The Last Slytherin

By veelzeggend

314K 20.5K 11.8K

WINNAAR WATTYS2016: GESPREK VAN DE DAG Er was altijd al iets aan Mia geweest dat anders was. Zelfs nadat ze e... More

1. Magic.
2. Witches & Wizards.
3. Hogwarts.
4. Slytherin.
5. Friends.
6. Secrets.
7. Messages from death.
8. Moaning Myrtle
9. Hogwarts' secrets
10. Old mistakes.
11. The cloak of insvisibility.
12. Quidditch.
13. Bewitched Broom.
14. Peeves' Revenge.
15. Ravenclaw VS Gryffindor
16. I Solemny Swear That I'm Up To No Good.
17. Hogsmeade.
18. Thestrals.
19. Murder.
20. Christmas.
21. Life of Lies.
22. Best Friends?
23. Dark Times Lie Ahead Of Us.
24. The Unforgivable Curses.
25. Potter's got the Snitch!
26. I'm Sorry.
27. Feelings.
28. Goodbye.
29. The Weasley's.
30. No Magic Outside Hogwarts.
31. Regret.
32. Back to Hogwarts.
33. The Dark Mark.
34. Herbology.
35. Watch your step!
36. The Common Room.
37. The First Training.
38. Divination.
39. Peeves.
40. Tom Riddle.
41. Parseltongue.
42. The Chamber Of Secrets.
43. Dennis Creevey.
44. His Mark.
45. Gone.
46. Revenge.
47. Happy Birthday.
48. You better start talking.
49. Teddy Lupin & Victoire Weasley.
50. Fred Weasley.
51. They're not here for us. They're here for you.
52. Crucio.
53. The face behind the mask.
54. The Last Slytherin.
55. Wake up.
56. Christmas.
57. The Enemy.
58. He doesn't want you.
59. It's not what it seems.
60. Valentine's day.
61. Boggart.
62. Detention.
63. Betrayal.
64. Family.
65. You can't trust her.
66. McGonnagal has to die.
67. Polyjuice Potion.
68. Avada Kedavra.
69. Because I love you.
70. Umbridge.
71. The Ministry Of Magic.
72. Save The Potters.
73. Godric's Hollow.
74. But I Believe You.
75. The Truth.
76. Because I'm Not Afraid.
77. The Scamanders.
78. Meeting The SVA.
79. An Unfair Game.
80. Veritaserum.
81. Leaving Hogwarts.
82. Don't Hurt Them.
83. Draco Malfoy.
84. The Malfoys.
86. The Leaky Cauldron.
87. Horcrux.
88. Immortal.
89. Expecto Patronum.
90. The Second Battle Of Hogwarts: Part 1.
91. The Second Battle Of Hogwarts: Part 2.
92. The Second Battle Of Hogwarts: Part 3.
93. The Second Battle Of Hogwarts: Part 4.
94: The Second Battle Of Hogwarts: Part 5.
95. The Resurrection Stone.
96. The Girl Who Lied.
97. Azkaban.
19 Years Later.
Laatste A/N

85. Slytherin's Blood.

2.5K 186 111
By veelzeggend

Naarmate de dagen voorbij gingen, begon ik in te zien dat Narcissa een verbitterd persoon was. Ze wilde de controle houden en had bepaalde meningen als het ging om bloedzuiverheid, en ze was niet bang om dat te laten merken. Tegen Scorpius James, Albus en Lily was ze aardig, en hoewel mijn bloed ook zuiver was, behandelde ze mij net zo snauwerig als ze Roos en Hugo behandelde. Roos had dit wel door - en dat was ook niet gek, want het viel niet te missen. Ze hield Roos met korte opmerkingen bij Scorpius weg, en als Astoria iets zei over bepaalde onderwerpen waar zij het niet mee eens was, snoof ze kleinerend. Misschien was dit slechts wie ze was - misschien was dit wat haar geschiedenis haar had gemaakt. Ik wist niet precies wat haar rol was geweest in de strijd tegen Voldemort, maar te horen aan het woord "Hem", had ze niet aan de goede kant gestaan.

Astoria en Draco waren echter aardig. Ze praatten met ons, ze hielden ons op de hoogte van Grimmaudplein 12 en waren gezellig. Het huis was echter groot en duizelingwekkend, maar nu er tien personen in leefden, was er altijd wel iemand die je tegen kwam in de hallen.

Na een dag of drie besloten we naar buiten te gaan. Het was niet zonnig, noch koud. Tussen de grijze laag wolken door waren een aantal blauwe plaatsen te zien, maar de zon hield zich zilverachtig schuil achter de wolken. We hadden niet veel gedaan, naast over het pad lopen, de bomen bekijken en een pauw proberen te lokken.

James en ik lagen naast elkaar in het gras - omhoog starend naar de vlakke grijsheid van de wolken. Ik wist niet precies meer hoe, maar het ene moment hadden we nog rondgehangen bij Scorpius, Roos en Albus, en het volgende moment had James een dennenappel tegen mijn hoofd gegooid en waren we lachend en gooiend naar een verlaten deel van de tuin afgedwaald. Nu lagen we hier, zonder echte reden, zonder iets te zeggen.

'Mag ik je wat vragen?' Vroeg James toen.

Ik keek naar hem opzij. 'Wat?'

Hij keek niet terug. Hij bleef omhoog staren, leek even te twijfelen en kneep zijn ogen toen lichtelijk samen. 'Zou je jezelf hebben laten vallen? Als Knoop je niet omhoog getrokken had?'

Over dat antwoord hoefde ik niet eens na te denken. 'Ja.'

'Dus... je meende het?'

Ik knikte, wendde mijn hoofd weer van hem af en staarde naar de lucht.

'Je... meende het ook toen je zei dat je alles voor de Dooddoeners zou doen als ze ons lieten gaan?' Vroeg hij toen voorzichig.

'Ja.'

Hij draaide zijn hoofd naar mij. 'Zelfs als dat betekend had dat je opnieuw een moord zou moeten plegen?'

Het was een gemene vraag, maar toch, ook al zou het antwoord hem niet bevallen, leek iets in me de waarheid te willen vertellen. Dat wanhopige stemmetje van het meisje dat ik ooit was geweest, dat nu gekweld werd in mijn lichaam, weggestopt door de duisternis; die zwakte in mij - het wilde hem toelaten. Duisternis had mijn angsten en zwakte zolang overschreeuwd, maar nu ik hier met hem lag, in de koude wind, leek die duisternis niet van belang. Ik voelde me veilig.

'Ja.' Zei ik.

Hij zuchtte, afkeurend. 'Maar waarom?' Vroeg hij. Irritatie sprong in zijn stem omhoog. 'Waarom kan het nemen van andermans leven jou zo weinig schelen?'

Ik ging niet echt op zijn irritatie in. Mezelf verdedigen zou toch niet helpen, want hij had gelijk: het kon mij echt niet schelen.

'Het is moeilijk uit te leggen.' Zuchtte ik.

'Natuurlijk.' Zei hij snauwerig. Hij ging overeind zitten, keek op mij neer en wendde zijn ogen geërgerd af toen hij zag dat mijn gezicht kalm en uitdrukkingsloos stond. Hij keek naar zijn vingers, die hij nu afwezig over het gras streek. 'Ik kan het gewoon niet begrijpen.' Zei hij. 'Dat je... iemand kan doden, en er dan over kan praten alsof het niets is. Ik begrijp niet hoe jij je ogen 's nachts kan sluiten, Mia.'

'Dat is heel simpel.' Zei ik, waarna ik mijn ogen sloot. 'Zie?'

Hij zuchtte. 'Ik ga naar binnen.'

Hij had op willen staan, maar voordat hij zijn vingers ook maar van het gras had kunnen halen, ging ik rechtop zitten en pakte ik zijn hand vast. Ik lachte alsof het onderwerp waarover we praatten niets was. 'Kom op. Doe niet zo.'

'Jij bent degene die mijn vraag hier vermijdt.' Snauwde hij.

Ik keek hem een moment lang vlak aan, maar hij leek serieus, en kwaad. Ik hield niet van ruzie met hem; hij verdiende de waarheid, en ik wilde de waarheid hem ook wel zeggen, maar iets in mij had daar moeite mee. De duisternis, wilde niet dat ik over mijn zwakte zou praten.

Ik haalde mijn hand door mijn haar. 'Ik...' ik liet mijn ogen verloren over het gras glijden en slikte, 'ik... weet dat het fout is, maar het nemen van iemands leven, doet mij inderdaad niets.' Hij had iets willen zeggen, maar ik was hem vlug voor. 'Ik weet dat het me wel iets zou moeten doen. Ik weet dat ik fout zit, dat ik slecht ben.' Ik schudde mijn hoofd. 'Maar hoe hard ik ook probeer... ik voel niets. Anderlings moord heeft alle andere moorden makkelijk gemaakt. Haar moord is de enige die mij pijn deed.'

Zijn ogen fonkelden vol onbegrip: precies zoals ik verwacht had.

Ik was gewoon voor de zoveelste keer in mijn leven het monster.

Ik wendde mijn ogen van hem af en klemde mijn kaken op elkaar. 'Je begrijpt het toch niet.' Zei ik verbitterd. 'Je hebt geen idee hoe het voelt.'

Ik had zijn ogen naar de armband om mijn pols zien schieten. 'Vertel het me dan.' Zei hij. 'Vertel me dan hoe het voelt.'

Maar het enige wat ik kon denken terwijl ik naar woorden zocht, was: waarom? Waarom deed hij deze moeite? Waarom hield hij van een moordenaar? Waarom wilde hij me begrijpen?

Waarom was ik geen monster in zijn ogen?

'Nee, je denkt dan vast dat ik mijn verstand aan het verliezen ben.' Zei ik hoofdschuddend.

'Nee - ik denk dat je je verstand al een hele tijd geleden verloren hebt.' Zei hij, en eerst had hij het als grapje bedoeld, maar naarmate zijn korte lach voortduurde, leek hij in te zien dat zijn grap een bittere waarheid was. Hij zuchtte. 'Vertel het gewoon. Ik zal niet oordelen. Je weet dat je mij kan vertrouwen, toch?'

'Ja, maar...' mijn stem vervaagde in het geluid van de ritselende bladeren, het gekwetter van de vogels en de ruizende wind.

'Doe het dan.' Zei hij. 'Vertrouw me.'

Ik had mezelf beloofd om hem te vertrouwen - om hem toe te laten in mijn opgekropte woede, verdriet en ellende, maar nu ik zo in zijn gezicht keek, leek dat onmogelijk. Woorden leken niet genoeg; ik leek niet genoeg. Ik voelde me machteloos tegenover hem. Ik was namelijk slecht, ik liet mezelf als een lafaard mee leiden in mijn woede.

Hij niet. Hij vocht er tegen.

Ik zocht een beetje hopeloos naar woorden. Ik schaapte mijn keel en sloeg mijn ogen neer. 'Soms lijkt het alsof mijn woede mij wil... overnemen. Het slechte deel in mij wil mij in zijn macht krijgen, en elke dag weer probeer ik die slechtheid tegen te houden.' Ik keek naar hem op. Mijn blik werd kil. 'Maar ik wil het niet meer. Ik wil het stoppen. Ik wil mezelf stoppen nu het nog kan.'

Het was niet alsof ik het allemaal had willen zeggen. Mijn onderbewustzijn had mij dat laten zeggen, omdat het te veel was geweest, omdat ik mijn zwakte met iemand had moeten delen. Nu realiseerde ik me echter wat ik gezegd had, en ik voelde me niet opgelucht, noch beter.

Ik voelde me opgejaagd.

Mijn gevoel wilde dat ik zou vluchten.

Vluchten van mijn zwaktes.

Zijn gezichtsspieren waren hard, maar daaronder lag een laag van verdriet en bezorgdheid. Hij trok zijn mond open, zocht naar woorden maar leek ze niet te vinden.

'Geef... geef niet op.' Zijn stem klonk klein en zwak. Hij leek niet goed te weten wat hij wilde zeggen, maar hij wilde wel iets zeggen - te veel. Zijn bezorgdheid leek te groot. 'Ik...' hij slikte, pakte mijn hand en kneep er in, 'ik wil je niet opnieuw verliezen.'

Ik liet mijn ogen langzaam naar onze handen glijden, maar voelde niks bij dat geruststellende gebaar. Mijn onrust woelde nog steeds in mijn borstkas rond. 'Jij niet, maar de rest van de wereld wel.' Zei ik vlak. 'Het bloed van Zwadderich is een probleem. Het is als een bot waar twee honden om vechten.' Ik hief mijn ogen naar hem op. 'Neem het bot weg en ze stoppen met vechten.'

Hij leek ontzet. Zijn ogen gleden verward over het gras, en pas toen leek hij de ware betekenis van mijn woorden te beseffen. Hij schudde zijn hoofd. 'Nee.' Zei hij. 'Nee, stop. Zo moet je niet denken. Je maakt me bang.'

Zo moet je niet denken.

Mijn Dreuzelouders hadden mij dat in het verleden zo vaak gezegd. Als ik mijn haat had uitgesproken over klasgenoten, als ik mijn woede had geuit om onrecht dat mij werd aangedaan, als ik mijn eigen energie uit mij leegzoog en het licht niet meer had gezien - altijd hadden ze dat gezegd. Ik herinnerde me dat ik toen al dagen had gehad waarop ik geen toekomst meer had willen hebben. Mijn zevenjarige ik was zichzelf begonnen te haten, en mijn zestienjarige ik was daar nooit mee opgehouden. Toen had ik echter nog niet geweten waar al die woede en verdriet door waren gekomen. Nu wel. Nu zag ik namelijk niet alleen mijn meest grote vijand in de spiegel; nu zag ik ook de personen die van mij hadden gehouden, maar het nooit meer zouden doen.

Want ze waren dood.

'Dan ben jij niet de enige.' Zei ik zacht. 'Ik maak mezelf namelijk ook bang.'

'Mia.' Hij pakte mijn beide handen strak vast en priemde zijn ogen doordringend in de mijne, maar ik keek niet terug. Ik bleef naar onze handen staren. 'Het komt wel goed. Echt waar.'

'Misschien...' ik slikte, 'misschien moet je me gewoon loslaten. Je verdient zoveel beter dan mij.'

Hij schudde wild met zijn hoofd. 'Nee, zo werkt het niet.' Hij klonk als Roos die huiswerk maakte, maar ergens, in de zekerheid waarmee hij gesproken had, was een sombere, trieste trilling te horen geweest. 'In dit leven, verdien je niets. Het lot werkt niet zo. Jij verdient het om elke dag te lachen, mijn vader verdient het om nooit meer tegen het kwaad te hoeven vechten en talloze andere, sterke, dappere mensen verdienen zoveel meer dan het leven hen geeft. Maar weet je?' Hij boog zijn gezicht dichter naar het mijne. Zijn stem klonk bitter. 'Het leven is echt geen sprookje. Het zal je niks geven als je de goede kant kiest, en het zal je niks geven als je de slechte kant kiest. Het gaat er om wat jij jezelf geeft, want je weet dat ik alles zou geven om bij jou te zijn, maar je blijft jezelf vertellen dat je het niet waard bent.' Zijn stemvolume was afgezakt naar een aangenaam gefluister. Het was alsof hij en ik een geheim deelden dat de rest van de wereld, de bomen, de tuin, Villa Malfidus en de grijze lucht, niet mochten weten. Het was alleen hij en ik; opgesloten in de wereld van de woorden die hij toen sprak. 'Maar je bent het wel waard.'

Ik keek naar hem op. Ongemerkt waren mijn ogen begonnen te schitteren met tranen.

Zijn greep om mijn handen werd strakker. Hij slikte. 'Weet je nog wat je zei over Victoire en Teddy? Over trouwen en kinderen en mij?' Hij bracht zijn hand naar mijn wang, streek met zijn duim over mijn huid. 'Ik hou van je.'

En hoewel ik ook met heel mijn hart van hem hield, hoewel de vlinders in mijn buik mij vertelden dat het goed was samen met hem, hoewel ik mijn lippen met al het stromende bloed in mijn aderen op de zijne wilde drukken... kon ik het niet.

Hij kende mijn zwakte.

Hij was mijn zwakte.

Ik leunde mezelf van hem weg. 'Sorry.'

Zijn gezicht brak.

Ik voelde opeens zoveel woede richting mezelf. Ik trok aan en ik stootte af, ik had lief en ik brak die liefde, ik zorgde voor niets anders dan angst en verdriet. Ik brak alles wat ik lief had, ik had alles gebroken wat ik lief had gehad. Alles dat ik aanraakte, leek te verschroeien onder mijn vingertoppen.

Ik wendde mijn ogen af, draaide mijn hoofd van hem weg en staarde uitdrukkingsloos naar het gras. Het was niet alsof ik mezelf echt bij hem weg wilde houden - ik hield mezelf bij hem weg... voor hem.

We wisten beide dat het lot voor mij bitter zou gaan aflopen, op wat voor manier dan ook. Wij zouden geen toekomst krijgen zoals Victoire en Teddy. De mensen haatten mij, en als ze lucht zouden krijgen over mij en James, dan zouden ze hem - iemand die het verdiende om als held gezien te worden - ook haten. Ik wilde gewoon niet degene zijn die zijn toekomst zou verpesten.

'Geef me je armband.'

Ik draaide mijn hoofd naar hem.

Die gebroken uitdrukking was weg; geheeld en versteend. Zijn blik was hard. Hij hield zijn hand op.

Mijn ogen gleden naar de armband om mijn pols, en ik wist zeker dat hij het niet zonder reden wilde hebben. Er was iets met deze armband; iets dat hij me niet wilde vertellen.

'Niet voordat je me verteld wat er mee is.' Zei ik.

'Geef het.' Zei hij nogmaals. 'Ik probeer je te helpen.'

'Nee.' Zei ik, en toen hij mijn pols vast wilde pakken, bewoog ik me bij hem vandaan. 'Blijf van me af.'

'Geef het!'

'Nee!'

Hij klemde zijn kaken op elkaar. 'Vertrouw me.'

En voor eens in mijn leven, wist ik mijn gedachten uit te schakelen en te doen wat mijn hart van me vroeg. Ik bewoog mijn hand naar mijn pols, opende de sluiting van de armband en haalde het van mijn arm af. Ik liet het ding vlak boven zijn handpalm hangen.

'Ben je zeker?' Vroeg ik.

'Ja.'

Ik liet de armband in zijn hand vallen.

Het was alsof de bliksem hem raakte toen het zilver contact kreeg met zijn huid. Hij spande zijn spieren geschrokken aan, hapte naar adem en kneep zijn ogen bijna gepijnigd dicht.

'Wat gebeurde er?'

Zijn ademhaling ging gejaagd, maar na een seconde of twee, opende hij zijn ogen langzaam, vouwde hij zijn handpalm open en staarde hij even naar de armband. Vervolgens kruisten onze blikken elkaar.

'Hetzelfde als in de trein.' Zei hij moeizaam. 'Ik zag jou, en Anderling... dood.' Hij perste zijn lippen op elkaar. 'Jij schreeuwde.'

'Ja... ja dat deed ik inderdaad.' Mompelde ik.

'Ik was erbij, ja.' Zei hij terug.

'En nu?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Niets.' Zei hij. 'Het... voelt gewoon donker, kan dat? Het voelt als een donkere kleur.'

Duisternis.

'Vertel me wat ermee is.' Zei ik.

Hij hief zijn ogen naar mij op. 'Weet ik niet.'

Maar zijn ogen zijn wat anders. Zijn blik stond hard; het stond alsof hij zojuist een bittere waarheid onder ogen had moeten komen. Hij wist de antwoorden waar we beide naar zochten, en het feit dat hij me die antwoorden niet wilde vertellen, bewees dat die antwoorden mij niet zouden bevallen. Een dwingend gevoel in mij wilde achter die antwoorden komen, maar een ander deel in mij vertelde me dat ik hem misschien moest vertrouwen. Als hij er zeker van was dat het beter was als hij me niet vertelde wat er gaande was, wie was ik dan om te bewijzen dat het wel zo was?

'Beloof me gewoon dat je het niet meer draagt tot we een oplossing vinden.' Zei hij.

Ik zuchtte, knikte.

Ik deed het echter niet graag. Ik had de armband wel een aantal keer af gedaan, maar sinds de dood van Anderling, leek één nacht zonder de armband al nauwelijks te doen. Ik voelde me... incompleet zonder de armband. Gevoelloos en vlak; grijs.

Die grijsheid bracht echter ook rust met zich mee. Er waren minder gevoelens die mij heen en weer slingerden, maar er was wel meer onrust. Het was af en toe alsof het ding mij riep, alsof het mij toefluisterde dat ik het moest gaan dragen.

Misschien zat dit allemaal tussen mijn oren.

Misschien ook wel niet.

Het enige wat ik wist, was dat James het antwoord op die vraag had.

'Ik realiseer me net dat ik het niet terug gezegd heb.' Mompelde ik zacht, terwijl ik mijn ogen neersloeg.

'Wat bedoel je?'

Ik keek weer naar hem op, en terwijl de vogels zongen, de wind langs onze huid heen blies en de lucht als een grijze vlakte boven onze hoofden bleef zweven, liet ik mijn ogen over zijn gezicht heen glijden. Zijn lippen waren blauwig geworden door de kou. Opnieuw voelde ik me weer zoals ik me een paar dagen geleden had gevoeld: gelukkig - met een toekomst samen met hem in zicht.

Ik vroeg me echter af of die toekomst ooit zou komen.

Want dat alles, leek zo ver weg.

Zo onmogelijk.

Zo fout.

Ik glimlachte. 'Ik hou ook van jou.'

Ik kuste zijn lippen.

Hij kuste mij terug: zacht, langzaam, alsof ik iets breekbaars was waar hij voorzichtig mee wilde doen. Zijn lippen voelden koud, net zoals zijn handen, die hij nu omhoog bracht, langs mijn nek streelde en door mijn haar haalde. De vlinders in mijn buik waren geen fladderende vlinders meer: het waren stekende bijen, en gek genoeg, was dat geen slecht ding. Ze leken een gloeiende hitte met zich mee te brengen. Ik legde mijn handen op zijn borstkas, voelde zijn roffelende hartslag, sloeg mijn armen om zijn nek en liet mezelf omhelzen door zijn armen.

Het volgende moment plofte hij met zijn rug op het gras en lag ik bovenop hem.

Ik trok mijn lippen van de zijne - mijn longen leken zonder adem te zitten. Met gloeiende wangen keek ik op hem neer, terwijl de bijen in mijn buik mij begonnen te steken met het idee om mijn lippen opnieuw op de zijne te drukken. Ik zag daar echter vanaf toen ik me realiseerde dat we in de tuin van de Malfidussen lagen.

'Sorry.' Mompelde ik ademloos.

Hij zoog zijn adem naar binnen. Een grijns tekende zich rond zijn mondhoeken. 'Sorry waarvoor?'

Ik grijnsde flauw, rolde mezelf van hem af en zuchtte diep - hopend mezelf te bevrijden van die razende adrenaline in mijn aderen.

Hij ging rechtop zitten en haalde zijn hand door zijn haar. 'Laten we naar binnen gaan. Het is koud.'

'Ja.' Zei ik, en net toen ik op had willen staan, besloot het lot mijn leven weer overhoop te gooien tot een grote chaos.

'Mia Merope Mergel.'

Dat sissende, zachte geluid, leek als een rilling door mijn ruggengraat te trekken. Ik verstijfde abrupt van schrik.

'Ik moet u spreken, ik moet u ssspreken.'

Maar ik reageerde niet op die stem. Ik bleef slechts voor me uit staren - mijn spieren aangespannen, mijn adem ingehouden en mijn hart razend roffelend in mijn borstkas. Heel even dacht ik dat ik me het geluid misschien verbeeld had, maar toen brak het opnieuw tussen de zingende vogels en de fluisterende wind door.

'Ik moet u ssspreken. Ik heb niet veel tijd.'

'Wat is er?' Vroeg James mij - hij leek de stem niet te horen.

Ik schrok op uit mijn schoktoestand, keek hem even aan en liet mijn ogen toen naar de afkomst van het geluid zoeken.

Verderop ritselden er bladeren in de rozenstruiken.

Ik liet mijn vingers uit die van James glijden. 'Ga... ga jij maar naar binnen.' Mompelde ik. 'Ik kom zo.'

'Is er iets?' Drong hij bezorgd aan.

Ik wapperde afwezig met mijn hand naar hem, maar hield mijn ogen op de ritselende struiken gericht. 'Nee - ga maar.'

'Mia Merope Mergel. Mia Merope Mergel.'

'Oké...?'

Ik hoorde hoe hij opstond, hoe zijn voetstappen van mij weg bewogen en vervaagden in het geruis van de tuin. Ik bleef strak naar de rozenstruiken staren, en toen ik er zeker van was dat James' voetstappen verdwenen waren, bewoog ik alsnog niet.

'Ik weet dat u me kan horen. Ik kan u zien. Ik kan u zien.'

Die woorden gaven mij kippenvel, maar ondanks de enge, onheilspellende sfeer die er opeens in de lucht leek te hangen, was er iets vertrouwds aan deze gebeurtenis. De buitenlucht, de bruine bladeren onder mijn knieën, de rozenstruiken... en toen wist ik het.

'Laat je zien.' Siste ik, in de verachtte, verboden taal van de slangen.

Twee zwarte, glimmende kraaloogjes verschenen tussen de takken van de struik door. Een naar, nostalgisch gevoel van verlies begon in mijn borstkas te woelen. Heel even leek ik terug getrokken te worden naar het verleden; naar mijn vierjarige zelf en mijn broer en de slang, wiens schreeuw om hulp ik had willen beantwoorden. De realiteit trok mij echter snel genoeg terug toen de kop van de slang vlak voor het daglicht halt hield.

Ik stak mijn trillende vingers naar de slang uit. 'Niet bang zijn. Je hebt niks te vrezen bij mij.'

De slang leek te aarzelen. Hij hief zijn groene kop naar mij op, priemde zijn kraaloogjes even in mijn gezicht en schoof langzaam verder. Zijn schubben glommen in het grijze daglicht.

'Mijn sssoortgenoten hebben mij verteld dat de laatste afstammeling van Zwadderich nog niet verdwenen is.' Siste de slang zacht. 'Ik heb jarenlang naar u gezocht, en ik heb u gevonden... meesteresss.'

Een schok trok door mij heen. 'Wat?'

'Ik ben gekomen om u te helpen.' De slang boog zijn kop nederig. 'Om u te dienen.'

Ik hield mijn adem in. Mijn hart leek in mijn keel te kloppen. 'Waarom?'

'Omdat Zwadderichs bloed in uw aderen ssstroomt.'

'Je dient mij omdat ik een Mergel ben?'

De slang knikte met zijn kop. Hij glibberde langzaam dichter naar mij toe - de grassprieten bogen terwijl hij zijn lijf als een sliert door het gras heen bewoog.

'Mijn sssoortgenoten zullen verheugd zijn op uw terugkomst.' Siste hij. 'De wereld is geen fijne plaats voor wezensss zoals wij. U bent onze enige hoop; onze enige veiligheid.'

'Jouw soortgenoten willen mij ook helpen?'

'Vanzelfsprekend.'

'Maar... waarmee?'

De slang, duwde zijn kop nu tegen mijn bevende vingers aan. 'Het leven van iemand met Zwadderichs bloed is een gedoemd leven; net zoals het leven van wezens zoals mijn sssoortgenoten en ik. Mijn sssoort en uw familie hebben elkaar eeuwenlang geholpen.'

Ik liet mijn vingers aarzelend over de kop van de slang glijden. Vreemd genoeg, voelde het strelen van de slang veilig en troostend; als kind had ik het veel gedaan.

'Goed.' Zei ik. 'Vertel je soortgenoten over mijn bestaan. Ik zal om hulp vragen als ik het nodig heb.'

De slang boog zijn kop opnieuw. 'Zoals u wi-'

'Wat ben je aan het doen?!'

De slang schoot de struiken in, ik draaide me vliegensvlug om en keek in James' ongelovig fronsende gezicht - hij stond een aantal meter verderop tegen een boom aangeleund.

'Was dat...' zijn stem beefde, 'was dat een slang?'

'Ik-' mijn hart roffelde geschrokken in mijn borstkas. Ik slikte. 'Ik- ik kan het...'

James stapte naar mij toe. 'Wat zei je tegen hem?'

'Hij... hij...'

'Vertel hem niets. Hij begrijpt het niet. Hij is een gevaar.'

'Nee.' Siste ik tegen de slang in de struiken, en toen James geschrokken naar adem hapte, voegde ik er vlug in gewone taal aan toe: 'het was niets. Ik zei niets.'

'Duidelijk wel!' Riep James uit. 'Mia - wat zei je tegen hem?'

'Niets!'

'Bij Merlijns Baard!' Riep James toen geërgerd uit. Hij liet zijn adem woedend gaan. 'Vertel me alsjeblieft niet dat je weer geheimen voor me hebt.'

Dat raakte mij.

'Het is fijn om te weten dat je me zo goed vertrouwd.' Siste ik kwaad terug. Opeens leken die zoemende bijen in mij te veranderen in een kolkende massa van ergenis. Ik wist dat ik zijn argwaan zelf veroorzaakt had, maar gewoon het feit dat hij me zojuist nog gekust had alsof ik zijn meest waardevolle bezit was, en me nu, een moment later, verdacht van achterbakse dingen, maakte mij verdrietig. Het voelde alsof hij zijn kus zojuist niet eens gemeend had.

En tot mijn grootste ergenis, rolde er een korte, bittere lach over zijn lippen. Hij schudde zijn hoofd, wierp mij een laatste blik toe en draaide zich om - hij begon richting Villa Malfidus te lopen.

En daarmee had hij gezegd wat hij had willen zeggen zonder woorden te hoeven gebruiken.

Ik schopte tegen een dennenappel aan.

Ik wist dat het onredelijk zou zijn door als ik hierdoor kwaad op hem te worden: dit was immers waar hij elke dag met mij doorheen moest gaan. Ik was meestal degene die gemeen en afstotend deed, en hij was dan degene die mij achterna kwam en mij van gedachten liet veranderen. Nu waren de rollen omgekeerd.

Maar ik zou hem niet achterna komen.

Nee, nee, nee.

Jawel.

Ik zuchtte, sloeg mijn ogen ten hemel en slenterde achter hem aan. 'James, wacht - stop.'

Hij hield zijn pas in, maar wachtte een aantal seconden voor hij zich naar mij omdraaide. Hij stopte zijn handen in zijn broekzakken en schudde zijn hoofd. 'Het spijt me.' Zei hij. 'Ik-' zijn wenkbrauwen trokken zich in een lichte, onbegrijpende frons, '-ik voel me gewoon opeens... zo...' hij zuchtte, 'ik weet het niet. Laat ook maar.'

Duister.

En een gek, bijna onmogelijk, en toch zo logisch, idee, bekroop mijn gedachten.

Het was de armband.

'Wat het ook is...' begon ik, 'onthoud gewoon dat we al zo ver zijn gekomen - we slaan onszelf er wel doorheen.'

Hij glimlachte. 'We?'

'Ja.' Fluisterde ik. 'We.'

[A/N]
Het lijkt een kort hoofdstuk, maar toch is het 4000+ woorden lang, dus ik bedacht me dat ik hier maar beter kon stoppen. Ik ben bang dat er volgende week helaas een verlate update komt, want dan heb ik toetsweek :'(

Bedankt voor het lezen! ♡♡♡

Continue Reading

You'll Also Like

129K 6.6K 101
[COMPLETED]: Joanna Mountain ging in 1942 voor het laatst naar Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocuspocus. Na een ongeluk werd ze gered door...
31.6K 1.9K 48
Una secuela de My Living Nightmare. La nada negra que ahora envolvΓ­a mi alma era lo ΓΊnico que parecΓ­a mantenerme en marcha. El pensamiento de Γ©l impr...
467K 7.2K 108
Tessa een 22 jarige meid, woont met haar beste vriendin Britt in een appartement vlakbij Rotterdam. Britt gaat vaak uit en heeft eindelijk Tessa mee...
4.2K 214 19
Stel, je wordt door je vrienden opgegeven voor een televisie programma, terwijl je zelf daar de sociale vaardigheden niet voor hebt. Dit gebeurde bij...