The Last Slytherin

By veelzeggend

314K 20.5K 11.8K

WINNAAR WATTYS2016: GESPREK VAN DE DAG Er was altijd al iets aan Mia geweest dat anders was. Zelfs nadat ze e... More

1. Magic.
2. Witches & Wizards.
3. Hogwarts.
4. Slytherin.
5. Friends.
6. Secrets.
7. Messages from death.
8. Moaning Myrtle
9. Hogwarts' secrets
10. Old mistakes.
11. The cloak of insvisibility.
12. Quidditch.
13. Bewitched Broom.
14. Peeves' Revenge.
15. Ravenclaw VS Gryffindor
16. I Solemny Swear That I'm Up To No Good.
17. Hogsmeade.
18. Thestrals.
19. Murder.
20. Christmas.
21. Life of Lies.
22. Best Friends?
23. Dark Times Lie Ahead Of Us.
24. The Unforgivable Curses.
25. Potter's got the Snitch!
26. I'm Sorry.
27. Feelings.
28. Goodbye.
29. The Weasley's.
30. No Magic Outside Hogwarts.
31. Regret.
32. Back to Hogwarts.
33. The Dark Mark.
34. Herbology.
35. Watch your step!
36. The Common Room.
37. The First Training.
38. Divination.
39. Peeves.
40. Tom Riddle.
41. Parseltongue.
42. The Chamber Of Secrets.
43. Dennis Creevey.
44. His Mark.
45. Gone.
46. Revenge.
47. Happy Birthday.
48. You better start talking.
49. Teddy Lupin & Victoire Weasley.
50. Fred Weasley.
51. They're not here for us. They're here for you.
52. Crucio.
53. The face behind the mask.
54. The Last Slytherin.
55. Wake up.
56. Christmas.
57. The Enemy.
58. He doesn't want you.
59. It's not what it seems.
60. Valentine's day.
61. Boggart.
62. Detention.
63. Betrayal.
64. Family.
65. You can't trust her.
66. McGonnagal has to die.
67. Polyjuice Potion.
68. Avada Kedavra.
69. Because I love you.
70. Umbridge.
71. The Ministry Of Magic.
72. Save The Potters.
73. Godric's Hollow.
74. But I Believe You.
75. The Truth.
76. Because I'm Not Afraid.
77. The Scamanders.
78. Meeting The SVA.
79. An Unfair Game.
80. Veritaserum.
81. Leaving Hogwarts.
82. Don't Hurt Them.
83. Draco Malfoy.
84. The Malfoys.
85. Slytherin's Blood.
87. Horcrux.
88. Immortal.
89. Expecto Patronum.
90. The Second Battle Of Hogwarts: Part 1.
91. The Second Battle Of Hogwarts: Part 2.
92. The Second Battle Of Hogwarts: Part 3.
93. The Second Battle Of Hogwarts: Part 4.
94: The Second Battle Of Hogwarts: Part 5.
95. The Resurrection Stone.
96. The Girl Who Lied.
97. Azkaban.
19 Years Later.
Laatste A/N

86. The Leaky Cauldron.

2.5K 179 100
By veelzeggend

Niet alles was even vredig hier in Villa Malfidus, maar we deden ons best om de donkere tijden te vergeten nu we veilig waren. James en ik probeerden elkaar zo min mogelijk te irriteren: sinds hij in bezit van de armband was, leek hij teneergeslagen, gefrustreerd en moe. Op dat soort momenten probeerde ik hem te troosten, maar alles leek grijs en bitter in een wereld waar die vervloekte armband niet om mijn pols bungelde. Voor mij leek alles simpel of onmogelijk. Misschien zelfs wel simpel en onmogelijk; als iets te lastig werd, was het onmogelijk, en daarmee simpelweg niet te doen. Ik gaf eerder op, ik liet de dingen zoals ze waren, en was, net als hem, moe van de wereld. Er waren dagen waarop ik mijn ogen sloot en wenste dat ik ze nooit meer open zou hoeven doen. En dit leek schokkend, maar dat was het niet.

Want ik begon mezelf langzaamaan te realiseren dat de aarde ook zonder mij door zou blijven draaien.

We waren inmiddels een week in Villa Malfidus en de bomen werden kaler, de wereld werd kouder en de dagen werden korter. Ik en James spendeerden veel tijd met elkaar, maar praatten eigenlijk weinig. We waren gewoon bij elkaar in de buurt, dachten over dingen na en staarden elkaar eindeloos lang aan. Het was zorgeloos, en toch leek die stilte alles donkerder te kleuren. We leidden onszelf van onze gedachten af door bezig te blijven. We speelden afgedankte kaartspellen, gevonden op de zolder van Villa Malfidus, we lazen boeken en we hielpen Astoria en Draco in het huishouden.

