Hoofdstuk 1

168 16 44
                                    

"Hij mag van me denken wat hij wil, hij kan sowieso niks bewijzen. Het geld heb ik veilig opgeborgen en hij heeft simpelweg geen enkel idee."
De woorden echoën door de verder stille gang en worden met de koude zelfvoldaanheid uitgesproken die typerend is voor Frits, de zoon van Peter de Heus.

Verschrikt hoort Renée hoe hij de gang inloopt. Ze heeft niet veel gehoord, maar wat ze nu weet is al te veel. Frits staat niet bekend om zijn mededogen.

"O Frits! Wat slim van jou." De schelle stem van Lucia, de huidige scharrel van Frits, snijdt door de lange smalle ruimte.
"Ik ben natuurlijk je vader niet. Mij kun je het toch wel vertellen," vleit ze verder.

Frits zegt: "Nee sorry, lief. Dan zal ik je moeten vermoorden."

Ze moeten allebei hard lachen om deze geweldig goede grap, maar Renée hoort een scherp randje in Frits' stem, waaruit ze opmaakt dat hij serieuzer is dan Lucia denkt.

Renée houdt haar adem in en hoopt dat ze gewoon door zullen lopen. Ze legt de papieren voorzichtig op de printer neer, bang dat ze anders in haar handen beginnen te ritselen.
Helaas heeft ze haar beweging niet goed ingeschat en haar knokkel komt met een harde tik tegen de bovenkant van het apparaat aan. Dát geluid zal wel opvallen.
Het lot lijkt haar niet gunstig gezind.

Frits zegt haastig: "Ik hoorde wat. Hoorde jij dat ook?"

Lucia heeft veel minder te verliezen en zegt zeurderig: "Nee, ik hoorde niks. Kom lieverd, ik wil hier geen moment langer zijn. Ga toch mee."

"Ik dacht dat hier niemand zou zijn," bromt Frits.

Het klopt dat deze gang alleen bestemd is voor de directie. Nu zijn vader en tevens directeur van het callcenter er niet is, zou er officieel niemand hoeven zijn. Behalve als je - als teamleider - wat te kopiëren hebt en het grote apparaat in de gang niet meer aan de praat te krijgen is, in ieder geval niet door Renée. Nu heeft ze spijt als haren op haar hoofd dat ze voor deze snelle oplossing is gegaan.

Ondertussen klinkt aan het begin van de gang een soort worsteling en daarna wat lijkt op zoengeluiden. Renée krimpt automatisch ineen nu ze daar gedwongen naar moet luisteren. Haar handen wringt ze in dit stressmoment ongemakkelijk hard in elkaar en haar ogen vliegen alle kanten op, op zoek naar een uitweg of een verstopplek. Haar hart bonst in haar keel.

Ze hoopt met heel haar hart dat Frits luistert naar Lucia's suggestie.
Laat dit stoffige kopieerhokje toch links liggen.
Helaas vertellen de voetstappen die steeds dichterbij komen en de nasale protesten van Lucia haar wat anders.

In paniek kijkt Renée nogmaals om zich heen, maar behalve de deur die naar de gang leidt, is hier geen andere uitweg. Tenminste, geen voor de hand liggende.
Zodra ze dat beseft, kijkt ze andere richtingen op en ziet dat er gelukkig ook alternatieve doorgangen bestaan.

Het toeval wil dat ze - heel wat - leniger is dan de gemiddelde mens.
Met een geoefende beweging pakt ze de stellage beet en weet zichzelf snel en geruisloos omhoog te werken. Ze kan het haast niet geloven, maar de degelijke constructie laat geen geluidje horen. Net zoals zijzelf.
Stil en katachtig sluipt ze naar het raampje die open staat. Ze weet haar kleine slanke lijf door het gat te persen en aan de andere kant terecht te laten komen, precies op het moment dat Frits de deur opent. Over timing gesproken.

Alsof het zo moet zijn, bevindt zich vlak naast het raam een roestvast stalen trap waarmee je op het dak kunt komen. Renée gaat liever naar beneden en belandt uiteindelijk enkele meters uit het zicht van de rokers die - nietsvermoedend - aan het genieten zijn van hun zuurverdiende pauze.

