The Last Slytherin

By veelzeggend

314K 20.5K 11.8K

WINNAAR WATTYS2016: GESPREK VAN DE DAG Er was altijd al iets aan Mia geweest dat anders was. Zelfs nadat ze e... More

1. Magic.
2. Witches & Wizards.
3. Hogwarts.
4. Slytherin.
5. Friends.
6. Secrets.
7. Messages from death.
8. Moaning Myrtle
9. Hogwarts' secrets
10. Old mistakes.
11. The cloak of insvisibility.
12. Quidditch.
13. Bewitched Broom.
14. Peeves' Revenge.
15. Ravenclaw VS Gryffindor
16. I Solemny Swear That I'm Up To No Good.
17. Hogsmeade.
18. Thestrals.
19. Murder.
20. Christmas.
21. Life of Lies.
22. Best Friends?
23. Dark Times Lie Ahead Of Us.
24. The Unforgivable Curses.
25. Potter's got the Snitch!
26. I'm Sorry.
27. Feelings.
28. Goodbye.
29. The Weasley's.
30. No Magic Outside Hogwarts.
31. Regret.
32. Back to Hogwarts.
33. The Dark Mark.
34. Herbology.
35. Watch your step!
36. The Common Room.
37. The First Training.
38. Divination.
39. Peeves.
40. Tom Riddle.
41. Parseltongue.
42. The Chamber Of Secrets.
43. Dennis Creevey.
44. His Mark.
45. Gone.
46. Revenge.
47. Happy Birthday.
48. You better start talking.
49. Teddy Lupin & Victoire Weasley.
50. Fred Weasley.
51. They're not here for us. They're here for you.
52. Crucio.
53. The face behind the mask.
54. The Last Slytherin.
55. Wake up.
56. Christmas.
57. The Enemy.
58. He doesn't want you.
59. It's not what it seems.
60. Valentine's day.
61. Boggart.
62. Detention.
63. Betrayal.
64. Family.
65. You can't trust her.
66. McGonnagal has to die.
67. Polyjuice Potion.
68. Avada Kedavra.
69. Because I love you.
70. Umbridge.
71. The Ministry Of Magic.
72. Save The Potters.
73. Godric's Hollow.
74. But I Believe You.
75. The Truth.
76. Because I'm Not Afraid.
77. The Scamanders.
78. Meeting The SVA.
79. An Unfair Game.
80. Veritaserum.
81. Leaving Hogwarts.
82. Don't Hurt Them.
83. Draco Malfoy.
84. The Malfoys.
85. Slytherin's Blood.
86. The Leaky Cauldron.
87. Horcrux.
88. Immortal.
89. Expecto Patronum.
91. The Second Battle Of Hogwarts: Part 2.
92. The Second Battle Of Hogwarts: Part 3.
93. The Second Battle Of Hogwarts: Part 4.
94: The Second Battle Of Hogwarts: Part 5.
95. The Resurrection Stone.
96. The Girl Who Lied.
97. Azkaban.
19 Years Later.
Laatste A/N

90. The Second Battle Of Hogwarts: Part 1.

2.5K 192 152
By veelzeggend

Het was donker.

Als ik de laatste paar dagen voor de tweede slag van Zweinstein nu zou moeten beschrijven; als ik zou moeten vertellen hoe de wereld om mij heen zich had gekleurd, dan zou dat mijn antwoord zijn geweest.

Want het was donker geweest.

Iedereen van ons had geleden onder breekpunten: heen en weer gespeeld van het ene dal naar het andere, omver gegooid en weer opgestaan. Er was hopeloosheid geweest, er was ongenoegen en verdriet geweest: ja, het was moeilijk geweest.

Maar ik kon niet ontkennen dat iedereen uiteindelijk terug viel in de hoop die wij hadden.

Toch was de dag voor kerst misschien wel de meest vreselijke dag die ik ooit had meegemaakt. Ginny, Hermelien, Harry, Ron, Molly en Arthur kwamen allemaal naar Villa Malfidus, want stel nou dat er morgen iets mis zou gaan?

Stel nou dat er geen tijd meer zou zijn om vaarwel te zeggen?

Tranen stroomden en de ongezegde dingen werden gezegd. Ik hou van je, ik geef om je, het komt wel goed, het komt wel goed, het komt wel goed.

Het komt wel goed.

Vast.

Het moest goed komen.

Dat was de bittere waarheid. Het lot was onvoorspelbaar: ieder van ons zou morgen dood kunnen zijn. Maar we zijn al zo ver gekomen - ja zo ver en misschien niet verder. Dat was nou eenmaal hoe het leven ging. Je realiseert je pas wat tijd nou eigenlijk is als het dreigt op te houden: je realiseert je pas wat je hebt als je het dreigt te verliezen.

Want misschien zou ik morgen de heldere lucht nooit meer zien, misschien zou ik de bloemen niet meer kunnen ruiken en de wind niet meer kunnen voelen. Misschien zou ik de doelen die ik vergeten was niet meer bereiken.

Maar ik kon niet anders dan de tijd uitzitten en afwachten wat de toekomst mij zou brengen. Ik kon niet anders dan bij de mensen zijn van wie ik hield; ik kon niet anders dan de momenten koesteren die ik nu nog had.

Het was de meest verschrikkelijke dag ooit, en ergens, ook de meest mooie. Opeens vielen de kleine dingen, de dingen die ik nooit had gezien, me op. Opeens werd ik gelukkig van kiezelsteentjes en de manier waarop Roos haar neus lichtelijk op trok als ze lachte; van Lily's opmerkingen en de spin in het web in de hoek van de kamer.

Maar ook aan deze dag kwam een einde.

Afscheid werd genomen en omhelzingen waren stevig; woorden zeiden niets meer en tranen vertelden alles - het was wachten en kijken, momenten vasthouden en ze nooit meer loslaten.

En toen was het donker.

Slaap zat er voor niemand echt in, en toch vond ik mezelf om middernacht, liggend in mijn bed met ogen die rusteloos opengesperd lagen. Vragen spookten door mijn hoofd - vragen over mijn bestaan en vragen die niets voorstelden.

Ik realiseerde me ook dat het er niet meer toe deed. Wat kon mij het schelen wat er na de dood zou komen?

Dat dacht ik, totdat ik me afvroeg waar James op dit moment aan dacht.

Een moment later luisterde ik naar het piepende geluid van de scharnieren van zijn slaapkamerdeur terwijl ik die opende. De hal was verlicht geweest met zwak kaarslicht, maar zijn slaapkamer was gehuld geweest in duisternis - er viel echter een kier van licht naar binnen door de geopende deur.

Ik hoorde het geruis van zijn lakens en zag hoe zijn verduisterde silhouet overeind ging zitten. Hij wreef in zijn ogen.

'Mia?' Mompelde hij - schor en slaperig. 'Wat doe je hier?'

'Ik kan niet slapen.'

Hij mompelde iets, reikte toen naar zijn staf, en verlichtte met een simpele beweging de kaars op zijn nachtkastje. Ik keek toe hoe hij de dekens van zich af sloeg en gapend op de rand van zijn bed ging zitten.

'Ik ook niet.'

Ik trok mijn wenkbrauwen op. 'Je ziet er anders niet heel wakker uit.'

Hij keek op; zijn warrige haar viel in zijn gezicht en zijn slaperige ogen knepen zichzelf samen tegen het licht van de hal.

Hij grijnsde flauw.

Ik aarzelde een beetje. 'Kan ik... kan ik misschien in jouw bed slapen?'

'Natuurlijk.'

Ik sloot de deur achter me en zeeg neer op de plaats naast hem. Meteen toen hij zijn armen om mij heen sloeg, voelde ik mezelf al heel wat kalmer dan eerst. Ik leunde met mijn hoofd tegen hem aan en zuchtte.

Het bleef even stil.

'Weet je... het komt wel goed morgen - echt waar.' Fluisterde hij toen.

'Dat weet je niet.' Zei ik terug. 'Misschien gaan we wel dood.'

Hij liet zijn armen van mij afzakken, legde zijn handen op mijn wangen en hief mijn hoofd zo op dat ik hem kon aankijken. 'Je hebt gelijk.' Zei hij. 'Misschien gaan we we wel dood, misschien gaat één van ons wel dood.' Hij haalde zijn schouders kort op. 'Of misschien overleven we het wel. We zullen het morgen pas weten. Hetgeen wat nu echter telt is dat we allebei nog leven.'

En ik wist in dat moment zeker, dat hetgeen wat ik het meest zou missen als ik het niet zou overleven, zijn fonkelende bruine ogen zouden zijn. Ik wilde mezelf nog eenmaal verliezen in die pretlichtjes, in die blik vol hoop en vertrouwen. Nog eenmaal voor alles donker zou worden, voor ik zou vergeten wat liefde was.

'En ik denk... dat we misschien maar beter kunnen leven nu het nog kan.'

En dus deed ik dat. Er was namelijk niets meer te verliezen. Ik was niet bang meer om mijn hart gebroken te laten worden; om mijn volle vertrouwen in hem te stoppen. Ik wilde alles aan hem geven nu ik het nog kon.

Ik wilde leven.

Ik wilde leven, met hem.

Daarom kuste ik hem, en ik zou liegen als ik zou zeggen dat het daar bij bleef. Misschien ging ik te ver, misschien ook wel niet - hoe dan ook, bevond ik mezelf even later verstrikt in iets dat een spel genoemd kon worden: zijn shirt, mijn shirt... laag voor laag, weg.

~*~*~

Alles leek zo vredig: de smetteloos witte sneeuwwereld, de waterdamp wolkjes die over mijn lippen rolden, de koude wind en de dwarrelde sneeuwvlokken. En hoewel er op dit moment zo'n honderd mensen op weg waren naar Zweinstein, was het toch doodstil; hoewel ik leek te ontploffen van de zenuwen, bruisde er toch iets van een kerstgevoel door mijn aderen; hoewel ik op het punt stond om mogelijk te sterven, leek ik toch levendiger dan ooit te voren.

De tweede slag van Zweinstein stond op het punt om los te breken.

Roos, Albus, Scorpius, James en ik glipten als schaduwen door de steegjes in Zweinsveld. De ene duisternis uit; de andere duisternis in - zwijgend, rennend, vlug. Één verkeerde beweging en het plan zou mislukken, één te harde stap en ze zouden ons vinden... één fout en ik zou voor eeuwig leven.

Ondertussen leek ik de spanning achter de voorbij schietende ramen te voelen. Haast heel Zweinsveld had zich aangesloten bij de Opstand, maar toch waren alle ramen verduisterd en was heel Zweinsveld gehuld in een onaangename duisternis. Het was vroeg - nauwelijks half vier in de ochtend, en toch zouden de mensen over een uur gaan aanvallen. Het was nu echter aan ons, aan dit kleine groepje, om de vlinder te zijn die zijn vleugels zou klappen en kilometers verderop een tornado zou veroorzaken. Wij waren het begin, en als wij een fout zouden maken, dan zou alles uiteenvallen als smeltend ijs.

Zelfmoord - dat had Hermelien gezegd bij het horen van dit plan. Wij doen het wel Harry, wij kunnen het wel doen. Maar Harry had geweigerd. Wie was immers degene die een deel van haar eigen ziel zometeen zou moeten doden? En wie wilde ze bij zich hebben als er iets fout zou gaan?

Ook James had natuurlijk sterk geweigerd bij het horen van Hermeliens plan. Hij wilde helpen, hij wilde vechten: hij wilde de held zijn die hij in zich had. Zijn vader en zijn moeder wilden dat echter niet. We zouden Zweinstein in gaan, het Gruzielement vernietigen in de Geheime Kamer en vertrekken voordat de strijd zou beginnen.

Tenminste, als alles volgens plan zou gaan.

'Hoorden jullie dat ook?'

Allemaal hielden we abrupt halt in een steegje, dat slechts een paar huizen verwijderd was van Zacharinus' Zoetwarenhuis, toen Roos die woorden had gesproken. We keken verschrikt naar haar om.

'Wat?' Vroeg James.

'Ik dacht dat ik iets...' Roos liet haar ogen door het verduisterde steegje gaan - naast de ruizende sneeuw en het zwakke licht van de straatlantaarn aan de andere kant van de straat, was er niets te zien of te horen, 'ik dacht dat ik iets hoorde.'

Iedereen luisterde gespannen.

Niets.

'Denk je dat de Dooddoeners hier zijn?' Fluisterde Albus uiteindelijk naar ons.

James haalde zijn schouders op, haalde Onzichtbaarheidsmantel uit zijn zak en vouwde hem uit. 'Ze moeten weten dat wij vandaag gaan aanvallen: er is namelijk haast geen mogelijkheid dat de krant alleen maar in de handen van de goede personen is gebleven.'

'Het is een val.' Fluisterde ik. 'Heb je niet gemerkt dat er geen voetstappen te zien zijn in de sneeuw? Zelfs als het de hele nacht door gesneeuwd heeft, zou je de voetstappen van de bewoners van overdag nog steeds zien.'

'Wat... bedoel je?' Vroeg Roos.

'De bewoners zijn hun huizen niet uit geweest.' Zei ik, alsof dat logisch was. De kille wind sneed langs mijn gezicht. 'En ik denk niet dat ze dat vrijwillig hebben gedaan. Ik wed dat de Dooddoeners de kans niet wilden lopen om ons toevallig over het hoofd te zien in een mensenmassa.'

'Maar dat betekent dat de Dooddoeners hier zijn.' Zei Roos. 'En dan zouden hun voetstappen te zien moeten zijn in de sneeuw.'

Ik keek haar een moment lang slechts aan. Het oranje licht van de straatlantaarn viel over haar fronsende gezicht heen. 'Ik zei niet dat ze zelf de val waren.'

'Ik volg je niet meer.' Zuchtte Albus. Hij wreef een beetje nerveus in zijn ogen.

'Dementors blijken goede wachters te zijn.'

James mompelde een zacht scheldwoord en leunde met zijn achterhoofd tegen de muur aan. Een wolk waterdamp kolkte over zijn lippen toen hij zijn adem uitblies.

Roos wreef in haar witte handen, in de hoop ze warm te krijgen. 'Je denkt dat de Dementors hier zijn?'

Een blik op haar handen vertelde haar duidelijk al genoeg.

'Ze hadden ons dan allang moeten vinden.' Zei Roos. 'Wij zijn de enige levende dingen in deze straten.'

'Nee.' Zei ik. 'We hebben geluk dat ze ons nog niet hebben gevonden. We moeten opschieten.' Ik keek naar James, die de Onzichtbaarheidsmantel in zijn handen hield. 'Ik denk niet dat dat ons zal helpen tegen Dementors.'

Hij perste zijn lippen nerveus op elkaar. 'Het enige wat we kunnen doen is zo snel mogelijk Zweinstein in glippen.'

'Wacht, wacht.' Siste Roos opeens.

We keken allemaal alert naar haar om. Een rilling trok door mijn ruggengraat toen ik haar angstig fonkelende ogen zag. Ze trok een beetje bleek weg, en toen ze sprak, leek het alsof ze geen geluid durfde te maken. 'Horen jullie dat ook?'

Niemand durfde iets te zeggen. Ik spitste mijn oren. De sneeuw ruisde, de wind waaide en onze mantels wapperden zachtjes. Een moment lang dacht ik dat Roos slechts te alert was geweest, maar toen hoorde ik het ook.

Vanuit de verte, zwol een laag, reutelend geluid aan.

Ik sloeg mijn hand voor mijn mond.

Mijn hart roffelde in mijn borstkas.

Ik zag hoe de paniek op iedereens gezichten toesloeg. Verstijfd van angst bleven we staan: onze oren gespitst, onze lichamen bevroren en onze vingers trillend van spanning. De kou leek opeens door mijn aderen te stromen, en ik hoopte met heel mijn hart dat dat slechts door de schok kwam, en niet door iets anders.

De straatlantaarn knipperde.

Roos hapte naar adem en de tranen van wanhoop sprongen in haar ogen. Ze deinsde een beetje achteruit, maar Scorpius pakte haar vast voor ze meer geluid had kunnen maken en hield zijn vinger streng voor zijn lippen.

Ik hield mijn adem in. De straatlantaarn begon heviger te knipperen, en ook dat lage, reutelende geluid, zwol aan. Roos beet gespannen op haar bevende vingers en keek met fonkelende ogen naar de lantaarn. Ik klemde mijn hand om mijn staf.

Niet dat het zou helpen.

Ik kon namelijk geen Patronus-bezwering uitspreken.

Ook al had ik geen vooruitgang geboekt, James en ik hadden ons suf gewerkt om mij de Patronus-bezwering succesvol te laten uitspreken. Mijn zeventiende verjaardag was zo'n drie weken geleden geweest, en sinds die tijd hadden we geoefend - zonder resultaat. Ik wist dat ik gelukkige herinneringen nodig had, en die had ik ook, maar aan die gelukkige herinneringen leek een schaduw te zitten; een schaduw van een slechte herinnering.

Mijn hart leek stil te staan toen de straatlantaarn knapte.

Het licht doofde.

Opeens wist ik weer hoe echte angst voelde; angst waarbij je bloed in ijswater lijkt te veranderen en je hart schreeuwt om veiligheid. Geen angst waarin je je handen klam voelt worden - nee. Op dit moment, voelde ik pure doodsangst door mijn aderen stromen.

Mijn ogen schoten langs de duisternis van de straat, maar elke schaduw, elke hoek en elke beweging, leek mijn hart te doen stoppen. Ergens hoopte ik dat het allemaal slechts toeval was, dat we het misschien toch zouden redden - die gedachte vervloog echter toen ik met mijn volle verstand bewust was van de ijzigheid die zich opeens over mijn huid verspreidde.

Het reutelende geluid zwol gevaarlijk aan.

James blies zijn adem langzaam uit. 'Ren.'

'Wacht wat?'

Maar voordat ik zijn arm vast had kunnen grijpen, trok hij zijn staf en stormde hij het steegje uit.

'James!'

Vervolgens leek alles tegelijk te gebeuren: ik stormde hem achterna, zag nog net het gigantische donkere figuur waar James nu voor achteruit deinsde, en werd toen abrupt tegen gehouden door Albus.

James, miezerig en menselijk, stond op dit moment voor een levensechte Dementor.

Het beeld van de Dementor, leek mijn hart te doen stoppen. Gehuld in zwarte lappen, zonder gezicht, zwevend boven de grond en gevaarlijk reutelend - was hij daar, te midden van de straat, terwijl James nu langzaam achteruit stapte. Ik zag hoe het ding zijn knokige, enge hand naar James uitstak.

Ik rukte mezelf los uit Albus' greep. 'James! Jam-'

James keek niet eens om, maar hief zijn staf. 'Expec... Expecto...' hij wankelde op zijn benen.

'Mia ren!' Schreeuwde Roos.

Albus probeerde mij opnieuw te grijpen, maar ik sprong naar James toe, pakte zijn koude hand en trok hem mee - rennend achter de rest aan, naar Zacharinus' Zoetwarenhuis.

En in dat moment, rende ik werkelijk voor mijn leven. Ik hoorde de Dementor achter ons, maar lette daar niet op: ik merkte namelijk dat James' passen, steeds onhandiger en slapper werden. Mijn voeten schoten over de sneeuw heen en lieten het achter mij opstuiven. De kans dat ik dit zou redden was vrijwel onmogelijk, en toch, toch, rende ik zo hard ik kon. Dit leek de enige manier om aan het gevaar te ontsnappen en iedereen dichtbij mij te houden. Ik kon niet goed meer nadenken door alle razende adrenaline in mijn lijf.

En het lot pakte mij daar hard voor terug.

Voordat ik het wist, stortte James in en vielen we beide in de sneeuw.

Ik kreunde gepijnigd. De sneeuw sneed koud in mijn ledematen en mijn val liet een gonzende verwarring in mijn hoofd achter. Die verwarring smolt echter toen ik niet alleen de kou van de sneeuw voelde, maar er ook een heel andere kilheid over mij heen viel. Het was niet de kilheid van een windvlaag of ijs; het was een kilheid die ik zowel fysiek als mentaal voelde, alsof al het leven om mij heen langzaam weg gezogen werd.

Ik tilde mezelf vliegensvlug op mijn knieën, keerde me om naar James en begon hem aan de kraag van zijn mantel heen en weer te schudden. 'James, James!'

Zijn gezicht was bleek en zijn oogleden leken een strijd met hem te voeren. Ik zag dat hij hard zijn best deed om weer bij zinnen te komen, maar het slechts niet kon: de Dementor had hem verzwakt, en die zwakte was alleen maar verergerd toen ik hem mee had getrokken in een vluchtpoging. Hij had geluk dat hij zijn bewustzijn nog net niet verloren had.

Zijn stem klonk zacht, gebroken en schor. 'Ren.'

Ik schudde wild met mijn hoofd. Ergens in de verte hoorde ik Roos, Scorpius en Albus roepen en schreeuwen, maar hun woorden leken te vervagen in het ruizen van mijn bloed toen ik opkeek.

Nauwelijks een meter voor mij, doemde die vreselijk angstaanjagende schaduw op vanuit de duisternis. De vredig vallende sneeuwvlokjes, dwarrelden aan de kant terwijl de Dementor zichzelf voort schoof. Het was een terging in de tijd - dat kleine moment waarin de Dementor tussen mij en James leek te kiezen; tussen de jongen met een ziel zo helder als een ster en een meisje met een ziel die niet eens compleet was.

In een wanhoopsdaad krabbelde ik achteruit en greep ik naar mijn staf, maar toen ik die naar de Dementor ophief, realiseerde ik me dat mijn poging om mezelf te verdedigen hopeloos was. Ik probeerde een gelukkige herinnering op te wekken: James' fonkelende ogen, mijn moeders zachte handen, mijn broers vage grijns en de lach van mijn vrienden.

Maar de kilte was te groot; de schaduw van elke gelukkige herinnering viel over mij heen. James' gebroken blik bij mijn verraad, mijn moeders tranen, mijn broers dood en de vuile dingen die ik tegen mijn vrienden had gezegd. Ik voelde mijn hart koud worden en het geluk uit mij weg sijpelen.

En dat was het moment waarop mijn gedachten mij volledig in de steek lieten. Een laatste vluchtpoging schoot door mijn hoofd, maar ook die vervloog. Ik kon slechts mijn hart in mijn keel voelen bonken; ik kon niets anders dan de Dementor in die duisternis onder zijn kap aanstaren en mijn adem inhouden.

Maar toen de Dementor mijn gezicht naderde, leek het niets meer uit te maken. Ik werd omsloten door een leegte zo stil en gigantisch als de oceaan. En het klonk misschien gek, maar ik vond een bepaalde rust in die leegte; in het loslaten en opgeven van alles waar ik voor had gevochten.

Ergens voelde ik nog een laatste hoop, ergens hoorde ik Scorpius' stem nog, ergens zag ik nog een felblauw licht; ergens anders gleed ik echter weg in de kilte waar de Dementor mij in sleepte.

Het was waar wat ze zeiden - dat opgeven simpeler was dan in slaap vallen.

Niemand had mij echter gewaarschuwd voor de nachtmerrie die volgde.

Want vlak voordat de wereld zich hulde in duisternis en alle stemmen om mij heen weg stierven, hoorde ik mijn moeders gil bij het zien van Noah's lijk.

[A/N]
Bedankt voor jullie geduld met mij, want opnieuw kwam de update nog al laat en was het hoofdstuk vrij kort - ik was namelijk opnieuw ziek geworden :'(

En 80k?! DANKJEWEL!

Bedankt voor het lezen! ♡♡♡


Continue Reading

You'll Also Like

27.6K 1.3K 30
"Aangenaam, ik ben Lily Evans." Ik kijk het roodharige meisje in de deuropening verbaasd aan. Ik had niet verwacht dat iemand bij mij zou komen zitt...
314K 20.5K 99
WINNAAR WATTYS2016: GESPREK VAN DE DAG Er was altijd al iets aan Mia geweest dat anders was. Zelfs nadat ze er achter komt dat ze een heks is en op Z...
129K 6.6K 101
[COMPLETED]: Joanna Mountain ging in 1942 voor het laatst naar Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocuspocus. Na een ongeluk werd ze gered door...
169K 8.6K 144
Op de nacht dat haar ouders vermoord werden, is Maaike Potter, het kleine zusje van Harry Potter, naar een tovenaarsgezin gebracht. Ze woont niet mee...