16 - Ik wil niet terug

3 1 1
                                    

A/N: Even een quick reminder dat ik dit verhaal begon/uitdacht toen alleen seizoen 1 uit was en we nog niks over The Upside Down wisten. Dit is dus niet bepaald canon :')

. . .

Will knipperde. Er lag een waas over zijn ogen, dat pas verdween toen hij erin wreef. Het was donker. Sterren glinsterden aan de hemel. Een briesje streek langs zijn wangen en hij realiseerde zich dat hij op zijn rug lag. Verdwaasd ging hij rechtop zitten. Zijn ogen werden groot toen hij de stad zag, ver onder hem. Wat... wat was er gebeurd? Wat deed hij hier?

Hij werd zich bewust van ruwe stenen onder zijn handen. Dákpannen. Hij slikte, plots vreselijk nerveus. Hoe was hij hier –

En opeens zag hij het weer voor zich. Onyx die hem uit het raam duwde. Hem opving. En die enorme vleermuisvleugels... Hij schoot overeind, maar liet zich gelijk weer zakken zodra hij zijn balans dreigde te verliezen.

Met een bonkend hart keek hij om zich heen. Een meter of drie van hem vandaan tekende zich een silhouet tegen het licht af dat van beneden kwam. De vleugels waren er nog steeds, ze bewogen langzaam in een griezelig regelmaat, alsof ze ademden.

Will kroop naar achteren.

'Als ik je wat aan wilde doen, had ik je wel te pletter laten vallen, denk je ook niet?' vroeg Onyx, zonder zich naar hem om te draaide.

Will slikte. Zijn mond was kurkdroog. 'Misschien wil je wat anders van me,' wist hij eruit te persen.

'En wat zou dat dan zijn?' Er klonk iets geamuseerds in door, iets wat Wills maag deed kronkelen op een manier waarvan hij niet wist of hij het nou vervelend vond of niet.

Hij antwoordde niet. Zijn blik schoot weer naar die vleermuisvleugels. 'Je... je bent niet menselijk,' fluisterde hij.

'Nee.'

Nog steeds tuurde hij in de verte. Will dwong zichzelf zijn omgeving in zich op te geven. Ze bevonden zich op het dak van een kerk. Hij kon geen kant op. 'Wat doen we hier?' Zijn stem trilde.

'Wachten tot mijn broer komt.'

Will kauwde op zijn lip. Nu was er wel een akelige steek in zijn maag. 'Ik wist niet dat je ook een broer had.'

'Opal. Mijn tweelingbroer.'

Opal. Om de een of andere reden voelde die naam gíftig. Diep binnen in hem knaagde iets. Will balde zijn handen tot vuisten. 'Je praatte met hem via de spiegel.'

'Ja.'

De zoveelste ongemakkelijke stilte viel. Onyx was... anders. Afstandelijk. Will kon echter niets beters bedenken dan vragen te blijven stellen. 'Ik begrijp niet wat ik hier doe.'

'Ik heb hier een goed overzicht.'

Maar ik kan nergens héén. Weer dook die sidderende angst op, iets wat zo specifiek, zo intrinsiek was dat het hem gelijk in een put vol herinneringen wierp die hij krampachtig buiten de deur had gehouden. Dit alles had iets met de Demogorgon te maken. De duisternis die zich daarna aan hem gehecht had, roerde zich, krulde zijn giftige tentakels om zijn hart.

Zijn moeder, de anderen... ze hadden gelijk.

Onyx was slecht nieuws. Hij kroop langzaam naar achteren, maar waar kon hij heen? Zijn lip begon te trillen. Niet alleen door de angst. Ook doordat hij zich verraden voelde. Hij had Onyx vertrouwd, hij dacht dat ze vrienden waren. Ze hadden zelfs gekúst.

Will wreef over zijn wangen, hij haalde moeizaam adem en maakte aanstalten om overeind te komen.

Onyx keek om. Hij zuchtte en zette een paar stappen naar hem toe. 'Voorzichtig.'

'Wat kan jou het schelen?' De woorden vermengden zich met een luide snik.

'Meer dan zou moeten,' bromde de jongen.

Will wreef langs zijn ogen. 'Ik begrijp er niks van. Wie ben je? Wát ben je?'

Onyx antwoordde niet. Met zijn blik speurde hij de horizon af. 'Ik ben een Duisterling,' zei hij uiteindelijk. 'Een gevallene. Van een oeroud geslacht – zo oud als de tijd.'

Een Duisterling. Een gevallene. Nou, dat klonk lekker.

Will boog zijn hoofd en staarde naar de dakpannen tussen zijn voeten. 'De Demogorgon. Die heeft zijn sporen in me nagelaten. Die trok je aan. Daarom heb je contact met me gezocht.'

'Het is een schepsel van mijn broer. Zijn... huisdier.'

Will kromp in elkaar. Zijn húísdier?

'De Demogorgon eigende zich jou toe. Daarom vindt hij dat jij hem ook toebehoort. Hij komt je halen.'

Will hief zijn hoofd. Zijn blik bleef op de rand hangen. Hij sprong nog liever naar beneden dan dat hij terugging naar dat monster.

'Ik laat je niks gebeuren, oké?' zei Onyx. Het klonk verre van geruststellend.

'Waarom?' vroeg hij kleintjes. 'Je hebt me verraden. Ik dacht dat we vrienden waren.'

'Ik heb je niet verraden. Het was Ivory's taak om je terug te brengen naar The Upside Down. Naar onze wereld.'

Ivory? Will begon er steeds minder van te snappen.

'Ze is verbannen. Door jou terug te brengen, kon ze haar plaats terug verdienen. Ik was hier alleen maar voor morele support.' Hij haalde zijn schouders op.

Zijn nonchalance sneed door Wills hart. 'Dus waarom zitten we nu hier? Waarom brengt zij me niet terug?'

'Dat kon pas nadat ze je vertrouwen had gewonnen. Je moet zelf het portaal doorgaan, anders laat het je niet binnen.'

Het spelletje dat die drie speelden maakte hem misselijk. 'Ik vertrouwde jou. Je had me er zo mee naartoe kunnen nemen.'

'Ja. Maar het was Ivory's taak, niet de mijne. En ik had geen haast. Je bent best vermakelijk.'

Best vermakelijk. Will snoof verbitterd. Hij voelde de neiging om op te springen en Onyx van het dak te duwen, ware het niet dat het totaal zinloos was door die vleugels.

Onyx' schouders verstarden. Hij keek opzij.

Will volgde zijn blik. Een grote, gevleugelde schaduw tekende zich af tegen de nachtelijke hemel en kwam recht op hen af. Will maakte zich klein, wenste dat hij kon verdwijnen.

'Ik wil niet terug,' zei hij met een gebroken stem. Het was zinloos – hij wist dat Onyx daar niet om gaf.

De jongen ging voor hem staan. 'Je gaat ook niet terug.'

Verguld zwart • Stranger Things ✔Where stories live. Discover now