‘Wat is er met jou?’ vroeg ik na een korte stilte. Ik voelde gewoon dat er iets was. Het kon niet anders.

Sander keek mij vragend aan.

‘Wat is er met jou? Ik ben smoorverliefd en hou ontzettend veel van mijn vriendin die hier ligt, met haar hoofd naar de muur,’ zei hij. Ik draaide me om en keek hem aan. ‘Je moet alleen die plekken van de bramenstruik met rust laten, ze zitten er nog steeds,’ zei hij met een lach op zijn gezicht. Hij moest eens weten, had ik toe gedacht. Ik zag dat hij de waarheid sprak. Hij was echt verliefd op mij, hij hield echt van mij. En ik was verliefd op hem, ik hield echt van hem. Waarom deed ik eigenlijk zo ontzettend moeilijk?

Na het weekend moest ik gelijk weer naar school. Ik zag er tegen op. Ik wilde niet dat mensen mij in mijn rolstoel zaten. Ik wilde de onzekerheid niet laten zien. Ik wilde lopen, ik wilde leven zoals iedereen dat kon.

Ik leunde op mijn krukken en keek naar de trap. Ze hadden een traplift aangeschaft, speciaal voor mij. Ik kon zitten op een stoeltje en me zo naar beneden laten voeren. Ik kon dingen zelf en ik was ze dankbaar. Maar ik wilde het niet nodig hebben, ik wilde geen rolstoel meer. Ik kon het makkelijk op krukken.

‘Ik ga zonder rolstoel,’ zei ik tegen Lisanne toen ik beneden op de bank plaats nam.

‘Doe jezelf dat alsjeblieft niet aan, Ilse, je kan net aan van de trap naar de bank en weer terug lopen,’ zei Lisanne.

‘Op school hoef ik niet zoveel te lopen,’ riep ik. Echt niet dat ik in dat ding naar school ging. Ik zag de zwarte stoel tegen de muur aan staan. Ik wilde er niet in. Ik wilde het gewoon niet!

‘Je vergeet de drukte, Ilse, het kan gewoon nog niet.’

‘Iedereen lacht me uit,’ ging ik verder, om mijn gelijk te halen.

‘Helemaal niet, waarom zouden ze jou uitlachen?’ vroeg Lisanne. Ik haalde mijn schouders op. Ik moest haar gelijk geven. Ik zou met die vreselijke rolstoel naar school gaan.

Een half uur later kwam ik de school ingereden. Alle blikken waren op mij gericht, alsof ik een buitenaards wezen was. Alsof niemand mij kende en alsof het niet kunnen lopen een besmettelijke ziekte was. Ik slikte mijn tranen weg en probeerde alle blikken te negeren. Ik reed richting mijn kluis, terwijl mijn blik naar de grond was gericht. Ik had nog steeds een ander kluisje gekregen. Een lagere, anders moest ik steeds moeite doen om bij mijn kluis te komen. Gelukkig bestonden er ook nog leuke mensen op deze school.

Ik opende mijn kluis en propte mijn jas erin. Ineens zag ik een briefje in mijn kluis liggen. Alles is jouw schuld. Als Emma niet meer bij komt maken we je af! Stond er op het briefje geschreven. Ik schrok. Het was Zoë, ik herkende direct haar handschrift. De tranen kon ik nog maar net onderdrukken, ik slikte en verfrommelde het papiertje dat ik vervolgens in mijn broekzak propte.

Broeken aantrekken was trouwens echt ontzettend moeilijk. Mijn ene been deed niet wat ik wilde, dus altijd moest iemand mij helpen. Het enige voordeel aan mijn situatie was dat je het niet voelde als iemand je trapte en dat je het harsen of epileren van je benen ook niet meer voelde.

Ik ging richting de klas, we hadden Frans, waar ik normaal altijd naast Emma zat. Ik had Frans samen met Zoë en Joëlle.

Ik ging achter een tafeltje zitten waar geen stoel meer achter stond. Niemand schonk aandacht aan mij. Ik leek doorzichtig, onopvallend en compleet onbelangrijk voor de hele klas.

‘Leuk dat je er weer bent, Ilse,’ zei de docent voordat ze de les begon. Fijn, nu waren alle blikken op mij gericht.

‘Leuk? Wie vindt het nou leuk dat er zo’n lastpak bij ons in de klas zit? Het was eindelijk goed toen ze er niet meer was!’ riep Joëlle. Ik voelde de tranen prikken en ik hoorde zacht gegniffel achter in de klas. Joëlle werd eruit gestuurd en mocht zich melden. Alsof ze zich geweldig voelde stond ze op en lachte ze nog even naar me. Ze had me geraakt met haar woorden. Ik was een lastpak. Ze had gelijk. Verdomme!

Iedereen vond dat het mijn schuld was. Iedereen vond dat het mijn schuld was dat Emma nog steeds in het ziekenhuis lag en dat mijn moeder dood was. Ik had tranen in mijn ogen en keek naar buiten. Ik wilde hier niet zijn.

Het was pauze. Ik zat bij de vriendengroep van Sander, dat ook mijn vriendengroep geworden was. Sander zat bij mij op schoot. Noa keek constant in onze richting. Mijn blik wendde af. Ik dacht aan vanochtend. Ik dacht aan de Franse les. Ik dacht aan wiskunde, waarbij het niet veel beter ging. Waar de leraar mij constant vragen stelde over hoe het was gegaan en hoe ik mijn tijd in het revalidatiecentrum had beleefd. Maar ik wilde die aandacht niet.

Ik merkte dat Noa ons nog steeds de hele tijd aanstaarde. Wat was er aan de hand? Had ik iets raars gedaan? Ik praatte met Sander en zijn vrienden die van alles aan mij vroegen over de revalidatie. Ik vertelde erover. Deze vrienden namen mij niets kwalijk, ook Joris niet. Zij accepteerde mij gewoon zoals ik was.

Ik lag thuis in mijn bed toen mijn mobiel afging. Ik bekeek mijn display en zag dat het Sander was. Ik nam op.

‘Met Ilse,’ zei ik, alsof ik niet doorhad wie belde.

‘Lieverd, ik wilde je alleen even welterusten wensen, ik hou van je,’ zei hij.

‘Welterusten,’ zei ik zacht. Daarna verbrak ik de verbinding. Met een glimlach op mijn gezicht viel ik in slaap.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hallo, daar ben ik weer! Ik hoop dat jullie het leuk vinden / vonden! (nu klinkt het het alsof dit verhaal af is, maar dat is niet zo)

Ik wil wel heel graag tips en commentaar om te leren, want ik wil graag mijn verhalen beter en leuker maken :) en ik heb het idee dat ik vrij weinig lezers heb, maar zelfs voor 1 lezer zou ik blijven posten :)

Xx Karbonkel

Geen uitweg meerTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon