Hoofdstuk 9

176 15 6
                                    

Het stormde nog steeds toen hij die avond geklop op de deur hoorde. Hij stond op uit de zetel voor het vuur waar hij nog maar een aantal minuten zat en begaf zich naar de deur. Het geklop bleef maar doorgaan.

"Ik kom al", bromde hij. Toen hij de deur opende stond hij oog in oog met een man, volledig in het zwart gekleed en met een hoed. Om zijn schouder droeg hij een paars lint en hij had een koffertje in zijn hand.

"Goedenavond. Mag ik binnenkomen?" vroeg de priester. 

Hij liet de man wiens soutane doorweekt was binnenkomen en daarna sloot hij de deur. 

"Is uw meester hier ook?" vroeg de pastoor. 

Hij knikte. "Ja, meester is boven. Wilt u hem spreken?"

"Nee, dat is nu geen prioriteit. Ik kom de klopgeesten uit uw kasteel verjagen."

Zijn ogen fonkelden toen hij de priester deze woorden hoorde uitspreken. "Hoe gaat u dat doen?" vroeg hij nieuwsgierig. 

"Dat zult u wel zien." De oude man lachte geheimzinnig zodat zijn kleine, gele tanden verlicht werden door het felle licht van de maan.

"Het is toch niet gevaarlijk?" vroeg hij wantrouwend. 

De pastoor schudde zijn hoofd. "Nee, helemaal niet", stelde hij hem gerust. "Wilt u mij naar de gastenkamer brengen zodat we kunnen beginnen?"

"Natuurlijk, volgt u mij maar." Hij ging de trap op en liet de lange gang op de eerste verdieping zien. "Het is de zesde deur aan de linkerkant. Gaat u maar voor." 

De oude priester strompelde door de gang en hield halt bij de zesde deur. Met bevende handen vol ouderdomsvlekken draaide hij aan de gouden deurknop. De twee keken elkaar aan en toen opende de pastoor de deur.

Het was ijskoud in de kamer. Door het raam was een bliksemschicht te zien, en terwijl hij de pastoor hielp met het uitladen van zijn koffertje, telde hij hoeveel seconden er tussen de bliksemschichten zaten.

"Een. Twee. Drie. Vier." Het tellen werd onderbroken door een volgende lichtflits in het dal. Hij rilde, maar de priester keek er zelfs niet van op. 

"Laten we niet teveel tijd verspillen", zei de man. "Het stormt hier zo vaak."  Hij had een kan met wijwater, een kruisbeeld en een oud boek op het nachtkastje gelegd. "Zo, we kunnen beginnen."

De pastoor sloeg het boek open op een bladzijde waarop een afbeelding stond van een kruisbeeld, omgeven door tekst. "Ga achteruit", beval de zielzorger. "Ik heb dit nog nooit eerder gedaan, dus er kan van alles mislopen."

"Wat? Mag u dit dan wel doen volgens de wet?" riep hij geschrokken. 

"Ik hoor de bisschop in te lichten en om toestemming te vragen als ik exorcismen uitspreek, maar deze zaak is te dringend. Ik heb Anna van de herberg ingelicht, dus als er iets misloopt, vertelt zij de buitenwereld dat het een ongeluk is."

Hij hapte naar adem en deinsde achteruit, maar de priester negeerde hem. De oude heer rechtte zijn rug, nam het kruisbeeld in de ene hand en de kruik met wijwater in de andere. Hij mompelde: "Exercismo te, immunidisseme spiritus, omnis incursio adversarii, omne phantasma, omnis legio, in nomine Domini nostri Jesu Christi..."

Een bliksemschicht sloeg in op een boom uit het bos rondom het kasteel. Hij keek verschrikt op en tuurde uit het raam, maar de pastoor ging door met Latijnse woorden murmelen, terwijl hij de kruik weer op het nachtkastje neerzette. 

"...eradicare et effugare ab hoc plasmate Dei. Exercismo te, immunidisseme spiritus, omnis incursio adversarii, omne phantasma, omnis legio..."

Het Zijn De KlopgeestenWhere stories live. Discover now