The Last Slytherin

By veelzeggend

314K 20.5K 11.8K

WINNAAR WATTYS2016: GESPREK VAN DE DAG Er was altijd al iets aan Mia geweest dat anders was. Zelfs nadat ze e... More

1. Magic.
2. Witches & Wizards.
3. Hogwarts.
4. Slytherin.
5. Friends.
6. Secrets.
7. Messages from death.
8. Moaning Myrtle
9. Hogwarts' secrets
10. Old mistakes.
11. The cloak of insvisibility.
12. Quidditch.
13. Bewitched Broom.
14. Peeves' Revenge.
15. Ravenclaw VS Gryffindor
16. I Solemny Swear That I'm Up To No Good.
17. Hogsmeade.
18. Thestrals.
19. Murder.
20. Christmas.
21. Life of Lies.
22. Best Friends?
23. Dark Times Lie Ahead Of Us.
24. The Unforgivable Curses.
25. Potter's got the Snitch!
26. I'm Sorry.
27. Feelings.
28. Goodbye.
29. The Weasley's.
30. No Magic Outside Hogwarts.
31. Regret.
32. Back to Hogwarts.
33. The Dark Mark.
34. Herbology.
35. Watch your step!
36. The Common Room.
37. The First Training.
38. Divination.
39. Peeves.
40. Tom Riddle.
41. Parseltongue.
42. The Chamber Of Secrets.
43. Dennis Creevey.
44. His Mark.
45. Gone.
46. Revenge.
47. Happy Birthday.
48. You better start talking.
49. Teddy Lupin & Victoire Weasley.
50. Fred Weasley.
51. They're not here for us. They're here for you.
52. Crucio.
53. The face behind the mask.
54. The Last Slytherin.
55. Wake up.
56. Christmas.
57. The Enemy.
58. He doesn't want you.
59. It's not what it seems.
60. Valentine's day.
61. Boggart.
62. Detention.
63. Betrayal.
64. Family.
65. You can't trust her.
66. McGonnagal has to die.
67. Polyjuice Potion.
68. Avada Kedavra.
69. Because I love you.
70. Umbridge.
71. The Ministry Of Magic.
72. Save The Potters.
73. Godric's Hollow.
74. But I Believe You.
75. The Truth.
76. Because I'm Not Afraid.
77. The Scamanders.
78. Meeting The SVA.
79. An Unfair Game.
80. Veritaserum.
81. Leaving Hogwarts.
82. Don't Hurt Them.
83. Draco Malfoy.
84. The Malfoys.
85. Slytherin's Blood.
86. The Leaky Cauldron.
87. Horcrux.
88. Immortal.
89. Expecto Patronum.
90. The Second Battle Of Hogwarts: Part 1.
92. The Second Battle Of Hogwarts: Part 3.
93. The Second Battle Of Hogwarts: Part 4.
94: The Second Battle Of Hogwarts: Part 5.
95. The Resurrection Stone.
96. The Girl Who Lied.
97. Azkaban.
19 Years Later.
Laatste A/N

91. The Second Battle Of Hogwarts: Part 2.

2.3K 175 163
By veelzeggend

'O, Bij Merlijns Baard.'

James opgeluchte gezicht was het eerste wat ik zag toen ik mijn ogen opende. De wereld duizelde voor mijn ogen. Het eerste moment realiseerde ik me helemaal niets: ik was alles vergeten, ik had geen idee waarom ik wakker werd en ik was me niet bewust van mijn omgeving.

Het volgende moment, sloeg de paniek toe.

Ik veerde overeind. 'De Dem-'

'Nee, nee.' James duwde mij weer neer. 'Blijf liggen.'

En pas toen realiseerde ik me dat er geen sneeuw meer onder mij lag en de inktzwarte hemel veranderd was in een plafond. Ik hapte naar adem. 'Waar zijn we? Waar is de Dementor?'

'Rustig.' Beveelde Roos, die naast James op de vloer neer geknield zat. 'Je bent veilig - het is hier veilig.'

Ik keek om me heen. Vanuit de schemerige duisternis, kon ik de rijen aan vrolijke kleuren in de ruimte zien. Gigantische lolly's hingen aan de muren, hier en daar hing een bord met grote, schreeuwerige letters en er hing een geur van mierzoete aardbeien in de lucht.

'Zijn we bij Zacharinus'?'

Een oude, kale man, stond naast Scorpius en lachte warm. Hij stak zijn hand naar mij uit. 'Hier - neem dit, dat helpt.'

Ik keek naar hetgeen wat hij me aanreikte.

Het was chocola.

Ik ging langzaam overeind zitten, pakte de chocola van de man aan en wreef vermoeid over mijn hoofd. Ik voelde me duizelig en slap. 'Bedankt.'

'Als jullie me nodig hebben kunnen jullie me roepen... anders zie ik jullie hopelijk op Zweinstein terug.' Zei hij, waarna hij ons allemaal, één voor één een glimlach schonk en vervolgens de deur achter de toonbank doorliep.

Ik schraapte mijn keel. 'Wat... wat is er gebeurd?'

'De Dementor probeerde je ziel uit te zuigen.' Zei Roos.

James begon te grijnzen. 'En we zijn er achter gekomen wat Scorpius' Patronus is.'

Eerst gingen die woorden langs me heen - vervolgens realiseerde ik me wat ze inhielden. 'Wacht wat?' Vroeg ik, waarna ik mijn blik naar Scorpius liet schieten. 'Je hebt een Patronus uitgesproken?'

Scorpius knikte trots.

James begon nu te grinniken.

'Wat is er zo grappig?' Vroeg ik, terwijl ik een stuk chocola af beet.

'Zijn Patronus was een fret.'

Roos en Albus begonnen nu ook te grinniken, maar Scorpius leek het evenmin als ik te snappen. Hij fronste. 'Ik weet ook niet wat er zo grappig is.'

James grijnsde. 'Vraag het je vader.'

'Wat?'

Roos had ook gelachen, maar liet nu een vlakke uitdrukking op haar gezicht vallen en zuchtte ietwat bezorgd. 'We hebben hier geen tijd voor.' Zei ze. 'Scorpius draagt het Merk nog steeds - binnenkort zullen de Dooddoeners hier zijn. Daarbij hebben we een ruim kwartier van ons uur verspild door dit hele gebeuren en hebben we dus nog drie kwartier om het Gruzielement te vernietigen. De tunnel doorkomen duurt al een kwartier.'

James grijnzende gezicht, werd opeens serieus. Zijn ogen stonden hard. 'Wat wil je zeggen?'

'Ik wil zeggen dat we twee keuzes hebben.' Zei Roos. 'Of we gaan Zweinstein binnen en rennen ons kapot - of we blazen alles nu af en zorgen er voor dat we niet in de slag van Zweinstein terecht komen te zitten.'

'Je wil opgeven?' Vroeg James.

'Nou... wat moeten we anders, James?' Roos zuchtte. 'Mia heeft waarschijnlijk niet eens de kracht om nu nog te vechten.'

Ik krabbelde overeind, en hoewel Roos misschien gelijk had - ik wankelde namelijk op mijn benen toen ik op stond - gaf ik haar toch een afkeurende blik. 'Als ik eerlijk ben, ga ik liever dood in de slag van Zweinstein dan dat ik nu op geef.'

'Het is dat mijn vader het me verbood, maar anders had ik met opzet meegedaan in de strijd.' Zei James, die op stond en mijn arm om klemde, om te voorkomen dat ik van mijn benen zou vallen. 'Het kan mij niet schelen dat ik moet vechten.'

'Maar het kan mij wel schelen!' Snauwde Roos. Ze sprong op. 'Als wij mee vechten betekent dat dat we een kans lopen om dood te gaan! Denk nou eens niet alleen aan jezelf!'

'Jij bent hier degene die bang is om dood te gaan!'

Roos zuchtte gefrustreerd. 'Ik bedoel het niet op die manier.' Zei ze. 'Jouw moeder en mijn vader hebben een broer verloren in de eerste strijd - en nog altijd, doet het ze pijn. Wil je jouw familie dat aan doen, James?'

'Wie zegt dat ik dood ga?'

'Ik zeg niet dat je dood gaat.' Zei Roos. 'Maar als je dood gaat.'

'We kunnen nu niet opgeven.' Hoewel Scorpius dat hard en vastbesloten had gezegd, stond zijn gezicht alsof hij op het punt stond om te exploderen van enthousiasme. Zijn ogen fonkelden van adrenaline. 'Ik bedoel - wat als we het overleven, Roos? Wat als we kunnen bewijzen dat we iets goeds in ons hebben? Wat als ik kan bewijzen dat ik niet dezelfde fouten als mijn vader heb gemaakt?'

Dat maakte iedereen een beetje stil. Scorpius was de laatste tijd erg hoopvol geweest, maar had eigenlijk nooit gezegd waarom hij zoveel hoop had gehad. Terwijl James iedereen had laten weten waarvoor hij wilde vechten, had Scorpius slechts gezwegen. Nu kwam de waarheid echter naar boven, en die waarheid was zo puur en prachtig dat het automatisch een glimlach op mijn gezicht bracht.

'Naast Mia, weet geen van jullie hoe het is om naar beneden gehaald te worden door je naam.' Zei Scorpius toen, zachter. Hij slikte. 'Ik wil de wereld laten zien wie ik echt ben, en als ik daarvoor moet sterven, dan doe ik dat met trots.'

Iedereen heeft zo'n moment in zijn leven waarop aarzel je wil stoppen van hetgeen wat je hart schreeuwt; een moment waarop je geweten je nog één keer wil tegen houden voordat je je leven verandert.

Roos had nu zo'n moment.

Maar die twijfel smolt weg en maakte plaats voor een stralende blik met gevoelens die regelrecht uit haar hart leken te komen.

Ze kuste Scorpius.

James, Albus en ik reageerden allemaal tegelijk, maar ver van hetzelfde: terwijl ik een enthousiaste kreet slaakte, vielen Albus' wenkbrauwen in een verwarde frons en trok James' gezicht zich in een ietwat ongemakkelijke grimas.

Scorpius sloeg zijn armen strak om Roos heen.

James trok zijn wenkbrauwen op. 'Privacy nodig?'

Ik porde hem met mijn elleboog, maar Scorpius en Roos trokken zichzelf al van elkaar los en keken elkaar een moment met gloeiende wangen aan.

Roos schraapte haar keel. 'Sorry, ik-' ze keek Scorpius aan, liet haar ogen toen naar ons gaan en liep abrupt langs ons heen. 'Laten we gaan!'

Na een lange, vlugge tocht door de tunnel naar het standbeeld van de gebochelde heks, bereikten we Zweinstein. Pas toen ik mijn voeten op de tegels van de hal zette, begon ik me te realiseren waar we mee bezig waren en wat het inhield. Vanaf nu, was ik namelijk in levensgevaar. Veiligheid was kilometers van ons verwijderd en het enige wat we nu nog konden doen, was slagen of falen.

Ook Roos was een beetje bleek geworden. 'We moeten heel stil zijn.' Zei ze zacht. 'De vorige keer dat we hier waren hadden we geluk dat iemand ons kwam redden, maar deze keer kan dat wel eens niet het geval zijn.'

Albus grijnsde een beetje bitter. 'Deze keer zullen ze ons namelijk gewoon doden als ze ons zien.'

En dus slopen we door de hallen van Zweinstein heen. De vroege ochtendschemering van buiten drukte tegen de ramen aan. Nooit had Zweinstein zo eng geleken. De kandelaren aan de muren waren niet aan, maar klauwden slechts scherp en fonkelden in het licht van de maan. Onze voetstappen klonken hol en leeg - het hele gebouw klonk hol en leeg; voelde hol en leeg. De vrolijkheid en magie die hier ooit had geschenen, was vervaagd in al het duistere leed dat de Dooddoeners hadden gebracht. Onze zwakke schaduwen volgden onze sluipende gedaantes en de wereld hield zich roerloos stil om ons heen... te stil, vond ik.

Er waren slechts een aantal sporen van de gefaalde kerstdagen te vinden. Hier en daar lag een platgetrapte maretak, soms lag er een los lint in de vensterbank, maar verder, leek kerst niet te zijn doorgedrongen. Ik wist zeker dat ze ons verwacht hadden. Ze wisten dat dood en verderf de plaats van kerst en sfeer in zou nemen op deze dag; ze wisten precies wat ons plan was.

En ergens joeg dat me angst aan, maar ergens bereidde het me voor op wat zou komen. Allemaal wisten we dat we de Geheime Kamer niet zonder problemen zouden bereiken, en toch hoopten we met elke stap die we zetten.

Even later slopen we de toiletten van Jammerende Jenny in en lieten we onze adem ietwat opgelucht gaan. We waren nu zo ver gekomen: de eerste stap hadden we gezet, en nu zouden we de tweede zetten, de derde, de vierde - tot er geen stappen meer zouden zijn. We moesten niets overhaasten, we moesten nadenken over wat we deden en vervolgens pas handelen.

Want elke beweging die we maakten, kon ons fataal worden.

Jenny's toiletten klonken hol en kil, en pas toen we de deur achter ons sloten, hoorden we een zachte plons en een miezerige snik - vervolgens viel er een korte stilte.

'Jenny?' Fluisterde James.

Boven één van de toilethokjes uit, stak een doorzichtige kruin. Langzaam en aarzelend, zweefde Jenny omhoog - ze stopte toen ze met haar ogen over het toilethokje heen kon kijken.

Ze leek verbaasd.

'Potter?' Piepte ze. Haar ogen gleden over onze gezichten heen. 'Wat doen jullie hier? Jullie zijn gevlucht - jullie moeten hier niet zijn; vandaag gaat Zweinstein aangevallen worden.'

James mompelde een zacht scheldwoord. 'Hoe weet je dat?'

Jenny kwam nu langzaam naar boven en keek een beetje verloren rond. 'Nou... iedereen weet het.'

'Iedereen?' Vroeg Albus.

'Ja.' Zei Jenny. 'Al weken. De Dooddoeners hebben de hele school voorbereid. Jullie moeten gaan voordat de strijd begint...' haar onderlip begon een beetje te beven, 'anders zullen jullie misschien een klasgenoot uit de weg moeten ruimen.'

Dat nieuws leek ons allemaal te schokken. Natuurlijk hadden we geweten dat we in een vuile, oneerlijke strijd zouden moeten vechten, maar dit leek verre van oneerlijk... dit was onmenselijk. Mensen die ooit vrienden en klasgenoten waren geweest, waren nu gehersenspoeld tot het punt waarop ze fouten zouden begaan die ook ik ooit gepleegd had.

'Weten ze waarvoor we hier zijn?' Vroeg Albus toen.

'Jullie willen Zweinstein terug nemen.'

De Dooddoeners wisten dus niet over mijn Gruzielement - ze hadden geen reden om te verwachten dat we de Geheime Kamer in zouden gaan.

'Jenny, kan je iets voor ons doen?' Vroeg Roos. 'Kan je er voor zorgen dat niemand deze toiletten in komt tot wij klaar zijn? Kan je ons waarschuwen als er iemand komt?'

Jenny twijfelde even, en dat kwam met name door één ding: haar ogen gleden naar mij. Ze keek onderzoekend, alsof ze niet goed wist wat ze van mij kon verwachten. Ik nam het haar niet kwalijk.

'Waarom? Wat gaan jullie doen?'

'Iets heel belangrijks.' Zei James. 'Kijk, Jenny - we zijn niet altijd even aardig of eerlijk voor je geweest, dat weet ik, maar je moet ons nu vertrouwen op ons woord, oké?'

En, tot mijn verbazing, knikte Jenny zonder aarzel of achterdocht. 'Ik heb vaak gedacht van niet, maar ik weet zeker dat jullie aan de goede kant staan. Die Dooddoeners behandelen me als vuil dat uit de weg geruimd moet worden.' Zei ze. 'Doe wat jullie moeten doen - ik let wel op.'

Iedereen liet zijn adem opgelucht gaan en keek toe hoe Jenny de toiletten weer indook. Ik wist niet goed wat dat voor nut had, maar misschien zou ze de rioolbuizen doorzoeken en op die manier Zweinstein in de gaten houden.

'Oké, Mia...' James wendde zich naar mij, 'je weet wat je moet doen.'

Ik liep richting de wasbak waar een slang in gekrast stond, nam de slang in me op en zuchtte. Praten in de taal van de slangen was normaal geworden voor mij - het voelde natuurlijk... gewoon alsof het zo hoorde. Anderen dachten daar echter niet zo over. Ze schrokken, waren bang. Ik wist dat ik het hen niet kwalijk kon nemen, maar toch voelde ik me opgelaten dat ik nu voor zoveel personen in Sisselspraak zou moeten spreken.

'Open.'

Maar niemand verroerde zich, niemand schrok, niemand hapte naar adem. Ze keken slechts toe hoe de wasbak weg schoof, alsof het allemaal zo normaal was... alsof ze me accepteerden voor wie ik was.

Ik kreeg opeens een warm gevoel van binnen.

Dat warme gevoel verdween echter toen het gat in de vloer tevoorschijn kwam. Een koude tocht sloop over mijn huid. Opnieuw werd ik geconfronteerd met mijn duistere verleden; met de naam die ik als een last van slechtheid op mijn schouders moest blijven dragen. Met deze kamer was het allemaal begonnen: Zalazars duisternis, zijn slechtheid; mijn slechtheid. Ik vroeg me af in hoeverre wij op elkaar hadden geleden, en ik besefte me dat het niet uit maakte. Zalazar en ik hadden op elkaar kunnen lijken, dat was een feit, maar ik koos er voor om de goede weg vanaf nu te nemen, en hij had dat nooit gedaan.

'Expelliarmus!'

Het was allemaal gebeurd voordat ik me ook maar had kunnen beseffen dat er überhaupt iets gebeurde. Iets trof mij in mijn rug, slingerde mij van mijn benen en zorgde er voor dat ik ruw en onhandig het gat naar de Geheime Kamer in gesmeten werd.

Mijn staf viel uit mijn hand toen ik de stenen ondergrond van de tunnel tegen mijn lichaam voelde slaan en in een rap tempo naar beneden begon te glijden. Er klonk geroep, geschreeuw en er klonken een aantal knallen, maar hetgeen wat mij pas echt van mijn stuk bracht, was James, die mijn naam nu in wanhoop uitschreeuwde.

Maar mijn verstand kwam pas bij mij aan toen ik hard op de vloer van de Geheime Kamer neer viel. Mijn staf kletterde ergens naast mij neer; het geluid echode hol door de donkere ruimte. Mijn benen en armen deden pijn van mijn harde val, en toch krabbelde ik abrupt overeind en tastte ik in de duisternis rond naar mijn staf.

Mijn hart roffelde in mijn borstkas. Ik had geen idee wat er zojuist gebeurd was, wie er gewond was geraakt en wie degene was geweest die de spreuk had afgevuurd: ik wist alleen dat er iets fout was; dat ik snel moest handelen, wilde ik voorkomen dat er levens in gevaar zouden zijn.

En ik wist niet hoe het precies gebeurde. Misschien had ik het niet zien aankomen door het ruizende bloed in mijn oren, of door mijn roffelende hartslag, misschien had ik het wel gehoord, maar niet geregistreerd - hoe dan ook, klonk er even later een kap achter mij: iemand was de tunnel uitgekomen.

Het eerste moment verroerde ik me niet. Ik staarde slechts in de duisternis en hield mijn adem in. Vervolgens sprong ik op, maar het was al te laat. Een fel licht bloeide op voor mijn ogen, de spreuk trof mij in mijn borstkas en slingerde mij naar achteren - de lucht werd uit mijn longen geperst toen ik de koude, vochtige muur raakte.

Mijn hoofd bonkte van de pijn. Verwarring en angst raasden door mijn aderen, en mijn zicht onttrok zich in duizelingwekkende vlekken voor mijn ogen. Er klonken langzame voetstappen; een dreiging die steeds dichterbij kwam.

'Lumos!'

Een vaag, wazig licht begon te dansen in de duisternis. Mijn geweten vertelde me dat ik moest vluchten, maar mijn lichaam wilde niet bewegen - bang voor het verergeren van de pijn die nu door mijn lichaam heen straalde.

Isaac Knoop knielde voor mij neer.

Hij grijnsde. 'Je hebt een enorme fout gemaakt, Mergel.'

Ik reageerde niet eens. Ik kneep mijn ogen slechts dicht voor het felle licht dat hij in mijn gezicht hield en klemde mijn kaken op elkaar.

Hij greep mijn gezicht vast - ik keek hem met woedend fonkelende ogen aan. 'Dacht je echt dat je Zweinstein in kon sluipen zonder problemen? Dacht je echt dat het zo simpel zou zijn?' Hij lachte kort. 'Ik vraag me af wat je hier überhaupt doet.' Hij boorde zijn vingers in mijn vel. 'Wat is je sluwe plan deze keer?'

Ik slikte. 'Waar is... waar...'

'O, Potter?' Vroeg Isaac. Zijn ogen fonkelden vol leedvermaak. 'Om Potter hoef je je geen zorgen te maken. Ze zijn allemaal gevlucht als een stel lafaards. Ze hebben je achtergelaten.'

Nu was ik degene die een schampere grijns op zette. 'Ik zou je geloofd hebben als zij zoals jij zouden zijn geweest.' Ik rukte mijn hoofd uit zijn greep. 'Want integenstelling tot hen, ben jij hier de grootste lafaard.'

Hij grijnsde kort en leek niet erg onder de indruk te zijn van mijn woorden. Met een ruwe ruk aan mijn arm trok hij mij met zich mee op mijn benen.

Voor mij was dat een kans die ik moest nemen.

Ik sloeg zijn staf uit zijn hand, rukte mezelf los en stoof naar de plek waar ik mijn staf had laten vallen. In een overhaaste pas schopte ik het ding perongeluk weg, maar ik kon snel genoeg duiken en mijn staf van de grond grissen.

Het volgende moment, stonden Isaac Knoop en ik tegenover elkaar - beide met onze staffen op elkaar gericht.

'Waar zijn ze?' Spuwde ik naar hem.

'Op dezelfde plek.' Zei hij schaapachtig. 'Alleen niet helemaal bij bewustzijn, denk ik... hoop ik.'

Ik slikte. 'Wat heb je met ze gedaan?'

Hoewel de kamer vrijwel volledig duister was en ik zijn ogen niet kon zien, wist ik aan de beweging van zijn hoofd dat hij met zijn ogen rolde. 'Ik ben hier niet om met hen te praten, noch om met jou te praten. Zij zijn uit mijn weg.' Hij zuchtte. 'En jij... jij hebt twee keuzes: een makkelijke en een moeilijke. Kies je voor de makkelijke, dan zal je je overgeven en met ons mee komen... kies je voor de moeilijke...' hij lachte, 'dan zal je ook met ons mee komen... met veel meer pijn dan je nu hebt.'

En ik verwachtte een stemmetje dat in mij zou gaan fluisteren dat ik de makkelijke keuze moest kiezen, dat ik moest opgeven en mezelf opnieuw in dezelfde fouten als eerst moest laten vallen.

Maar dat stemmetje kwam niet.

Inplaatsdaarvan vlamde mijn hart plotseling van woede; woede wegens het feit dat hij dacht dat ik zou opgeven. Ik wist het zeker - ik wilde geen slechtheid meer. Ik wilde vechten voor het goede, en zou liever dood gaan dan ooit van mijn leven opgeven.

'Val dood.'

'Wist je dat dat één van de laatste zinnen was die je moeder ooit heeft gesproken?' Isaac lachte. 'Je weet hoe het met haar afgelopen is.'

'Ja.' Zei ik kil. 'Ze ging dood - vechtend voor haar familie.'

Isaac snoof neerbuigend. 'Helaas heb jij geen familie meer om voor te vechten.'

'Dat heb ik inderdaad niet.' Zei ik. 'Maar ik heb vrienden.'

'Vrienden.' Sneerde hij sceptisch. 'Weet je wat ik denk? Ik denk dat je tegen jezelf aan het liegen bent. Potter weet wat voor een gevaar jij kan worden - daarom houdt hij je aan zijn kant, daarom doet hij alsof hij om je geeft... maar ik heb hem zien weg vluchten zojuist. Hij was blij, Mia; blij dat hij van je af was.'

Ik kneep mijn ogen samen. 'Zojuist zei je nog dat hij niet bij bewustzijn was.'

Het koste slechts een korte, geërgerde grom en het gebeurde: 'Crucio!'

De rode lichtflits bereikte mij voordat ik ook maar naar adem had kunnen happen. Een explosieve pijn verspreidde zich over mijn lichaam en brandde in mijn botten. Pijn had iets vreemds. Het was namelijk niet iets wat altijd hetzelfde voelde. Sommige pijn was erger dan andere pijn: een snee in je vinger deed op een andere manier pijn dan de pijn die je voelt als je een bot breekt.

En de pijn die ik voelde bij de Cruciatusvloek, was een pijn die ik bij geen soort kon indelen. Het was een pijn die een abrupte herinnering van leed in mij maar boven bracht: Villa Villijn en mijn eerste ontmoeting met de Dooddoeners. Ik viel op de grond neer en schreeuwde; ik schreeuwde mijn longen er uit. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en liet de tranen over mijn wangen lopen.

Plotseling begon ik me te realiseren dat ook ik deze hatelijke spreuk had uitgesproken.

Isaac trok zijn spreuk terug.

Ik hapte naar adem, maar verroerde me niet. Ik bleef op de grond liggen en liet de tranen slechts over mijn wangen lopen. En ja, ik wilde hem ook pijn doen - ik wilde mijn wraak en ik wilde hem zien lijden, maar ik kwam er achter dat daden vanuit wraak mij weg leidden van de echte doelen in mijn leven.

Ik wilde namelijk geen wraak.

Ik wilde er voor zorgen dat mijn vrienden bleven leven.

En daarvoor, zou ik Isaac moeten stoppen.

'Al van gedachten veranderd?'

Ik klemde mijn kaken woedend op elkaar. Mijn ademhaling ging gejaagd, mijn hoofd voelde klam en mijn keel deed zeer van het schreeuwen, en toch deed ik niks; toch kon ik niks. Mijn lichaam leek in een schoktoestand te verkeren waaruit ik niet meteen kon ontwaken.

'Crucio!'

Deze pijn was het soort pijn waar je niet aan gewend raakte - hoe vaker het kwam; hoe liever ik er vanaf wilde. De wanhoop nam toe naarmate de pijn voortduurde. Ik vond mezelf, wensend dat het zou stoppen, wensend dat mijn geweten mij op de één of andere manier zou afsluiten van de marteling die ik voelde.

Toch wilde ik niet opgeven.

En het bleek dat ik dat niet hoefde te doen.

Door mijn eigen schreeuw, had ik niet kunnen horen dat iemand de tunnel uit was gekomen. Ik had niet kunnen horen welke spreuk er uitgesproken werd of wat er met Isaac gebeurde; ik had alleen kunnen voelen hoe de pijn abrupt stopte.

Ik probeerde mijn adem terug te krijgen en huilde vanuit opluchting. Mijn lichaam beefde. Ik voelde me koud, liggend op de stenen, starend in de duisternis en proberend om mijn lichaam zo ver te krijgen dat het iets zou doen.

'Ben je gewond?'

Mijn opluchting veranderde in verlossing toen ik James' gezicht zag. Ik liet mijn adem gaan, slikte en knikte - nog altijd met de tranen op mijn wangen.

Hij stak zijn hand naar mij uit.

Ik pakte zijn hand aan en liet mezelf overeind trekken. Mijn knieën knikten, maar hij hield me stevig vast. 'Wat is er gebeurd? Ben je oké?'

Ik zag zijn gedaante nauwelijks in de duisternis, maar zijn hartslag, ademhaling en de manier waarop hij me vastklampte, waarschuwden me dat het alles behalve oké was.

Toch stootte hij een ongelovig geluid uit. 'Jij bent op dit moment wel de laatste persoon op de wereld die zou moeten vragen of ik oké ben.'

Ik liet mijn adem in een flauwe lach gaan, bevrijdde mezelf uit zijn armen en haalde mijn staf van de grond. Ik liet mijn ogen door de duisternis van de kamer gaan.

'Waar is Isaac?'

'Lumos!' James' staf lichtte op, maar de ruimte was zo gigantisch dat het licht vervaagde in de duisternis om ons heen. James gebaarde ergens naar de plek waar Isaac zojuist nog had gestaan. 'Ik heb hem die kant op geblazen.'

Ik liet mijn staf ook oplichten, stapte met langzame, behoedzame passen die richting uit en vond niets anders dan de leegte die voorheen ook al in de kamer was geweest.

Isaac, was weg.

Ik schold.

'Lafaard!' Riep ik uit. 'Laat jezelf zien!'

En dat deed hij: een fel rood licht lichtte aan mijn rechterkant op en scheerde op een haar na langs mij heen. Ik dook opzij, sprong overeind en vuurde een spreuk terug - het spatte kapot tegen de muur.

Vervolgens raakten we allemaal verstrikt in een erg verwarrend gevecht. Vanuit de duisternis raasden spreuken, en ik vergat van wie die spreuken kwamen en naar wie ik ze toe vuurde. Ik was bang dat ik James zou raken inplaatsvan Isaac. Ik kon me nu al voorstellen hoe ik zometeen zou juichen van vreugde, denkend dat ik Isaac had geraakt - om er vervolgens achter te komen dat ik James pijn had gedaan.

Daarom trok ik mijn spreuken abrupt terug en sloop ik zo stil mogelijk naar een andere kant van de ruimte. James en Isaac vuurden nu spreuken tegen elkaar af, maar ik had geen idee wie welke spreuk afvuurde. Ik hield mijn adem in en keek toe. De rode spreuk die door de ruimte raasde, verlichtte het gezicht van de verdediger voor een kort moment: James.

Ik stond net op het punt om een spreuk op Isaac af te vuren, toen er iets heel vreemds gebeurde. James vuurde een spreuk op Isaac af, en in de minuscule seconde waarin Isaacs lichaam oplichtte, meende ik te zien dat hij die spreuk ontweek.

Er klonk echter een klap, een doffe val en het gekletter van een staf.

'Lumos!'

Het volgende moment, stapte ik Isaacs richting uit en vond ik hem, liggend op de grond, terwijl hij zijn ogen samen kneep tegen het licht van mijn staf en zijn hand beschermend voor zijn gezicht hield. Zijn arm bloedde.

Het was een bijtwond.

Een bijtwond van een slang.

'Best. Je hebt gewonnen.' Piepte hij. Zijn onderlip beefde en zijn gezicht leek grauw. 'Je hebt gewonnen, Mergel.'

Ik keek hem slechts aan.

'Nou, waar wacht je nog op?!' Riep hij kwaad uit. Hij leek opeens niet meer op die gemene, sluwe jongen die mij zo vaak het leven zuur had gemaakt; hij leek op een klein, bang hoopje van ellende. Ik zag dat er tranen in zijn ogen blonken. 'Doe het!'

James' voetstappen kwamen naast mij tot stilstand. 'Doe wat?'

Isaacs mondhoeken krulden omhoog - toch was zijn blik geen grijns: de tranen liepen over zijn wangen. Hij keek alsof hij verdronk in zijn eigen bitterheid

'Doe waar je goed in bent.' Fluisterde hij.

Nu ik zo op hem neerkeek: nu hij zo bang en hopeloos was, begon er weliswaar een gevoel van medelijden in mij omhoog te borrelen. Ik wist namelijk wat hij wilde - ik wilde het alleen niet geloven. 'Doe wat?'

Zijn gezicht zei maar één ding: pure, volslagen, wanhoop.

'Vermoord me.'

En hij was oprecht. Hij meende het. Hij zei het niet om mij uit te dagen - hij wilde dat ik dit zou doen.

Ik schudde zacht met mijn hoofd. 'Ik... ik ga je niet doden.'

'Waarom zou je mij in leven willen houden?' Vroeg hij. Hij vertrok zijn gezicht vol haat richting zichzelf. 'Ik verdien het. Ik heb niets anders in mijn leven gedaan dan anderen pijn doen. Ik ben niets meer dan een mislukkeling - precies zoals mijn vader zegt.' Hij perste zijn lippen op elkaar. De tranen liepen over zijn wangen. 'En weet je wat het meest vreselijke is?'

Mijn mond voelde droog. 'Isaac-'

'De schuld.' Hij slikte. 'Ik weet precies wat ik gedaan heb, en ik kan niet anders dan het elke seconde van de dag voelen.'

'I-ik...'

'Doe het!' Riep hij uit. 'Bij Merlijns Baard - doe het!'

En toen begreep ik het. Mijn gezicht werd kil. 'Ik ga je niet doden.' Zei ik. 'Je hebt er voor gekozen om alle vreselijke dingen te doen die je hebt gedaan - jij bent degene die leed heeft veroorzaakt op deze wereld en jij bent daar verantwoordelijk voor.' Ik klemde mijn kaken op elkaar. 'En de enige die je kan aanwijzen als de schuldige, ben je zelf. Ik zal je geen bevrijding geven van je daden. Je zal voor eeuwig moeten leven met wat je gedaan hebt; je zal voor eeuwig moeten leven met de schuld die je zelf hebt gebracht - Pertrificus Totalus!'

Er viel een doodse stilte.

'Hoe denk je dat hij ons gevonden heeft?' Vroeg James uiteindelijk.

'Ik heb geen idee.' Zei ik. 'Misschien is hij ons gevolgd. Ik vond het al zo stil in de hallen.' Ik wendde me naar James toe. 'Waar zijn de anderen?'

Hij blies zijn adem uit. 'Ik heb ze verteld om zich te verstoppen.'

'Waarom?'

'De tweede slag van Zweinstein is begonnen.'

[A/N]
Ik moet eerlijk zijn: ik heb dit hoofdstuk niet echt over gelezen, want ik wilde vandaag updaten, dus als er typefouten of zoiets in staan: vertel het me :)

Bedankt voor het lezen! ♡♡♡





















Continue Reading

You'll Also Like

71.1K 3K 35
Aurora Seyfried, haar leven op Ilvermorny is afgelopen door een incident, en ze wordt in haar vijfde jaar overgeplaatst naar Hogwarts, en aangezien z...
2.2K 139 24
- Matthyas het Lam fanfiction - Olivia krijgt een geweldig aanbod om te gaan werken op Kreta (Griekenland). Net op het moment dat haar huidige werkge...
108K 1.4K 75
what if you become the newest model of Quadrant and get closer with your favorite formula 1 driver, Lando Norris?
31.9K 1.9K 48
Una secuela de My Living Nightmare. La nada negra que ahora envolvΓ­a mi alma era lo ΓΊnico que parecΓ­a mantenerme en marcha. El pensamiento de Γ©l impr...