Hoofdstuk 9

754 32 7
                                    

Ik lag. Dat deed ik de afgelopen vijf weken constant. Soms hoorde ik vaag mensen spreken, maar mijn ogen bleven dicht, ik kon ze niet openen. Het was zwart voor mijn ogen en met man en macht probeerde ik mijn ogen op te krijgen. Ik wilde om hij heen kijken en weten wat er aan de hand was. Waarom sliep ik zo lang? Wat was er aan de hand? Mijn ogen bleven potdicht. Ik probeerde mijn mond te openen en te schreeuwen om hulp, maar geen enkel geluid kwam over mijn lippen. Ik wilde wakker worden, uit deze vreselijke nachtmerrie kruipen. Mijn hand werd vastgepakt en ik voelde hoe iemand er een kus op drukte. Direct vroeg ik me af wie er een kus op mijn hand drukte. Er was niemand die van mij hield. Mama zou er niet zijn en Emma zou nooit mijn hand pakken om die vervolgens te zoenen. Welke griezel kuste mij dan?

Ik wist dat als het mij niet lukte om wakker te worden dat mama geen traan om mij zou laten. Ik zou het niet waard zijn.

Ik voelde de aanwezigheid van iemand, maar wie dat was kon ik echt niet bedenken. straks zou ik mijn ogen openen en was er niemand voor mij, alleen het onbekende persoon. Maar mijn ogen wilde misschien niet eens geopend worden. Er werd in mijn hand geknepen, ik probeerde terug te knijpen. Volgens mij lukte het, maar helemaal zeker wist ik het niet. Mijn hand werd direct losgelaten. Het persoon had mijn kneepje gevoeld. Ik voelde hoe een hand langs mijn gezicht streelde en hoe iemand een zoen op mijn mond drukte. Wie zoende mij? Waarom zoende iemand mij? Ik had toch geen vriend? Of was ik dat ineens vergeten. Waar was ik überhaupt? Ik wilde schreeuwen, ik wilde dat die engerd mij niet zoende, ik wilde wakker worden. Maar mijn ogen bleven gesloten en er kwam geen enkel geluid over mijn lippen. Hoe graag ik ook wilde.

Uren later sliep ik nog steeds. Er was niemand in de kamer en ik wist nog steeds niet waarom ik ergens op bed lag waar vreemde mensen mij zoende. Was ik soms ontvoerd?

Voorzichtig probeerde ik mijn ogen te openen. Het lukte! Ik deed het gewoon! Nieuwsgierig keek ik om mij heen. Ik lag in een wit bed, dat in een saaie lege kamer stond. De muren waren wit en er hing slechts 1 lelijk schilderij. Om mij heen stonden apparaten. De het irritante gepiep van apparaten wist ik dat ik in het ziekenhuis lag. Maar waarom? Wat had ik in het ziekenhuis te zoeken? Waarom was ik hier alleen?

Ik probeerde rechtop te gaan zitten, maar het lukte me niet. Ik was te zwak. Mijn ademhalingstempo verhoogde en mijn hart begon als een razende te kloppen. Tranen sprongen in mijn ogen en ik raakte helemaal in paniek.

‘Help?’ piepte ik zachtjes. Meer geluid kwam er niet uit. Ineens zag ik een grote rode knop achter mij. Zonder twijfel drukte ik op de rode knop. Er gebeurde niets. Ik was bang. Een zuster kwam mijn kamer binnen gelopen.

‘Je bent wakker?’ vroeg de zuster verbaasd. Goh, dacht ik, ik slaap altijd met mijn ogen open. Ik zei niets en knikte slechts.

‘Ik haal de dokter erbij,’ zei de zuster. Ik knikte slechts en was weer alleen. Ik voelde me alleen. Waar was mama? Waarom was zij zelfs op zulke momenten niet bij haar dochter. Eigenlijk kon ik het verwachten.

De dokter kwam binnen lopen en ging naast mijn bed staan. Mijn hoofd voelde zwaar aan en ik had het gevoel alsof ik straks moest overgeven.

‘Hoe voel je je?’ vroeg de dokter. Ik negeerde de vraag.

‘Waar ben ik?’ vroeg ik.

‘Je bent in het ziekenhuis, je hebt een ernstig auto ongeluk gehad,’ vertelde de dokter.

‘Hoe kan dat?’ vroeg ik me gelijk af. Ik heb al tijden niet meer in een auto gezeten, hoe kon ik dan een ongeluk gehad hebben? De dokter reageerde niet op mijn vraag en deed zijn stethoscoop om. Hij luisterde naar mijn ademhaling.

‘Heb je last van hoofdpijn of duizeligheid?’ vroeg de dokter.

‘Een beetje,’ mompelde ik bijna onverstaanbaar. Versuft bleef ik de man aanstaren. Ik had nog steeds geen idee wat er nu eigenlijk gebeurd was.

Geen uitweg meerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu