Geboren onder de snowgums

72 6 0
                                    

Het was een donkere, donkere lentenacht. Een nacht zo donker en gevuld met wolken dat het bos geen geluid meer maakte, de wombats diep achterin hun holen kropen en zelfs de vogels de drukkende stilte niet durfden te verbreken. De wolken die de hemel verborgen waren grijs en zwaar, en alle dieren wisten dat er een grote storm op komst was.
Toch krijsten een paar kurrawongs toen een donkere schim onder hun bomen door gleed, en zij het regelmatige geluid van bonkende hoeven hoorden. Enkele van de vogels vlogen naar beneden en zagen dat de donkere schim eigenlijk een gitzwarte merrie was, die op zoek was naar een schuilplaats om haar veulen ter wereld te brengen.
De merrie was Yara, die na een dag en een nacht reizen eindelijk haar bestemming had bereikt: de Ramshead. Hier wilde zij haar eerste veulen ter wereld brengen en, als de tijd daar zou zijn, hier haar botten laten verbleken in de bittere winter van haar dood.
Yara ging liggen bij een theestruik, onder de snowgum-bomen. Ze was uitgeput en bezweet ever haar hele lijf. De hele weg had ze ervoor gezorgd dat ze geen sporen naliet, en nu, op het moment dat ze ging liggen van moeheid, maakte haar gitzwarte vacht het gelukkig moeilijk voor voorbijgangers om haar te spotten.
Ze zuchtte en wist dat haar veulen snel zou komen. En ze had gelijk: een paar uur later, toen het eerste bleke licht van de dageraad aan de horizon verscheen, lag een gitzwart merrieveulen naast Yara. Die zag hoe het donkere veulentje vredig lag te slapen, in de beschutting van de theestruik.
Het kleine bundeltje was nog donkerder dan haar moeder en toen het haar kleine hoofdje oplichtte kwamen ook haar zilveren manen tevoorschijn, die glinsterden als dauw in de bleke ochtendzon.
Enkele bosdieren die langs kwamen lopen verzamelden zich op de plek waar Yara lag, en bewonderden haar beeldige veulen, dat langzaam wakker werd. Onder de dieren waren enkele raven, die ook met bewondering naar haar keken. Eén van de raven keek Yara eventjes veelbetekenend aan, voordat ze -samen met alle andere dieren- de kersverse moeder met rust lieten. Yara zuchtte van vermoeidheid. Ze stelde zich haar veulen voor, als ze een volwassen paard zou zijn, en wist dat zij een moeilijk leven zou leiden om haar schoonheid. Ze beeldde zich in hoe ze zou moeten rennen voor de mannen en hengsten die haar wilden bezitten. Ze stelde zich voor hoe deze merrie een zwervertje zou worden, net als haar moeder, en hoe ze de moeder zou zijn van vele beeldige veulens. Met deze blije gedachte stond ze op om eventjes rond te lopen, haar benen te strekken. Ze bleef in de buurt van de theestruik en toen ze eventjes gegeten had wekte ze haar jong om het te laten drinken. Nadat haar veulen gedronken had keek Yara het kleintje veelbetekenend aan.
'Ik noem je Raven, omdat je zult moeten vliegen als een vogel als de mensen je willen pakken.' Yara dacht terug aan de raaf die ze had gezien. 'Jij hebt een kleur die alle hengsten aantrekt, en alleen moed zal je kunnen redden van ze. Jij, Raven, jij bent degene die vliegt.'

Yara en Raven bleven nog enkele dagen op de Ramshead om aan te sterken voor de reis naar huis. Ze speelden en galoppeerden en Raven groeide snel. Op de vijfde dag was Raven zelfs al zelfstandig aan het ronddartelen door het bos, en Yara wist toen dat het tijd was om te vertrekken.
Ze liepen een heel eind, en Yara vertelde Raven over hoe ze nooit een open plek op moest stappen voordat ze goed had gekeken of er niemand was. Raven luisterde goed en deed zo veel mogelijk haar moeder na.
Yara realiseerde zich dat ze een bergkam over moesten om bij de rivier te komen. Ze keek naar Raven, en besloot het te proberen. Alles verliep volgens plan, op een paar lawines na, en aan het eind van de dag kwamen ze veilig bij de rivier, maar toen Yara en Raven de Tinmineriver wilden oversteken bleek dat de rotsen waar Yara over gekomen was overstroomd waren, dus moesten ze de berg op om om de bron heen te gaan. Ondanks de slaap die haar bijna overmande lukte het Raven om de berg op te klimmen. De merrie en haar veulen waren zonder problemen al bijna bij de bron gekomen. Eenmaal bij de bron ontsnapte een kreet van blijdschap Yara's mond. Bij de bron stond een lichtbruine merrie, en achter haar een wit veulen van een paar weken oud. Yara ging over in een snelle draf, en Raven kon maar net bijhouden. De lichtbruine merrie hinnikte luid: 'Yara!', en Yara antwoordde: 'Kunama!' De merries stoven op elkaar af, wreven hun neuzen tegen elkaar en bromden zachte begroetingen. Het witte veulen dartelde naar voren en mompelde: 'Hallo Yara!'
'Hallo, Cloud!' Antwoordde Yara blij, terwijl ze hem aaide met haar neus. 'Dit is Raven.' Ze duwde Raven naar voren met haar neus. 'Zeg eens hallo, Raven.' Zei ze teder.
'Hallo... Kunama. Hoi Cloud...' murmelde Raven. Ondanks haar verlegenheid stak ze even haar neus uit om Cloud aan te raken.
'Oh! Wat is ze prachtig!' Riep Kunama.
Yara glimlachte verlegen.
De moeders dronken wat en liepen samen verder en de veulens volgden.
'Waarom heet ze Raven?' Vroeg Kunama nieuwsgierig. 'Cloud heet zo omdat de lucht zo bewolkt was toen hij geboren was.'
Yara vertelde het verhaal over de raaf, tot ze onderbroken werd door een zachte gil van Cloud. Een druppel was op zijn neus gevallen. Ook Raven voelde er een paar op haar rug vallen. De storm waar de bosdieren allemaal op gewacht hadden was gekomen.

RavenWhere stories live. Discover now