Renée veegt haar halflange donkere bob uit haar gezicht en voegt zich nonchalant bij hen, voor de gelegenheid bietsend om een sigaret. Normaal heeft ze moeite met dit soort interactie, maar met de adrenaline die nog maar net wat begint te zakken, heeft ze wel wat anders aan haar hoofd. Tot haar verrassing wordt ze probleemloos in het gesprek opgenomen, al heeft ze later geen idee meer wat er gezegd werd.

Tegelijk met de anderen loopt ze daarna weer naar binnen en ziet Frits, tot haar grote schrik, bij haar bureau staan. Hij houdt enkele papieren in zijn hand en tikt daarmee tegen zijn been.
Nerveus knikt ze tegen de groep dat ze weer kunnen beginnen en loopt zelf met de moed in haar schoenen naar haar werkplek.

Renée baalt dat Frits staat. Waarom gaat hij niet - zoals gebruikelijk - op haar plek zitten?
Ze is maar klein en moet haar hoofd praktisch in haar nek leggen om naar hem te kijken, wat waarschijnlijk precies zijn bedoeling is.
Frits is niet vies van een beetje intimidatie en geweld; ze mag blij zijn dat het hierbij blijft.

Onschuldig kijkt ze naar de papieren - jazeker, dat zijn de hare - en vraagt opgewekt: "Hoi Frits, waarmee kan ik je van dienst zijn?"

Aan de plotselinge loerende blik in zijn ogen, heeft hij naar aanleiding van haar slecht gekozen woorden een heel ander idee in zijn hoofd dan enkele seconden geleden. Renée rilt in zichzelf als ze de verdorvenheid ziet die hij uitstraalt.

Bijzonder genoeg gaat hij haar niet seksueel intimideren, maar zegt slechts: "Renée, is dit van jou?"
Dat zeggende laat hij de papieren zien.

Opgewekt knikt Renée en zegt waarheidsgetrouw: "De printer in de gang is stuk en ik heb ze snel in het hokje bij je vader gelegd voordat ik pauze ging houden. Ik wilde die eerst kopiëren voordat ik de andere printer zou laten maken."
Officieel wilde ze de printjes vóór haar pauze klaar hebben, maar plannen wijzigen.
"Bedankt voor de reminder. Ik ga daar nu mee aan de slag."

Ze wil de papieren uit zijn hand pakken, maar hij houdt ze net iets langer vast dan gepast.
Met een blosje op haar wangen kijkt ze hem aan, hopend niet al te schuldig te kijken.
Hij kijkt peinzend terug en buigt zich naar haar toe. Renée ruikt zijn zware aftershave die helaas zijn natuurlijke lichaamsgeur net niet helemaal weet te maskeren. Ze doet alle mogelijke moeite om niet achteruit te deinzen en houdt haar glimlach op haar gezicht geplakt.
"Ik weet niet of ik je geloof," zegt hij, en laat dan pas de papieren los.

Enkele kilometers van haar werkplek bevindt zich het plaatselijk voortgezet onderwijs. Hille zit achterover, zijn stoel wankelt gevaarlijk op twee poten en hij vouwt net arrogant zijn armen over elkaar. Fronsend bekijkt hij het meisje voor zich. Normaal zegt Celine niet zoveel, ze is het type 'grijze muis'. Maar net heeft ze net zijn - eerlijk is eerlijk - ietwat opschepperige verhaal aangehoord en nu daagt zij hem uit. 
Hij knijpt zijn ogen half dicht, wat voor winst haalt zíj hier uit?

Maar eigenlijk kan hem dat niks schelen en met een klap belandt zijn stoel met al zijn poten op de vloer - zoals het hoort.

Hij staat op, heft zijn handen omhoog in een zegevierend gebaar en zegt: "Waarom ook niet?"

Zijn achterban juicht en klopt hem enthousiast op de rug. 

Verborgen project [onc2021]Where stories live. Discover now