Ik beet op mijn lip en keek om me heen, het was drukker geworden dus was het moeilijker om ons doelwit te vinden.
'Kijk vanuit je ooghoek linksboven,' werd er in mijn oor gefluisterd.
Ik luisterde en mijn ogen gleden naar mijn ooghoek, doelwit gevonden maar nu nog heel het gebouw afzoeken van hoe wij daar terecht komen. 'Weet je nog die ene trap?' Ik keek raar om nasr Arnoud, wat kletst hij nou weer? Welke trap?
'Nee,' zei ik simpel.
'Nou, die trap moeten we nemen kom.' Hij greep mijn hand vast en voorzichtif liepen we de mensen massa door zodat we niet op zouden vallen. 'Ooooooh, deze trap!' Fluisterde ik tegen mezelf, ik stootte zacht met mijn vuist tegen zijn borst en liep de eerste treden al op, 'Ik zei toch dat er nog een trap was.' Siste ik hem toe.
Samen beende we de trap op, het leek wel een eeuwogheid te duren maar ik had totaal geen conditie, het enigste wat onze weg versperde zodra we boven waren was een bordeau rood gordijn. Ik opende voorzichtig het gordijn met de toppen van mij vingers en zag Raaij samen met Berker met hun rug naar me toe staan.
Ze zeiden niets, keken enkel alleen maar.
'We moeten Berker zijn hand zien,' mompelde Arnoud toen ik zijn lichaam zachtjes tegen mee aangedukt voelde.
Ik knikte als teken dat ik hem begrepen had en liep door de doorgang. 'Oh he!' Zei ik wat luider, Arnoud volgde me en de twee mannen draaide voorzichig om. 'Holmes en Sparks, bevalt het jullie hier?' - 'Ja,' zei ik kortaf, ik kwam hier niet voor een thee kransje maar voor werk, dus alsjeblieft hou je mond.
Ik zette twee stappen en pakte de linkerhand van Berker, ik trok zijn handschoen uit en spreidde zijn vingers.
Hij had zijn ogen wagenwijd open gesperd en keek me aan alsof ik hem aids gaf.
Ik trok een wenkbrauw op, de moedervlek klopte, maar er zat een veeg aan.. ik maakte mijn duim nat en wreef over zijn moedervlek die verdween. 'Waarom heb je een nep moedervlekje op je vinger Berker?' Vroeg ik rustig.
Hij keek me even aan maar wist duidelijk niet de vraag te beantwoorden. 'Want jij bent nu verdachte nummer één,' fluisterde ik hem toe.
Hij keek geschrokken op naar Raaij, die een bleek werd.
*