Hoofdstuk 5

231 21 15
                                    

Om de priester te vinden, volgde hij het geluid van de kerkklokken. Toen hij de menigte kwijtgeraakt was en hij zich op een met kasseien belegd pad tussen smalle huizen bevond, zag hij in de verte een heuvel met een kerk. Opgelucht wandelde hij naar de heuvel en hoewel het nog maar tien uur 's ochtends was, leek de lucht achter de hoogvlakte donkerder dan de hemel op de duisterste nacht. 

De kerk was omsingeld door grafstenen en cipressen, die op hun beurt omringd waren door een ijzeren hekwerk. Een groepje rouwenden nam afstand toen ze de vreemdeling langs de graven zagen dwalen. Hij begroette hen met een knikje, maar de ellendelingen hadden het blijkbaar te druk en reageerden niet op zijn vriendelijk gebaar.  

De donkere wolken lieten hun druppels vallen op het dorpje en de velden daarrond. Uit angst dat zijn jas vies zou worden, versnelde hij zijn pas en duwde hij de houten deur van de kerk open. Er stond een groot aantal banken, die geen van allen bezet waren. Zelfs de priester leek elders te vertoeven. 

Hij schraapte zijn keel en toen merkte hij de man in toga op die kaarsen brandde in de zijbeuk. De priester zette de laatste aangestoken kaars weg en draaide zich om. De man was volledig in het zwart gekleed en droeg een zwarte hoed. 

De priester kwam dichterbij en vroeg hem: "Kan ik ergens mee helpen?"

"Graag", antwoordde hij. "Ik heb vernomen dat er recentelijk twee mensen zijn gestorven. Van de vrouw heb ik gehoord dat ze vermoord is, maar van haar man..." Hij zweeg even, op zoek naar de juiste woorden.

"U bedoelt de eigenaars van het kasteel, broeder?" vroeg de priester zenuwachtig. "Het spijt me, maar daar kan ik u niet mee helpen."

"U heeft hen begraven, neem ik aan?" vroeg hij dan op kalme toon. Met zijn zakdoek depte hij zijn voorhoofd droog en daarna stopte hij die weer in zijn jaszak.  

"U kende hen?" probeerde de priester van onderwerp te veranderen.

"Mevrouw was mijn zuster", mompelde hij na een korte stilte. "Kunt u mij alstublieft vertellen wat er met hen is gebeurd?" 

De priester schudde bezorgd zijn hoofd. "Het spijt me, broeder. Ik kan u niet wijzer maken."

"Dat lijkt me vreemd", begon hij. "Er was nochtans een vrouw die me vertelde dat u meer wist."

"Die vrouw had het mis", zei de geestelijke vastberaden. "Ik weet niets over de dood van uw zuster, noch over die van uw zwager."

Hij knikte en draaide zich om. "Ik zoek het zelf wel uit", prevelde hij terwijl hij de houten deur openduwde. Een windvlaag stal zijn hoed en blies die weg, het dal in. Gelukkig werd het dure hoofddeksel tegengehouden door een piek van het hek. Hij rende snel naar het hek - voor zover zijn versleten benen dat toelieten - en greep de hoed, voor die weer kon wegwaaien. Hij zette het ding snel weer op zijn hoofd, toen hij in zijn ooghoek een naam zag die hem erg bekend voorkwam. Johanna.

Slechts twee woorden had hij ooit leren lezen: zijn eigen voornaam en die van zijn zus. Hij ging wat dichterbij en  bekeek het graf. De aarde voor de steen was nog donker en omgewoeld en de steen zelf was nat van de regen. Het was echt zijn zuster, hij wist het zeker. Haar naam stond er en daaronder waren een paar getallen te lezen. Ondanks zijn verdriet kon hij glimlachen, want ze had een mooie laatste rustplaats gekregen. Wat hij zich wel afvroeg, was waar het graf van zijn schoonbroer zich bevond. Het echtpaar was op dezelfde datum gestorven, waarom lagen ze dan niet in hetzelfde graf? 

Hij dwaalde nog een tijdje op het kerkhof rond, op zoek naar het graf van zijn schoonbroer, maar veel zin had het niet, want hij kon de namen van de gestorvenen niet lezen. Teleurgesteld keerde hij huiswaarts en toen hij daar aankwam, besefte hij dat hij helemaal vergeten was om eten te kopen. 

Het Zijn De KlopgeestenTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang