stortte in zijn armen. Hij drukte zijn gezicht in Harry's schouder en nek terwijl hij ongegeneerd huilde. Zijn schouders, zijn scherp uitstekende schouders, schokten op en neer en Harry voelde al zijn botten en voelde de ijzige kou door de kleding heen en hij voelde de ijzige wanhoop die Louis met zich mee droeg, en durfde niet los te laten. Omdat hij nu bang was dat Louis volledig in zou zakken. Hij pakte Louis' ijskoude handen beet en hield ze stevig vast tussen die van hem. Zijn telefoon was ergens uit zijn handen gevallen en op de grond gegleden, want hij had hem niet meer vast, maar dat was een bijzaak. Alles was gefocust op Louis.

Hij probeerde Louis' ijzige handen te verwarmen, maar zijn eigen handen waren nauwelijks warmer door de ijskoude buitenlucht. Desondanks wreef hij met zijn duim over de rug van de ongezond wittige huid terwijl hij als een soort mantra "Het is oké" herhaalde tegen Louis, die niet anders dan "Het spijt me" uit kon brengen. Harry wist niet eens wat hem speet, en wist niet goed of dat slecht was of niet, maar dat was ook een andere bijzaak.

Uiteindelijk kalmeerde Louis, en liet hij zichzelf verslagen en uitgeput tegen Harry aanzakken. Hij vormde zichzelf naar Harry's armen en overbrugde de smalle ruimte tussen hen. Hij liet één hand los, om hem verdwaasd langs zijn gezicht te laten glijden. Harry nam het van hem over en trok de mouw van zijn trui over zijn hand en streek voorzichtig langs zijn wangen en kin. Hij bestudeerde de paarsblauwe wallen onder zijn gesloten ogen. Hij zag er moe uit. Uitgeput. En ziek. Doodziek.

Harry streek voorzichtig Louis' doffe haar uit zijn gezicht en trok hem daarna verder op zijn schoot. Misschien was het slimmer om Louis op te tillen en terug op de bank te gaan zitten, maar nu leunde Harry achterover tegen de banken aan terwijl hij het zichzelf comfortabel probeerde te maken op de grond. Het kon hem nauwelijks iets schelen.

PerseveranceWhere stories live. Discover now