3

23 1 0
                                    

Ik loop door een klein dorpje, er zit niemand achter me aan, ik ben eindelijk lang genoeg vermist om vrij te zijn.
Tevreden loop ik de kleine winkel uit. Vijf broden ligter en een zakje munten zwaarder.

Ik kom bij mijn tentje en begin met inpakken om verder te trekken, ik ben hier nu wel lang genoeg geweest.

Als laatst raap ik mijn stukje bamboe van de grond en blaas er doorheen. Niet veel later komt mijn Spirit aan gedraaft met een buildeltje bessen in zijn bek. Ik omhels hem groots en geef aan dat we verder moeten.

Ik besluit dat we lang genoeg hebben gelopen als we bij een meer komen. Ik zet de tent op en mijn Spirit zorgt voor een kampvuur en eten, zoals het altijd gaat.

Zodra we klaar zijn begin ik met mijn meditatie, ik moet en zal mijn transformeringen onder controle krijgen, het loopt te vaak uit de hand. Straks komen ze er nog achter en dan ben ik doommed.

Na mijn sessie besluit ik nog even een wandeling te maken door het bos ter verkenning, kan geen kwaad dacht ik zo, voor als ik 's nachts weer is word aangevallen.
Ik geef mijn Spirit een aai over z'n bol en spring achterop. "Komop jonge." En we vertrekken. Beginnend met een zacht drafje, opbouwend naar de hoge snelheid. Halve wege merk ik op dat we op een continue snelheid zitten. "Hé, wat is er?" Vraag ik terwijl we vertragen, ik stap af, ga voor'm staan en leg z'n hoofd in mijn handen, bukken hoef ik niet, staand ben ik al op ooghoogte. Hij brengt z'n hoofd omlaag en maakt een klein geluidje. "Hé." zeg ik zacht en langzaam. Voorzichtig, om hem niet van streek te maken, til ik zijn hoofd zo dat ik hem kan aankijken. Die ogen, niet goed, Ik moet terug, ik aai hem één keer over z'n hoofd en begin te lopen, mijn Spirit blijft gelukkig staan.

Lonely in the WoodsWhere stories live. Discover now