Maar ondanks het feit dat we altijd bij elkaar waren, leek James niets te willen zeggen over wat hij over de armband wist.

Het bleek dat hij het iemand anders wel gezegd had.

Het begon allemaal met de duisternis achter mijn gesloten oogleden, de warmte die James' lichaam uitstraalde en zijn vingers, die hij strelend door mijn haar had gehaald. Ik was me niet bewust geweest of ik had geslapen of wakker was geweest, misschien was ik het allebei; ik had echter niet bewogen toen ik de slaapkamerdeur open had horen gaan.

'Waarom ligt ten minste één van jullie, als het niet allebei is, altijd te slapen als ik deze kamer in loop.'

Ik opende mijn ogen met tegenzin en keek naar James' hoofd op. Ik lag met mijn hoofd op zijn schoot. Hij zat op de grond, met het doel om een puzzel te maken, maar bleek dat vergeten te zijn en had inplaatsdaarvan met mijn haar gespeeld. Nu draaiden we onze hoofden allebei naar degene in de deuropening: Roos.

'Waarom loop jij deze kamer altijd binnen als één van ons slaapt?' Vroeg James haar.

Ze rolde met haar ogen.

'Het is niet mijn schuld.' Zei Roos. 'Het is twee uur in de middag.'

Ik zuchtte, knipperde en ging rechtop zitten - een vlecht gleed over mijn rug. Ik draaide mijn hoofd glimlachend naar James. 'Ik wist niet dat jij kon vlechten.'

James haalde zijn schouders op. 'Lily heeft het me geleerd.'

Dat vond ik aandoenlijk, en dat was blijkbaar in mijn glimlach te zien, want Roos sloeg haar ogen ten hemel en schudde haar hoofd. 'James - je vader is hier. Hij wil je spreken.'

James blik veranderde, en wel op zo'n manier dat het me zorgen baarde. Zijn gezichtsspieren verstrakten, zijn ogen flitsten naar mij toe en vervolgens leek hij te merken dat ik had gezien dat hij geschrokken was. Hij stond vlug op.

'Waarom?' Vroeg ik - aan Roos, maar eigenlijk ook aan James, want hij leek het beter te weten dan zij.

Roos haalde haar schouders op, en James klemde zijn kaken op elkaar.

'Hij heeft me alleen verteld dat hij James moest spreken.' Zei Roos. Ze wendde haar hoofd naar James. 'Ga dan.'

'O, ja.'

De deur viel zacht achter hem dicht. Ik stond ondertussen op en wilde de hal ook in lopen - ik had Harry Potter willen begroeten, en op die manier meer te weten willen komen over zijn plotselinge bezoek, maar Roos legde haar hand op de deurklink voordat ik dat had kunnen doen.

'Wat doe je?' Vroeg ik.

Een brede glimlach verscheen op haar gezicht. 'Wij gaan met Astoria naar de Wegisweg.'

'De Wegisweg?' Vroeg ik verbaasd. 'Maar- wat- wat als de Dooddoeners-'

'Dat is waarom jou naam vanaf nu Katherine Kwak is en de mijne Lydia Jordaan.' Zei ze. 'Dus maak je klaar - en doe iets aan waarmee je gezicht zo veel mogelijk verborgen blijft.'

'Roos ik denk niet-'

Maar Roos liep de deur uit en liet mij in mijn slaapkamer achter.

Ik haalde daarom de vlecht die James in mijn haar had gemaakt los - zodat mijn haar zoveel mogelijk zou bedekken van mijn gezicht, en besloot een mantel met een kap aan te doen. Toen ik een blik in de spiegel wierp, viel mijn oog echter op het blinkende stukje zilver dat op de kast lag.

De armband.

James droeg hem niet altijd met zich mee: soms legde hij het ding ergens neer, en meestal op een plaats waar ik het niet kon zien. Het was alsof hij wist dat het dragen van de armband verleidelijk voor mij was - dat was het namelijk ook, want nu het sierraad daar zo lag, een aantal meter binnen mijn bereik, leek het mij bijna te roepen.

Ik had hem beloofd dat ik het niet meer zou dragen...

En daarom griste ik het ding van de kast en stopte ik het in de zak van mijn mantel.

Een halfuur later Verschijnselden we met een luide klap ergens in een verlaten steegje in Londen. Ik en Roos wankelden een beetje op onze benen, maar Astoria leek nergens last van te hebben. Ze draaide zich richting ons, stopte een rode krul van Roos onder haar mantel en bekeek onze gezichten grondig - ze zuchtte, wanhopig.

