Hoofdstuk 8

46 6 2
                                    

   'Vraag je serieus maar een tientje voor dat ding? Het heeft je toch vier keer zoveel gekost… ruim?' Gieltje kijkt verward naar de verkooppagina waarop de lamp wordt aangeprezen met een opvallende banner met het word 'SALE' erop.

   'Heel zeker. Dat ding heeft me al meer problemen opgeleverd dan dat hij waard is.' Vastberaden druk ik op de publiceer-knop waarmee het voorwerp definitief aan de webshop wordt toegevoegd. We zijn dit keer bij mij thuis en werken vanaf de oude PC van mama en Pascal. Het ding is zo traag dat het ergens een record moet breken, maar het krijgt de klus wel geklaart. Toen ik Giel vanmorgen belde om hem te vertellen over mijn huisarrest-situatie bood hij meteen aan om naar mij toe te komen. Hij kreeg zelfs de mini fotostudio van zijn moeder mee en een bord koekjes.

Mijn telefoon bliept. Het handbeschilderde servies met de spelende kittens is nu al verkocht, na nog geen tien minuten in de shop. Ook de tweede verkoop laat niet lang op zich wachten.

De rest van de middag blijft het stil. Geen verkopen meer die dag.

   'Wanneer komen je ouders thuis?' vraagt Giel. We hangen languit op de bank met een lege pizzadoos in ons midden.

   'Zondag, rond de middag.'

   'Dus morgen is je laatste kans om de tafel te kopen?' Ik knik met het enthousiasme van een veroordeelde die naar de galg wordt geleid.

   'Megan is in haar nopjes. Ze verwacht dat ik huisarrest krijg tot ik oud genoeg ben voor de bejaardenbond.'

   'Wat een trut.' zegt Giel solidair. 'Maar ik beloof je dat ik je regelmatig zal blijven bezoeken terwijl je moet zitten.'

Er klinkt weer een piepje en als ik het bericht bekijk klaart mijn humeur al een klein beetje op. Iemand heeft, godzijdank, de lamp besteld. Ik kan niet wachten om van het ding verlost te zijn.

   'En?'

   'Weer een tientje verdient.'

Als Gieltje weer naar huis is maak ik een uitdraai van de bestellingen en print ik de etiketten voor de pakketjes. Met tegenzin begeef ik me weer naar de zolder om de spulletjes in te pakken. Het is donker en stil, en het duurt even voordat ik het koordje kan vinden waarmee ik het eenzame peertje in de nok van de zolder aan kan doen. Als ik het na een tijdje eindelijk weet te vangen moet ik een paar keer met mijn ogen knipperen om aan het felle licht te wennen. Ik leg de doosjes op een stapel en begin met het opfrommelen van oud krantenpapier om de inhoud te beschermen. Terwijl ik werk wordt mijn blik herhaaldelijk naar de lamp getrokken die nog altijd op zijn kant ligt op de plek waar ik hem heb achtergelaten. Opgelucht kruip ik naar het storende object toe. Het is nu wel duidelijk dat ik inderdaad heb gehallucineerd. Er is helemaal niets bijzonders te zien aan het ding. Ik haak mijn wijsvinger om het oortje en houd het vlak bij mijn gezicht. Ik kan het niet helpen dat ik moet grijnzen om mijn eigen onnozelheid. Een wonderlamp met een geest erin. Kennelijk heeft iemand niet goed opgelet toen haar ouders haar vertelde dat sprookjes maar verhaaltjes zijn en niet echt.

Alsof ik maar over de lamp hoef te wrijven om een geest tevoorschijn te roepen. Bij wijze van experiment wrijf ik met mijn vrije hand over de zijkant van de olielamp. Stiekem toch wel nieuwsgierig naar wat er zal gebeuren. Ik wacht. En wacht. Wrijf nog een keer. Niets.

Nu is mijn opluchting compleet.

Ik wil net verder gaan met inpakken als het schelle geluid van de deurbel door het huis snerpt. Megan is niet thuis, dus hijs ik me noodgedwongen overeind om te zien wie ons met een bezoekje verrast op dit tijdstip. Door het matte glas in de voordeur kan ik de wazige vormen van een jongen identificeren, maar het is niet heet kenmerkende silhouette van Giel. Nieuwsgierig doe ik de voordeur open, maar laat de dievenklauw eropzitten, zodat ik door een kier naar buiten kan kijken.

OngewenstWhere stories live. Discover now