Hoofdstuk 8

2.5K 232 126
                                    

'Je haar is los,' was het eerste dat Griffin zei toen ze de eetzaal betrad. