Hoofdstuk 6

83 10 24
                                    

Hille wordt wakker met een bonzend hoofd. Kreunend kijkt hij om zich heen. Eerst ziet hij alleen maar flitsen, maar al snel kan hij overeind komen van het aftandse bed en stilaan komt het besef bij hem dat hij zich in een klein, muf kamertje bevindt.

Als hij haastig op staat met de intentie hier weg te komen, struikelt hij over een doos waarvan er enkele slordig verspreid staan over de kamer. Uit eentje pulkt wat kleding en op een andere staat 'servies' geschreven.
Nu pas merkt hij op dat hij alleen maar sokken aan zijn voeten heeft. Direct daarop ziet hij zijn schoenen keurig naast een kapotte strijkplank staan en snel doet hij ze aan.

Hille voelt zijn krachten met de seconde toenemen en heeft alle vertrouwen in een veelbelovende uitkomst voor zichzelf. Hij is jong en sterk, degene die hem die spuit in de nek heeft gedrukt zal het bezuren.
Keurend kijkt hij naar de deur en geeft er bijna nonchalant een trap tegenaan, net onder het slot. De deur zwaait zonder moeite open.

Vreemd genoeg voelt hij zich niet bang, eerder opgewonden. Dit is een geweldig avontuur en hij vraagt zich eigenlijk af wat zijn klasgenoot hiermee te maken heeft. Eerlijk gezegd weet hij niet of hij die weddenschap - om op de zesde verdieping van de Lindberghflat in te breken - heeft gewonnen, gezien hij geen idee heeft waar hij is. Zo'n bruut verdovingsmiddel is ook niet gelijk iets wat hij van Celine zou verwachten. Toch maar even navragen als hij haar weer ziet.
Ziet hij haar ooit nog wel? Onwillekeurig kruipt er toch een kriebel vrees door zijn maag.

Allerlei scenario's bedenkend, kijkt Hille voorzichtig links en rechts om de deuropening en merkt dat hij in een gang uitkomt met aan beide zijden deuren.
Er vliegen op dit moment ook diverse deuren open, mogelijk omdat hij net niet al te stil was. Hij ziet een drietal mannen de gang opstormen, waarvan één uit dezelfde rij als hijzelf.
Diegene is ook de meest geagiteerde. Zijn gelikte zwarte haren staan aan één kant bizar recht overeind en zijn gezicht vertoont onrust, ongeloof en woede. Hij doet zijn mond open om iemand - wie dan ook - van repliek te dienen, maar voordat hij de kans krijgt om ook maar iets te zeggen, grijpt de grootste van de andere twee hem beet.
In een ongemakkelijke houdgreep wordt hij naar een schuifdeur geleidt. Hij stribbelt behoorlijk tegen.

Er komt een straal licht de donkere hal in als de deur open schuift. Hij hoort zijn medegevangene worstelen en met een ondefinieerbaar plat accent roepen: "Wat is dit? Hier heb ik niet mee ingestemd. Laat me gaan!"
Er wordt geen gehoor gegeven aan zijn verzoek.

Meer merkt Hille niet op. De andere man komt namelijk op hem af, waarschijnlijk om een soortelijke actie bij hem uit te voeren.
Daar past hij voor.

Dreigend keert hij zich pal voor de ander, die daardoor even aarzelt. De man keurt hem van onder tot boven en heeft daarna een smalend lachje om zijn lippen.
Hij haalt simpelweg zijn schouders op en loopt vervolgens doelbewust de grote man achterna,  Hille ziedend van woede achter zich latend.

Hille wist niet dat hij zoveel felheid in zich kon hebben, maar het minachtende gedrag van de ander haalt het bloed onder zijn nagels vandaan.
Met een oerbrul, die uit zijn tenen lijkt te komen, valt hij de ander - heel onkarakteristiek van hem - van achteren aan.

Met een machtige dreun botst hij tegen zijn tegenstander op, die zich verrast omdraait, maar wel gelijk paraat is. De rechtse van de man komt frontaal tegen Hilles kin en hij voelt hoe zijn hoofd achterover klapt. Terwijl hij bloed proeft doet hij gedwongen een stap achteruit. Hij schudt even met zijn hoofd en gaat met zijn volle gewicht nogmaals op de ander af.
Zwaar vallen ze allebei op de grond, Hille bovenop.
Om en om laat hij zijn vuisten op het onbeschermde gezicht van zijn vijand terechtkomen. Hij merkt hoe hij hijgt van de adrenaline. Pijn voelt hij niet. Beiden grommen en steunen ze. Het hoofd van de ander is rood aangelopen en zijn ogen draaien rond in hun kassen. De man snakt naar adem.

Een overwinning is nu niet ver meer, maar opeens beseft hij dat hij wat vergeten is. Of wíe. De tweede man.
Hij huilt bijna van onmacht als hij diens gewicht verpletterend op zich voelt drukken. Kreunend probeert hij nu beide mannen van zich te houden. Helaas wordt dat lastig doordat hij zijn focus constant moet verleggen.

Op de achtergrond hoort hij een stem: "Hille, kom je er ook bij?"

Alsof hij daar tijd voor heeft.
De uitnodiging negerend blijft hij heftig om zich heen slaan. Het lijkt erop alsof de andere twee zich inhouden, hem geen pijn willen doen.
De grote slagen komen van hemzelf, de andere twee trachten zijn armen vast te grijpen. Hun vechtstijl is verdedigend.

Dan is het één ogenblik doodstil. Hun harten kloppen synchroon, hun kleren en ledematen schuiven even niet over de vloer en het gehijg is voor een kort moment geruisloos.
Hille hoort een zacht poppend geluid en vlak daarop een scherpe pijn in zijn nek.

Afgeleid brengt hij zijn hand naar het pijnpunt en verbaasd ziet hij dat hij een klein pijltje met een paars bolletje vasthoudt.

Hille kijkt op, hij ziet een pistool op hem gericht, vastgehouden door een licht op en neer bewegende man. Een paar meter naast hem staat een - eveneens bewegende - vrouw met een korte donkere bob. Haar donkere ogen zijn de laatste die hij ziet als hij met een harde plof op het laminaat belandt. Alles wordt zwart. 

Verborgen project [onc2021]Where stories live. Discover now