Hoofdstuk 1

185 12 10
                                    

GAIA

Mijn ogen vliegen open, ik hap naar zuurstof en als mijn longen de koele lucht voelen, haal ik gierend adem. Ik ben doorweekt. Mijn nachthemd plakt aan mijn lijf. Met trillende vingers wrijf ik donkere plukken haar van mijn voorhoofd en als ik daarin knijp, valt er een druppeltje zweet op mijn kussen.

Rillerig gooi ik de deken van me af, maar als de kou doordringt tot mijn klamme benen klim ik vlug weer in bed. Ik probeer te slikken, maar mijn mond is, in tegenstelling tot de rest van mij, kurkdroog. Als ik eindelijk genoeg vocht bij elkaar heb gesmakt, proef ik zout. Blegh, dat is smerig.

Na een tijdje, wanneer het zweet is verdampt en mijn lijf gestopt is met trillen, zet ik mijn voeten op de grond. Het is nog steeds koud, maar nu kan ik het hebben, met slippers aan, en een badjas.

Ik schuifel naar de badkamer en drink de halve kraan leeg, dan staar ik naar mezelf in de spiegel. Dit is al de derde nacht op een rij.

---

Het lukt me om weer in slaap te vallen en de wekker maakt me meedogenloos wakker als het tijd is voor school. Ik weet zeker dat mijn moeder aan mij ziet dat ik slecht geslapen heb – alweer – en ben blij dat ze niets zegt. Misschien denkt ze dat ik tot diep in de nacht op mijn mobiel heb gezeten en haalt ze vannacht de wifi er weer uit. Ze doet maar, dat helpt helaas niets tegen de dromen.

Het ergste is dat ik er niets meer van weet. Nog geen vleugje herinnering blijft hangen nadat ik eenmaal wakker ben geschoten. Daar baal ik het meest van.

"Vergeet je mondkapje niet, Gaia."

"Nee, mam."

Gekleed in mijn winterjas met daaroverheen een regenpak – want dit is het topje van Groningen en het is herfst – fiets ik even later naar school. Vandaag heb ik gewoon les, maar morgen mag ik weer naar Zeebeheer Noord, mijn moeders bedrijf. Tenminste, het is niet van mijn moeder, maar zij werkt daar en heeft me deze geweldige snuffelstageplek bezorgd. Tien weken lang, twee dagen in de week.

Ploeterend tegen de stugge wind neem ik de laatste bocht. Nog een paar trappen en dan kan ik schuilen in de overdekte fietsenstalling. Ik ben iets te vroeg en de deuren zijn nog niet open, maar in ieder geval ben ik nu droog.

Ergens onder in het voorvak van mijn tas moet een borstel zitten. Ik schud de druppels van mijn regenpak en prop die in de plastic tas die ik speciaal daarvoor altijd meeneem. Mijn haar is ongelooflijk pluizig en dus trek ik het uit het elastiekje los, wrijf het glad en bind het weer vast in het korte staartje dat ik altijd draag. Beter dan dit wordt het niet. Het is het enige nadeel van vaak zwemmen.

Als de bel gaat, ren ik het laatste stukje naar de deur, samen met alle andere leerlingen die vandaag in het schoolgebouw les hebben. Met dit flutweer werk ik liever thuis.

Bij de kluisjes komt Iris me tegemoet, haar gezicht staat op onweer. "Mijn fiets heeft een klapband en pa vertikt het om me op te halen aan het eind van de dag. Ik mag lopen straks." Ze gooit er een paar krachttermen achteraan waardoor ik grimas en vlug verstop ik mijn hoofd achter het openstaande deurtje. Welke vakken heb ik ook alweer als eerste?

"Zeg alsjeblieft dat je met me meeloopt naar huis, please." Ze hangt aan mijn arm, waardoor ik bijna mijn etui laat vallen.

"Sorry, ik heb duikles na school."

Mopperend laat ze me los en gaat op zoek naar een ander slachtoffer, grinnikend kijk ik haar na.

Ik werk me door de uren heen en zie gelukkig hoe het weer opklaart. Tegen de tijd dat mijn lesdag is afgelopen, is het zowaar droog.

Waar dromen zinken (GEPUBLICEERD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu