De vermissing

3 0 0
                                    

Ik keek in het rond. Het meisje was gewoon weg. Ik was maar een paar seconden weg geweest. Bas was klaar met zijn zoektocht naar dekens en kwam ook om het hoekje.

Gast ben je al klaar? Vroeg hij.

Er zit hier iemand. Zei ik.

Wie dat dan? Vroeg hij.

Ja weet ik veel. Een meisje. Zei ik.

Een meisje? Vroeg hij weer.

Ja een meisje. Ongeveer zeven jaar oud. Zei ik.

Waar heb je haar gezien dan? Vroeg hij.

Daar op dat bed. Zei ik terwijl ik ernaartoe wees.

Hij kwam naast me staan.

Er is hier niks. Zei hij.

Nee dat zie ik ook. Zei ik en ik keek de winkel rond.

Ze moet hier ergens zijn. Zei ik terwijl ik in het rond keek. Ik zag verderop een grote stellage staan. Erachter stond een schim. Het bewoog. Even langzaam en daarna snel. Ik rende erheen. Er was niks daar. Ik hoorde het hijgende geluid van Bas die achter me gebukt stond.

Niet zo snel jong. Zei hij.

Jongens?! Hoorde ik Andree roepen.

Ga terug naar de vrachtwagen. Zei ik tegen Bas.

En laat Andree zijn mond houden. Zei ik. Bas draaide zich om en liep weg. Ik keek in de richting van de winkel. De lampen branden niet. Het was alleen het daglicht dat via de ramen naar binnen kwam. Het was niet donker, maar het was ook niet fel verlicht.

Ik keek de winkel af en zag aan het einde van de ruimte een deur open gaan.

Hallo? Vroeg ik voorzichtig. Ik kreeg geen antwoord en ik liep langzaam de kant op van de deur.

De deur sloeg dicht en het galmde door de ruimte heen. Ik sloop op de deur af en rijkte met mijn hand naar de klink. Ik trok de deur open en keek in een lege trappengang. De trap naar boven keek me gapend aan. Dit moest lijden naar de echte winkel, in plaats van het magazijn. Ik keek de trap omhoog en zette een stap vooruit.

Je hoeft niet naar boven te gaan als je niet wilt. Zei een meisjes stem achter me. Ik schrok me kapot, draaide me wilt om en keek in het kalme gezicht van het meisje. Ze lachte vriendelijk naar me en stond gewoon stil.

Wie ben je? Vroeg ik.

Lisa. Zei ze. Ik keek haar even aan zonder na te denken.

Wil je met ons mee? Vroeg ik. Ze knikte zachtjes.

Ik stak mijn hand uit en ze pakte hem aan.

Wie is de jongen? Vroeg ik.

Hij is mijn broer. Zei ze.

Hoe heet je broer? Vroeg ik.

Tim. Zei ze. Hij heeft me beschermd van die beesten. Ook al moesten we vaak wegrennen.

Dus jullie moesten veel vluchten? Vroeg ik weer.

Ja heel veel.

We nemen jullie mee terug naar onze schuilplaats. Dan krijgen jullie een bed en wat eten. Zei ik.

Is goed. Zei ze.

We liepen de gang af en bij de vrachtwagen zette ik haar achterin.

Ik ga de klep dichtdoen. Zei ik. Het meisje knikte en ze liep naar de zwarte schaduw achter in de vrachtwagen.

We hebben ons zelf weer een probleem gevangen hoor. Zei ik terwijl ik de cabine in stapte.

Enne? Vroeg Andree.

Afraid of the Dead IV A New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu