TIEN

75 11 4
                                    

Ik ben nog niemand van het examen tegengekomen. Uit mijn leren heuptas, die ik al de hele reis bij me heb, haal ik een fles water. Ik had daar ook de appels in gestoken voor het examen was begonnen. Ik kijk naar de lucht en zie dat de zon zo onder gaat gaan. Ik twijfel of ik een schuilplaats moet zoeken of ik gewoon door moet gaan en het gebied ga verkennen. Het is gevaarlijk om te slapen en niet op te letten. Ik besluit om in stilte door te stappen. Ik hoor wat geritsel en kijk om me heen. Ik voel dat er iemand aanwezig is. Mijn handen trillen en een duister aura stroomt over me heen. De bloedlust komt naar boven en de drang om te doden is sterk. Op een snel tempo loop ik rond. Het geritsel wordt luider en al snel voel ik de aanwezigheid van een persoon.
'Kom maar tevoorschijn.' Zeg ik grinnikend. Mijn blik is wazig en ik wankel een beetje. Plots staat er iemand voor me. Het is een vrouw met lang en donker gekleurd haar dat in een staart is samengebonden. Ze heeft een katana bij zich en ik zie ook een klein mesje in haar laars steken. Ik grijns en loop op haar af. Mijn nagels worden vlijmscherp en voor dat zij mij kan raken met haar katana dood ik haar met mijn hand. Ik ruik de geur van bloed dat op me gespat is. Ik sta weer stabiel op mijn voeten en kijk naar het lijk van de vrouw. Ik sla een hand voorblijf mond en schrik van wat ik heb gedaan. Ik laat me op mijn knieën vallen en pak mijn hoofd vast. Stop! Ik wil dit niet. Zeg ik in mezelf. Zonder dat ik het weet glijd er een traan over mijn wang. Ik tril helemaal en haal met moeite adem. Plots vervaagt alles rond me heen en de duisternis neemt over.
'Ach, imouto. Waarom ween je?' Vraagt er een bekende stem. Ik kijk op. Ik kan niks zien door de tranen in mijn ogen. Ik veeg ze weg en kijk weer op.
'A-Ashe?' Vraag ik aan haar. Ze stapt naar me toe en gaat ook op haar knieën voor me zitten. Ze legt haar hand op mijn schouders en kijkt me met een liefdevolle blik aan.
'Je moet er niet om wenen, want dit hoor je juist te doen. Zo ben je.' Zegt ze zacht. Ik schud mijn hoofd en kijk naar beneden.
'Zo ben je. Zo ben je.' Het wordt wel duizend keer herhaald. Ik kijk weer op maar Ashe is weg. In plaats van mijn zus zie ik nu mezelf. Ik schrik van mijn verschijning. Mijn pupillen zijn zeer klein en er zit een brede grijn rond mijn lippen. Er zit totaal geen leven in mijn ogen. Aan mijn ene hand zijn mijn nagels vlijmscherp en er zit wat ijs rond. Ook mijn aders in mijn handen steken fel uit. Er zit vers bloed op mijn vingers.
'Dit ben jij.' Zegt de stem van Ashe. Ik schud hevig mijn hoofd en sta op.
'Nee! Dit ben ik niet! Ik wil dit niet zijn. Dit is een monster!' Ik schop het wezen dat mij moet voorstellen en het verdwijnt.

Ik open mijn ogen en kijk om me heen. Ik zit op dezelfde plaats bij die vrouw. Er is een grote plas bloed gevormd en ik vermoed dat ze niet meer in leven zal zijn. Ik sta op en dreig even mijn evenwicht te verliezen. Ik leg mijn hand op mijn voorhoofd en kreun van de pijn. Ik zie even wazig maar ik blijf recht staan. Langzaam maar zeker loop ik stapje voor stapje verder. Niet veel verder val ik met een grote klap op de grond.
'Akali! Hou vol!' Hoor ik een bekende stem zeggen. Ik glimlach even.
'Esrael?' Zeg ik zacht voor dat alles zwart wordt. Ik zie mezelf daar weer staan in de duisternis met mijn levenloze ogen, mijn scherpe nagels en die grote grijns op mijn gezicht. Snel ren ik van de persoon naar de andere. Een spoor van bloed volgt mij.

Ik schrik wakker en kijk om me heen. Ik zit niet meer in het veldje maar weer in het bos. Een vuurtje brand rustig naas me en geeft me een fijn warm gevoel.
'Je bent wakker.' Zegt Esrael plots. Ik kijk in zijn ogen en voel me opgelucht. Ik ben blij om weer bij hem te zijn, maar dan ook weer niet.
'Je hebt vast wat dorst.' Hij wilt me wat water geven maar ik deins achteruit.
'B-blijf bij me uit de buurd! Ik wil niet dat ik je iets aan doe!' Zeg ik. Mijn handen trillen weer. Hij kijkt me verward aan. Hij fronst zijn wenkbrauwen en komt tegenover me zitten.
'Die vrouw dat verderop lag, viel ze je aan?' Vraagt hij. Ik slik en schud mijn hoofd.
'Nee.'
'Waarom dan?' Vraagt hij met trillende stem. Ik weet niet wat te antwoorden. Hij zucht en wilt weg gaan.
'Ik ben niet wie je denkt dat ik ben!' Zeg ik wanhopig. Hij stopt en kijkt me aan.
'Ik ben Akali Shimizuto! Het meisje dat je heeft gered in dat bos toen je aan je handschoen werkte.' Zeg ik. Ik herken hem. Ik weet zeker dat hij dat is. Hij kijkt me geschokt aan. Verschillende emoties zijn te lezen in zijn ogen.
'Je bent een Shimizuto?' Vraagt hij kwaad. Het wit in zijn liker oog wordt zwart en de rest kleurt rood. Ik schrik en kijk in zijn ogen.

Dit kan niet mogelijk zijn...

HuntersWhere stories live. Discover now