3A • 3045 dagen na H.F.O.

Start bij het begin
                                    

Onwillekeurig grijnsde Drew. Cece had altijd al van luxe gehouden en het verbaasde hem niet dat ze zelfs in een vijfsterrenhotel een puntje van kritiek kon vinden.

"Dus je bent binnenkort weer weg?" vroeg Drew, terwijl hij achter zijn rug zijn vingers kruiste.

Cece zakte iets dieper weg en de blik in haar ogen beviel Drew absoluut niet.

"Nee. Ik ben de hele zomer thuis," zei ze, haar stem zachtjes en aangenaam.

Het duurde even voordat die woorden tot Drew doordrongen.

"Oh, wauw, leuk," wist Drew uit te brengen. De blik in Cece's ogen verried niets. Haar vingers tikten op het glanzende blad van het bijzettafeltje, terwijl haar ogen de zijne vasthielden als een ratelslang.

"Drew? Cece? Waar zijn jullie?" Vanuit de hal klonk de stem van zijn zusje.

"In de studeerkamer!" riep Drew. Godzijdank voor jongere, vervelende zusjes.

"Aha, hier ben je. Ik kon wel weten dat je bij Drew was. Klaar om naar de stad te gaan?" vroeg Reny, zodra ze de studeerkamer binnenkwam, gekleed in een witte gestreepte wikkeljurk en hoge hakken.

Drew was nog nooit zo blij geweest met het aanzicht van twee vrouwen die duidelijk winkelintenties hadden. Cece kon geen nee zeggen tegen een middagje wapperen met haar zwarte creditcard.

Soepel stond Cece op en streek haar witte jeans glad. "Natuurlijk", zei ze gladjes, met een laatste blik op Drew.

"Tot straks. Veel plezier met je suffe boeken," zei Reny, terwijl ze Cece's arm nam en haar mee naar buiten nam.

"Dag Reny. Tot de volgende, Cece," zei Drew, die het boek weer naar zich toehengelde en met heel zijn hart hoopte dat de volgende keer dat hij Cece zag, ergens ver in de toekomst lag.

"Wij eten vanavond in de stad, maar Cece blijft hier de hele vakantie logeren, hoor," riep Reny vanuit de gang, voordat de meisjes de voordeur achter zich toesloegen.

Verbouwereerd bleef Drew zitten. Cece, zijn vroegere beste vriendin, zou hier logeren? Hier, terwijl haar ouders zelf een uitstekend, gigantisch landhuis bezaten dat maar een paar straten verderop lag?

Zijn vingertoppen streken over de bladzijden van het boek.

Het was niet zozeer Cece die dit gevoel bij hem had losgemaakt. Hij wist gewoon niet wat hij deze zomer wilde doen.

Of misschien wel. Rondom Cece wist Drew zich nooit hoe hij zich moest gedragen. Bij de meeste meisjes was hij de zelfzekerheid zelve, maar rond Cece werd hij weer een stuntelige zevenjarige.

Ergens was het normaal, troostte Drew zich. Cece had hem immers zijn hele leven gekend, tot aan zijn diepste geheimen toe die hij op achtjarige leeftijd met haar in hun boomhut had verteld die zijn vader voor hen had gebouwd.

En daarbij, dat loste zijn probleem van rusteloosheid niet op.

Het enige dat hij wist, was dat hij niet de hele zomer hier zou blijven en lijdzaam zijn lot zou ondergaan om eindelijk uit te vissen waar zijn vriendschap met zijn oudste vriendin momenteel gestrand was.

Zijn beste vrienden hadden stageplaatsen gevonden in de stad, of wilden niets anders doen dan overdag bijkomen van een kater en 's avonds vrouwen versieren.

Maar daar had Drew genoeg van. Zijn ontmoeting met Cece had hem doen inzien dat er iets moest veranderen, maar hij wist nog niet wat.

Hij had ruimte nodig. Tijd om na te denken.

Drew sloot het boek van Nietzsche en gooide het in de fauteuil, waar enkele minuten eerder nog Cece had gezeten. Haar parfum hing zelfs nog in de lucht.

Met een grimas stond hij op.

Zijn vader was in Washington D.C., opgeslorpt door de presidentscampagne. Eventjes speelde Drew met het idee om te gaan helpen, maar daar zag hij al vlug vanaf. Als zoon van zou hij onvermijdelijk in schijnwerpers worden geplaatst. Dat was het laatste waar hij zin in had.

Hij slenterde de grote veranda in en plofte in één van de sofa's die her en der verspreid stonden. Zijn grootouders brachten de zomer zoals altijd door in Maine, waar het vakantiehuis van de McGees vanop de rand van de kliffen uitkeek op de oceaan. De familie had er haar eigen schiereiland. Drew herinnerde zich de eindeloze zomers waarin zijn grootvader hem mee zeilen nam, enkel de mannen onder elkaar.

Na de dood van zijn moeder, Gabrielle McGee, hadden zijn grootouders langs vaderskant de opvoeding van Drew en zijn zusjes op zich genomen.

Maar Maine zei Drew op dit moment niets. Op het schiereiland was niets te beleven en Drew wou geen maanden weg van de beschaving zijn.

"Godverdomme."

Van boven klonk de stem van zijn jongste zusje, die tussen haar tanden siste, voordat iets zwaars op de grond plofte.

"Meg?" riep Drew, terwijl hij met twee treden tegelijkertijd de trap opliep. "Meg, is alles oké daar?"

Drew duwde de slaapkamerdeur van zijn zus open. Meg zat op haar knieën een gevecht op leven en dood te leveren met een grote, vuurrode koffer. Rondom haar was de grond bezaaid met bikini's, T-shirts en boeken.

"Ik leef nog," antwoordde ze, zonder op te kijken. "Wil je die biografie over Julius Caesar aangeven, alsjeblieft? Hij ligt aan je voeten."

Met een frons gaf hij het gevraagde boek aan zijn zusje. "Wat ben je in godsnaam aan het doen?"

Meg rolde met haar korenblauwe ogen. "Heeft mama je na jouw geboorte op de grond laten vallen? Wat denk je dat ik aan het doen ben? Ik ben koffers aan het maken."

"Ja, dat kan ik zien," antwoordde Drew, die zich tegen de deurstijl liet leunen. "Een concreter vraag dan. Waarom ben je koffers aan het pakken?"

"Grandmère de la Roche heeft gebeld. Ze vroeg of ik de zomer bij haar aan de Westkust wilde doorbrengen. En aangezien ik al een hele tijd wil leren surfen, heb ik toegezegd. Ik vertrek vanavond naar haar."

Drews mond zakte open. Dat was het laatste dat hij verwacht had dat Meg zou zeggen.

Hij kon zich niet herinneren de laatste keer dan hij zijn grootmoeder langs moederskant had gehoord. Of zelfs maar gezien.

Het enige moment dat hij zich kon herinneren, was de begrafenis van zijn moeder geweest.

Op het kerkhof regende het. Het was alsof de hemel de gevoelens van Drew perfect had weerspiegeld.

"...waaruit wij zijn genomen, wij zijn stof en tot stof keren wij terug." De nasale stem van de priester dreunde terug in zijn oren, terwijl hij de kluiten aarde op de beukenhouten kist hoorde vallen.

Hij herinnerde het gezicht van zijn grootmoeder. Grandmère de la Roche had zoveel op zijn moeder geleken, en toch weer niet. Waar moeder zacht en vriendelijk was, was Grandmère hard en statig. De lichtgrijze ogen hadden onder de zwarte rouwsluier geen enkele emotie getoond. De lippen waren samengeperst in een dunne streep. Het leek alsof Grandmère uit marmer was gebeeldhouwd.

Niet lang na die herinnering was zijn Grandpère gestorven. Drew was niet op de begrafenis aanwezig geweest.

Zijn ogen registreerden nauwelijks dat Meg hem vragend aanstaarde.

"Nou? Wat sta je daar nog te doen?" De geïrriteerde stem van zijn zusje deed hem opkijken.

Waarom niet? Het laatste dat hij wilde, was hier de hele zomer gevangen zitten.

"Welke vlucht neem je vanavond?"

"Die van acht uur. Hoezo?" vroeg Meg, die fronste.

Drew had zich al omgedraaid. "Omdat ik met je meega. Ik ga nu meteen mijn koffer maken."

Dit is geen goed idee, broertjelief.



**********************************************

Drew is dus echt wel een kind van zijn moeder en zijn vader. Ja, we gaan terug naar de bron van al het kwade en de doos van Pandora wordt geopend!

Wat vinden jullie van CeCe?

De Belofte (DE OVERGAVE #3)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu