Struikelend over hun eigen voeten verlieten de bewakers de kamer. De deuren vielen met een dreun in het slot. Ze waren alleen.

Genesis had het gevoel dat er een draak op haar borst was gaan zitten en haar de adem benam. Ze wilde hier niet zijn, hoorde hier niet te zijn. Niet zo, alleen, met Griffin, die haar met een schuin hoofd aankeek en iedere beweging die ze maakte leek te volgen.

'Kom zitten.' Hij nam haar arm in de zijne en leidde haar naar een lange, ebbenhouten tafel. Met een serene glimlach schoof hij een stoel achteruit en liet haar plaatsnemen.

Omdat Genesis bang was en wist dat tegenwerken geen zin had, ging ze uiteindelijk onzeker zitten, op het randje van het zitvlak. Zelfs de stoelen waren kunstig vervaardigd, met dikke, zachte rode kussens.

Duvall liet haar los en nam aan de overkant van de tafel plaats, zodat ze elkaar de hele tijd konden aankijken – iets wat Genesis nu al verachtte. Ze zuchtte. 'Wat wil je hiermee bereiken, Griffin?'

'Ik vind het leuk als je me bij mijn naam noemt.'

'Dat was mijn vraag niet.'

'Dat weet ik.'

Ze zuchtte gefrustreerd bij het zien van zijn geamuseerde lach en staarde naar haar ineengevouwen handen. Hoe moest ze zijn vertrouwen winnen? Hoe kon ze hem in hemelsnaam doorgronden?

'Heb je het een beetje naar je zin?'

Genesis schrok zichtbaar bij die vraag en staarde hem met open mond aan. Plots snapte ze niets meer van deze man. Helemaal niets. Hij had haar bedreigd toen ze elkaar voor de eerste keer ontmoetten. Hij was erop uit geweest om haar te vermoorden, omdat ze hem in de weg had gestaan. Wat was er ineens zo drastisch veranderd? Waarom wilde hij haar nu plots wél laten leven?

'Wat maakt het jou uit?' vroeg ze uiteindelijk maar. 'Jij trekt je toch niets aan van het leed van een ander.'

Griffin vouwde zijn vingers samen en zette zijn ellebogen op tafel. Hij glimlachte. 'Nee, dat is waar.'

'Dus?'

'Ik wil weten of je verblijf hier je bevalt,' herhaalde hij. Zijn grijze ogen boorden zich dwingend in de hare, plots weer kil en koud als ijs. Er gleed een rilling over Genesis' rug, die niets te maken had met de temperatuur in de kamer.

Ze ademde diep in. 'Het is vreselijk.'

Griffin schudde lachend zijn hoofd. Haalde een hand door zijn onberispelijke kapsel en maakte het daarmee opnieuw in de war. 'Je kan echt niet goed liegen, lieveling.'

'Beter dan jou,' beet Genesis hem toe.

Zijn wenkbrauwen schoten omhoog. 'Wat bedoel je daar nou weer mee?'

Genesis keek naar de tafel, volgde de fijne nerven in het hout met haar ogen en dacht aan Duvall. 'Je zegt wel dat je je broer haat, maar nog steeds heb je hem niet vermoord. Waarom niet?' Haar stem was zacht, maar scherp. 'Leg me dat maar uit, héér Griffin.'

Het bleef een tijdje doodstil. Genesis kon de seconden bijna tellen die tussen hen verstreken. Het enige verraad dat gepleegd werd, was de versnellende ademhaling van de man tegenover haar, wat betekende dat haar woorden toch doel hadden getroffen.

Hij snoof. 'Ik heb zo mijn achterliggende redenen voor dit alles. Aanpakken die jou niets aangaan, lieveling. Knoop dat alsjeblieft in je oren.'

Genesis kneep haar ogen tot spleetjes en opende haar mond om een venijnig antwoord te geven, maar ze verstarde op haar stoel. Plots verschenen er boeien rond haar handen, die haar polsen tegen de tafel drukten en haar op haar plek hielden. Paniek beving haar en ze hapte geschrokken naar adem. 'Griff –'

MALEDICTUS - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu