{2} De Regenworm in de tuinstoel (logboek)

12 4 3
                                    

De zon scheen op aarde harder dan op Saturnus, dus groef ik me een weg de grond in. Daar was een hoop leven. En weinig ruimte. Vlug verkleinde ik mezelf tot ongeveer 174829 Pripsip (6 centimeter op aarde volgens mij). Onder de grond waren grote tunnels gegraven. Met mijn kleine beentjes rende ik er doorheen. Ik vond het daar nogal griezelig en donker, dus zette ik mijn ogen in de laser-verlichtingsstand en zocht naar een uitgang.

Al snel kwam ik een worm tegen, die met een zonnebril in een tuinstoel in een lichtstraal zat. Ik zette mijn laserlampen uit en liep op de worm af.

De lichtstraal kwam van een gat boven hem. Ik begon omhoog te klimmen naar het gat in de grond. De regenworm kon het niet schelen dat er een klein ruimtewezenje met groene benen en lichtgevende huid (laat me, ik ga licht geven als ik gestresst ben) omhoog klom.

Ik voelde de warmte op mijn gezicht. Nog maar een paar duizend Pripsip en ik was boven. Ik strekte me uit en voelde lange balderen, gras. Voor mijn soort is dat giftig, dus ik moest uitkijken, of ik ik zwol op tot een soort vetgemeste horror-alien.

Ik volgroeide mezelf tot normale lengte en begon te lopen. Het was koud, zo'n 20 graden. Ik bibberde en stelde mijn kleren wat warmer in. Ik pakte mijn boek en begon te schrijven. Ik denk dat de aarde een prima woonplek zal zijn, alleen het voedsel smaakt naar kots en het is ijskoud, maar daar kan wat aan worden gedaan.

Vooral als alle mensen zijn vermoord. Zodra ik hier weg ben kom ik terug met een heel leger NELpaarden en het Uitroeiingsplan voor Mensen.

Maar nu eerst: een plek vinden om op te laden, want het was al erg laat in de ochtend, en mijn ZPQ384-oplader had ik laten liggen in mijn neergestorte ruimtescheepje.

This Alien believes in youWhere stories live. Discover now