'Oké, ik wilde dit niet doen, maar het misschien beter als ik het wel doe.' Begon ze. Ze haalde haar staf tevoorschijn.

'Wat?' Vroeg Roos.

'Jullie... gezichten een heel klein beetje anders laten lijken.' Zei ze twijfelend. 'Ik ben niet heel goed in transfiguratiespreuken, moet ik zeggen, dus de veranderingen zouden permanent kunnen zijn.' Ze slikte. 'Maar ik ben bang dat deze vermommingen niet genoeg zijn. Jullie staan in alle kranten. Volgensmij zijn er zelfs papieren aan de muren gehangen waarin staat dat jullie gezocht worden.'

Roos haalde haar schouders op. 'Doe het maar gewoon. Alles is terug te draaien.'

Astoria haalde diep adem. 'Oké.'

Even later liepen Astoria Malfidus, een zwartharige Roos zonder sproeten en een bruinharige versie van mij door de straten in London. We hadden de kappen van onze mantels nog steeds opgehouden, en omdat het regende, was dit niet vreemd - tenminste, voor Heksen en Tovenaars; de Dreuzels wierpen ons vragende blikken toe. Astoria liep voor ons uit de Lekke Ketel in.

Het was niet druk in het café - slechts een aantal gedempte stemmen van een groep heksen klonk aan een tafel. Het café rook naar thee en opgebrande kaarsen; het was er stil... minder gezellig. Het was alsof iedereen zijn adem hier inhield.

Hannah Lubbermans deed het zo onopvallend mogelijk, maar toen ze haar ogen op Astoria richtte, zag ik dat ze haar adem bijna opgelucht liet gaan. Ze stond achter de toonbank, had een glas in haar hand en zette hem nu langzaam de kast in. Ze glimlachte een beetje bedrukt naar Astoria.

'Hallo Astoria.' Zei ze zacht. 'Ik had je hier niet verwacht... nu...' Hannah haalde haar schouders op, 'je weet wel.' Astoria liep richting de toonbank, en Roos en ik schuifelden langzaam achter haar aan. We hielden onze hoofden naar beneden. Hannah's ogen gleden naar ons. 'Wie heb je mee...'

Eerst, leek er alleen herkenning bij haar binnen te komen, maar alleen herkenning en verder niks; slechts een beeld, geen naam of herinnering. Vervolgens kneep ze haar ogen samen, en toen Roos verlegen naar haar glimlachte, leek ze het te weten.

Ze boog zich met een geschokt gezicht over de toonbank heen. 'B-ben je gek geworden Astoria?' Siste ze gedempt. Haar stem beefde. 'Er hangt een...' ze wees naar de muur, en hetgeen wat daar hing, leek een bliksemschicht van schok door mijn hart te steken.

De muren waren vol geplakt met vergeelde gele papieren. Alle papieren hadden tenminste één ding gemeen, want op elk verfrommelde stuk perkament, stond hetzelfde woord: GEZOCHT.

Roos' gezicht hing er, mijn gezicht hing er, James' gezicht hing er, Albus, Lily, Hugo, Harry, Hermelien, Ron, Ginny, Arthur, Molly, en nog een heel aantal andere gezichten die mij voor mijn ogen begonnen te duizelen.

Astoria boog zich lichtjes naar Hannah toe. Ze glimlachte. 'O, kom op.' Zei ze zachtjes. 'Ze zijn al zo lang binnen geweest. Niemand zal ze herkennen.'

'Er staat een prijs op hun hoofd.' Piepte Hannah. 'Duizend Galjoenen.'

Ik klemde mijn kaken op elkaar, en Roos hapte naar adem.

'Op hun roodharige en blonde hoofden.' Zei Astoria, nog altijd kalm en rustig. Ze gebaarde naar mij. 'Katherine Kwak wordt niet gezocht.' Zei ze, waarna ze naar Roos gebaarde. 'En Lydia Jordaan ook niet.'

Ze knipoogde naar Hannah.

Hannah leek het niets te vinden, maar ontspande lichtelijk en boog zichzelf weer achteruit. Ze liet haar adem gaan. 'W-wat mag het zijn?'

Astoria lachte.

Even later zaten we met drie mokken Boterbier voor onze neuzen aan een tafel in de hoek van het café. Roos en ik zaten expres met onze ruggen naar de mensen, en Astoria hield de deur in de gaten. Elke keer als er een stem in het café klonk, leek mijn hart stil te staan; elke keer als de bel bij de deur rinkelde, leek de paniek zijn handen naar mijn keel te grijpen; elke keer als iemand mij voorbij liep, was ik bang dat ik van mijn stoel afgesleurd werd en in het gezicht van een Dooddoener zou kijken.

Astoria leek er geen last van te hebben. Ze zat kalm, maar oplettend, naar de deur te staren, terwijl ze met haar nagel rustig tegen het glas van haar mok aan tikte. Haar gezichtsspieren waren ontspannen.

Roos legde een aantal Sikkels op tafel. 'Dat is voor het Boterbier.' Mompelde ze zacht, toen ze Astoria's vragende gezicht zag.

Ik schrok. 'I-ik heb geen geld op zak, maar ik kan zo wel naar de Goudgrijp gaan om-'

'-te sterven?' Onderbrak Astoria mij. Ze trok haar wenkbrauwen op en schoof de Sikkels terug naar Roos. 'Nee - voorlopig kunnen jullie niet naar de Goudgrijp.' Ze glimlachte. 'Daarom zal ik vandaag alles betalen.'

'Dat hoeft u niet-'

Astoria stak haar hand op. 'Als geld een probleem zou zijn dan had ik jullie mijn huis niet ingelaten.' Zei ze. Ze zuchtte. 'Alsjeblieft - ik zou vereerd zijn om jullie kosten te betalen.'

'Maar uw man en zijn baan en-'

'-zijn bankrekening vol met gouden munten die nog zeker drie generaties van levensonderhoud zouden kunnen voorzien?' Maakte Astoria Roos' zin af. Haar glimlach werd een beetje weemoedig. 'Ik wil niet hopeloos klinken, maar als ik geld echt tot een probleem zou rekenen in tijden zoals deze, dan kan het toch zeker niet triester, of wel?'

'Helaas kan het zeker wel triester.' Er glipte iemand achter mij langs - eerst schrok ik, maar toen ik de vriendelijke ogen van professor, of nee: meneer, Lubbermans zag, blies ik mijn adem opgelucht uit. Hij zeeg op de stoel naar Astoria neer. 'Hannah vertelde me dat jullie hier waren - zijn jullie gek geworden?'

Astoria hield haar hoofd schuin - ze glimlachte. 'Een klein beetje.'

Lubbermans zuchtte. 'In elke winkel - overal - hangen jullie hoofden aan de muren. Een haarkleur zal niemand er in luizen.'

'Als tiener heb ik mijn haar ooit wijnrood gekleurd.' Begon Astoria te vertellen. 'Iedereen dacht een week lang dat ik mijn zus was.'

'Dat is een ander-'

'Ik heb mijn haar nooit rood geverfd.' Zei Astoria. Ze hield haar wijsvinger op en grijnsde. 'Zie je? Ik heb je er zo ingeluisd.'

Marcel leek niet geamuseerd, maar ik begon te grijnzen. Astoria was een slimme vrouw - ze wist wat ze aan het doen was.

'Ik meen het. Je zorgt voor je eigen dood.' Siste Marcel. 'De Wegisweg is veranderd, oké? De Tovertweelingstopfopshop? Verbrand.'

'Verbrand?' Vroeg Astoria fronsend.

Marcel knikte. 'George heeft de winkel weken geleden gesloten, maar een aantal dagen geleden kwamen ze met fakkels en wapens - ik heb ze gezien. Ze sloegen de ruiten in, ze hebben alles geplunderd.' Zijn blik werd een beetje afwezig. 'En toen ze klaar waren, hebben ze de boel verbrand. Het is nu niets meer dan as.'

Ik voelde me geschokt, maar het nieuws raakte mij niet. Ik voelde geen steek in mijn hart, geen brok in mijn keel. Ik voelde me koud. Koud en bitter. Leeg.

Ik trok mijn gezicht in een walgende grimas. 'Verbranden.' Siste ik. 'Alsof we in de middeleeuwen leven.'

Marcel zuchtte. 'Mensen doen vreemde dingen in tijden zoals deze.' Zei hij. 'En daarvoor wil ik jullie waarschuwen.'

'Ik waardeer je waarschuwing, Marcel.' Zei Astoria. 'Maar een waarschuwing is een waarschuwing, en geen verbod.' Astoria stond op. 'Kom mee dames - wij gaan winkelen.'

De Wegisweg was veranderd. Neergeslagen, vermoeide gezichten braken af en toe tussen de druipende regen uit. Lege ogen staarden ons aan, donkere posturen slenterden langs ons heen en de etalages van de winkels waren donker. Het was alsof de magie in de Wegisweg leeg gezogen was: verdwenen en vervaagd in de regen die nu uit de duistere hemel viel.

De Tovertweelingstopfopshop was inderdaad afgebrand - Roos barstte in tranen uit toen ze de zwartgeblakerde muren, de kapotte glasscherven en de laatste, donkere restjes as zag van een plaats die ooit zo vrolijk was geweest, maar het nooit meer zou zijn.

Ondanks de sfeer, hadden we het toch leuk. Astoria dwong Roos en mij in vrijwel elke kledingzaak om vanalles aan te trekken - en dan op zo'n manier dat het personeel ons niet zag. Astoria deed het werk bij de kassa's, terwijl Roos en ik de winkel dan ondertussen weer verlieten. We wachtten in de stromende regen tot Astoria betaald had en gingen dan naar de volgende winkel. Vrijwel niemand herkende ons, en heel even dacht ik dat dit een zorgeloze, gevaarloze middag zou worden.

Natuurlijk had ik het fout.

Het gebeurde allemaal op ons meest zwakke moment; het moment waarop Roos en ik buiten stonden te wachten tot Astoria terug zou komen, zonder bescherming, zonder een volwassene die ons zou kunnen redden. Ik zag de groep jongens, of mannen - ik wist het niet goed - al van ver aankomen, als schimmen in de mist. Ze waren luidruchting, ze lachten, ze drentelden over de natte stenen van de Wegisweg. Ik gokte dat sommigen van hen een aantal glazen drank achterover hadden geslagen. Roos ging ongemerkt dichter bij mij staan. Ik hoopte dat de mannen te warrig waren om ons op te merken, en in een zekere zin waren ze dat ook geweest.

Ze zagen Mia Parker en Roos Wemel namelijk niet.

Ze zagen slechts twee meisjes.

In het begin tenminste.

Degene die als eerst op ons af stapte, was een jongen waarvan ik gokte dat hij eind 19 was - begin 20. Hij had lang, warrig nat haar dat langs zijn gezicht hing en zag er slecht uit. Er tekenden zich paarse kringen onder zijn ogen. Hij grijnsde toen hij ons zag.

'Wat doen zulke jonge dames als jullie hier nou buiten in de regen?' Mompelde hij - nauwelijks te verstaan. Roos stapte angstig achteruit, en dit leek hem te amuseren, want zijn ogen gleden uitgebreid over Roos heen. Hij grijnsde akelig, bewoog zich langzaam naar haar toe. Hij stak zijn hand naar Roos uit, Roos slaakte een kreet, maar was verstrijfd van angst toen hij één van haar krullen tussen zijn vingers nam en de krul uitrekte als een veer. Hij grinnikte - half hikkend. 'Ik zou bijna denken dat je dat Wemel-grietje bent, maar zij is rood. Jammer.'

Roos ademhaling ging bevend - ze probeerde haar gezicht zoveel mogelijk van hem weg te draaien. Haar ogen schoten paniekerig naar mij toe.

En dat was toen ik ook uit mijn verbazing ontdooide. Zonder ook maar een greintje angst te voelen, legde ik mijn hand op de borstkas van de jongen en duwde ik hem hard bij Roos weg. 'Rot op.' Snauwde ik naar hem, terwijl ik tussen hem en Roos in ging staan. 'Scheer je weg.'

De jongen lachte geamuseerd. De rest van de groep doemde achter hem op. 'Fel.' Zei hij, terwijl hij zijn ogen samenkneep, en langzaam opnieuw dichter naar voren bewoog. 'Dat mag ik wel.' Hij hikte opnieuw. 'Houdt het spannend.'

'Blijf van me af!' Siste ik, toen ik zag dat de jongen zijn hand naar me had willen uitsteken. 'Raak me met één vinger aan en ik zweer - ik zal je zoveel pijn doen dat je na drie weken nog huilt.'

De jongen rolde met zijn ogen, lachte eenmaal kort en leek toen opeens in een woedend humeur om te slaan. Hij greep mijn kin ruw vast. Zijn vingers boorden zich in mijn vel.

'Ik kan dat ook.' Zei hij. Hij bracht zijn gezicht dichter naar het mijne - zijn adem rook inderdaad naar alcohol. 'Maar bij mij blijft het niet bij dreigen.'

De jongens achter hem begonnen te joelen.

Ik voelde hoe Roos' hand zich om mijn arm sloot. Ze trok mij naar achteren, bevrijdde me hiermee uit de jongen zijn greep en stapte toen zelf naar voren. 'Laatste waarschuwing.' Zei ze. Haar stem trilde. 'Rot op.'

De jongen grijnsde zijn gele tanden bloot.

'Ik denk dat ik-'

Roos sloeg hem met haar platte hand in zijn gezicht.

'Je doet me denken aan iemand die ik echt niet mag.' Fluisterde ze ademloos.

De jongen had zijn hand verbaasd naar zijn rode wang gebracht, maar ontdooide vrijwel meteen uit zijn verbazing. Zijn ogen schoten woedend naar Roos. 'Lelijke feeks!' Riep hij uit. Hij duwde haar. 'Hoe durf je?!'

Roos struikelde geschrokken naar achteren, maar ik ving haar op. Ik klemde mijn kaken woest op elkaar, liet Roos los, trok mijn staf en richtte hem op de jongen.

'Mia nee!' Riep Roos uit.

Ze sloeg haar handen geschrokken voor haar mond.

De jongen kneep zijn ogen samen - priemde ze in mijn gezicht. Ik wendde mijn hoofd naar Roos toe met een blik die zei: wat doe je nou? Maar het was al te laat. Een korte fonkeling van angst flakkerde in de ogen van de jongen voorbij.

'Mia?' Zei hij. Hij keek naar de lijnen van mijn gezicht en hief zijn vinger op. 'Jij bent die Mia Parker!'

Mijn hart begon te bonken in mijn keel. Een onrustig rumoer rolde over de groep jongens heen - sommigen deinsden van mij weg, anderen kwamen juist dichterbij. Zowel Roos als ik stapten langzaam achteruit.

Waar bleef Astoria nou?

'En jij bent dat Wemel-grietje!' Riep hij uit. Zijn lach leek door het geraas van de regendruppels heen te breken. 'Tweeduizend Galjoenen! Recht voor mijn neus!'

'Bij Merlijns Baard.' Piepte Roos. Ze sloot haar hand om mijn bovenarm - zo strak dat het leek alsof ze me aan het knijpen was. 'We moeten gaan.'

'Ik dacht van niet.' Zei de jongen. 'Grijp ze!'

Roos zette het op een lopen, en ik werd door haar mee getrokken. Het geluid van onze voetstappen op de natte stenen weerkaatste hol tegen de etalageruiten aan, en de regen sloeg ons in onze gezichten. Achter ons hoorde ik de jongens roepen, rennen en schreeuwen, maar mijn zintuigen leken één grote waas van regen, paniek en mijn bonkende hart. Roos vluchtte richting een steegje - waarvan ze blijkbaar gedacht had dat het naar een uitweg zou leiden.

Helaas leidde het tot niets meer dan een muur en een aantal vuilnisbakken.

'Verdorie!' Riep ze uit.

Ze draaide zich gejaagd om, maar het was al te laat: de groep jongens doemde op in het steegje. We zaten als ratten in de val.

Ik richtte mijn staf op hen.

'Ben je gek?!' Siste ze. 'Één spreuk en het Ministerie is hier. Je hebt het Merk nog steeds.'

'Misschien moet je je vuisten dan nog een keer gebruiken.' Fluisterde ik terug - mijn stem beefde.

'Dat werkt voor één persoon.' Zei ze. 'Geen tien.'

'Wat moeten we anders doen?!' Vroeg ik.

'Wachten op-'

'Genoeg gekletst!' Riep de jongen. Hij grijnsde. 'Het wordt tijd dat ik mijn Galjoenen ga ophalen.'

'Geen stap dichterbij!' Riep ik uit. Mijn handen trilden om mijn staf. Ik probeerde mijn duisternis omhoog te roepen, maar er leek niets anders dan leegte te zijn; niets anders dan angst en verdriet. Paniek kroop in mij omhoog.

'Wat wil je doen?' Vroeg de jongen, terwijl hij en zijn vrienden langzaam dichterbij kwamen. 'Het enige wat jij ooit gedaan hebt, is praten met een paar slangetjes.'

'Ik heb mensen vermoord.' Zei ik, en de kilheid die in mijn stem had moeten klinken, leek nergens te vinden te zijn. Ik klonk als een schoothondje dat aan het keffen was.

'Ik geloof je niet.' Zei de jongen. 'Je bent te bang om zoiets te doen.'

Ik verstevigde mijn greep om mijn staf.

Ik probeerde mijn woede in mij op te laten laaien, om mijn aderen te voelen sidderen met hitte, maar het enige wat ik voelde, was die tintelende angst die mijn ledematen leek te verdoven. Ik stond machteloos tussen de muren van het steegje, die zich nu over mijn miezerige bestaan heen leken te buigen. Ik voelde me opgesloten, bang en klein; ik voelde me als een gevangene in mijn eigen lichaam.

De jongen snoof. 'De geruchten zeiden al dat je goed was in dreigen.'

'Ik heb Minerva Anderling vermoord! Minister Wolkenveldt!' Riep ik uit.

Zijn wenkbrauw ging omhoog. 'Natuurlijk.' Zei hij, alsof hij dat niet geloofde. Hij rolde met zijn ogen. 'En ik heb Perkamentus vermoord.'

Roos en ik stapten ondertussen langzaam naar achteren, maar onze ruggen hadden de muur bereikt. Ik kon voelen hoe de hoop uit mijn lichaam verdween, hoe de wereld groeide en ik kromp, hoe mijn leven, zijn einde langzaam tegemoet liep.

En toen wist ik het.

De armband.

Het leek een stom idee - misschien was het dat ook - hoe dan ook, tastte ik met mijn ene hand in de zak van mijn mantel, terwijl ik mijn staf in mijn andere hand geklemd hield. Ik sloot mijn vuist om het koude zilver.

En inderdaad: het was alsof het vuur van de duisternis in mijn lichaam oplaaide. De hitte raasde door mijn aderen, de vlammen sloegen om zich heen en verscheurden elke angst in mijn lichaam. Mijn blik werd hard.

'Wil je bewijs?' Siste ik naar de jongen. 'Want dat kan ik je geven.'

'Mia, niet doen...' piepte Roos naast mij, maar ik reageerde niet op haar.

De jongen hield zijn hoofd triomfantelijk schuin. 'Geen magie buiten Zweinstein.'

Ik opende mijn hand en liet mijn staf op de grond kletteren. 'Ik heb geen staf nodig om mezelf te verdedigen.'

Mijn vingers begonnen te tintelen.

'Wat wil je doen?' Vroeg de jongen lacherig. 'Mij slaan? Net zoals je vriendin?'

'Eigenlijk...' mijn mondhoek trok zich omhoog, 'dacht ik aan iets anders.'

Vervolgens leek alles tegelijk te gebeuren: ik liet mijn kille grijns abrupt van mijn gezicht verdwijnen, balde mijn tintelende hand tot een vuist en kneep mijn ogen dicht.

Een klap galmde door het steegje.

Eerst leek niemand goed te weten wat er was gebeurd - Roos liet haar adem gaan, de groep mompelde onrustig en de jongen leek volledig stil gevallen te zijn.

Toen ik mijn ogen opende, zag ik dat hij me met uitpuilende ogen aankeek.

Het eerste verstikkende geluid, rees uit zijn keel op. Ik balde mijn vuist strakker, voelde de energie van mijn magie haast trillen in mijn aderen en de lucht om mij heen. Mijn oren begonnen te suizen, mijn bloed leek te koken. Ik balde mijn vuist zo strak samen dat mijn knokkels er wit van werden.

De jongen leek naar adem te willen happen. Hij bracht zijn verstijfde armen naar zijn keel, tastte er omheen, maar leek zich niet te kunnen bevrijden van de onzichtbare kracht die hem verstikte. De aderen op zijn voorhoofd zwollen op, zijn ogen puilden uit.

'Mia stop!' Riep Roos schel uit. Ze klonk bijna bang. Haar stem beefde. 'Stop! Hou op!'

Maar ik stopte niet. Ik boorde mijn ogen in het gezicht van de jongen, kneep mijn vuist nog strakker samen en ging door totdat zijn ogen in zijn oogkassen weg rolden.

Ik liet mijn hand zakken.

En hij viel slap op de grond.

Ik keek uitdrukkingsloos naar het lichaam op de grond. De regen bellemerde mijn zicht op hem, maar ik was er zeker van dat zijn borstkas niet meer omhoog of omlaag ging. De ruis in mijn oren nam af, en terwijl ik toekeek hoe de rest van de groep weg stoof als een stel bange konijnen, begon mijn sidderende woede af te nemen.

Roos draaide mij naar haar om. In haar ogen stonden tranen. Ze schudde wild aan mijn schouders. 'Ben je gek geworden?!' Riep ze uit. Haar stem klonk gedempt op de achtergrond van de ruis in mijn oren, die nu langzaam overging in een hoge piep. 'Je hebt hem vermoord! Hij is dood, Mia!'

Ik bracht mijn handen naar mijn oren, verbaasd over de hoge toon die ik daarin hoorde. Een hoofdpijn stak door mijn schedel heen. 'We moeten gaan.' Zei ik tegen haar, haar woorden van zojuist negerend. 'Nu.'

Ik raapte mijn staf van de grond, stapte achteloos over het lichaam van de jongen heen en had het steegje uit willen lopen, maar Roos greep mijn arm vast. Ze klemde haar vingers zo strak om mijn vel dat het pijn deed.

'Je kan niet maar zo weglopen!' Riep ze uit. De tranen stroomden over haar gezicht. Haar onderlip beefde. 'Je hebt hem vermoord!'

Mijn ogen gleden naar de jongen op de grond. Hij verdiende het, dacht ik, maar ik zei het niet. Ik rukte mijn arm los van haar greep.

'Als ik niks had gedaan had hij ons vermoord. Misschien niet rechtstreeks, maar hij zou wel de aanleiding zijn.' Zei ik. 'En wat wil je anders doen? Wachten tot de Dooddoeners ons hier vinden, zodat we ze kunnen vertellen dat ze dat lijk van die jongen moeten wegtillen?' Ik snoof. 'Iemand vindt hem wel.'

Haar gezicht stond woest. 'Je hebt zijn leven afgenomen, Mia! Hij was iemands zoon! Hij had iemands broer kunnen zijn!'

Ik keek haar uitdrukkingsloos aan.

'Doe niet alsof het je niks kan schelen!' Riep ze uit. 'Stel dat jouw broer zo aan zijn einde was gekomen!'

Mijn gezicht viel in een koude grimas. 'Hou je mond over mijn broer.' Siste ik ijzig in haar gezicht. De regen liep in druppels over de kap van haar mantel. 'Jij hebt dit veroorzaakt. Jij zei mijn naam. Jij maakte een fout, en nu is hij dood. Ik redde ons. Ja?'

Roos leek overdonderd. Haar hoofd begon vlekkerig rood te worden van verontwaardiging. Ze begon te stamelen.

'Dat dacht ik al.' Siste ik naar haar.

Ik had me om willen draaien, maar voordat ik de kans kreeg, riep ze nog een aantal woorden naar mij.

'Je kan niet blijven rennen van je fouten!'

Maar dat kon ik wel, en dat zou ik waarschijnlijk ook blijven doen. Want hoe hard ik ook probeerde: ik kon geen dappere held zijn. Het zat namelijk niet in mijn bloed; niet in mijn slechte, duistere bloed dat van niemand minder dan Zalazar Zwadderich kwam.

'Dit is niet mijn fout.' Ik lachte sceptisch. 'Dit is onze fout, weet je nog?'

Roos klemde haar kaken op elkaar.

En even dacht ik dat we inderdaad konden rennen van deze fout, maar dat bleek niet het geval te zijn: Astoria's rennende, gehaaste voetstappen, waren tot stilstand gekomen. Met een bleek gezicht, dat naar de jongen keek, stapte ze het steegje in.

'Wat is...' haar stem beefde, 'wat is er gebeurd?'

'We konden er niks aan doen!' Riep Roos uit. Ik wierp haar een waarschuwende, geschrokken blik toe: wat zou Astoria wel niet zeggen als ze zou horen dat ze zo'n gevaarlijk iemand als ik in haar huis had genomen? 'Ze wisten wie wij waren!'

Astoria sperde haar ogen geschrokken open. 'Wie?'

'Die groep...' Roos maakte een vaag gebaar, 'die groep jongens, van zojuist.'

Astoria mompelde een scheldwoord. 'We moeten gaan - binnen de kortste keren zal het hier wemelen van de Schouwers.'

We draaiden ons alledrie richting de uitgang van het steegje, maar het lot, sloeg ons zoals gewoonlijk recht in ons gezicht.

Aan de overkant van de straat, stond Dennis Krauwel ons met opengesperde ogen aan te staren.

[A/N]
Een beetje een laat hoofdstuk, maar het is wel vrij lang :)

Bedankt voor het lezen! ♡♡♡

Continue Reading

You'll Also Like

71.1K 3K 35
Aurora Seyfried, haar leven op Ilvermorny is afgelopen door een incident, en ze wordt in haar vijfde jaar overgeplaatst naar Hogwarts, en aangezien z...
1.6K 218 15
Matthy heeft t moeilijk. Niemand weet t van hem. Niemand weet dat hij eigenlijk autusme heeft. Dat hij sociale angst heeft. Dat hij maar een bepaald...
139K 2.9K 32
#28 in fanfictie in augustus 2017 Elektra is een echte Zwadderaar: ze is slim, vrolijk, doortrapt, getalenteerd, gemeen en ze spreekt Sisseltong. Maa...
69K 515 10
⚠️ 18+ SCÈNES // LEZEN OP EIGEN RISICO ⚠️ Vliegensvlug rende hij op me af en duwde me met mijn ruw tegen de muur en zette zijn handen op mijn heupen...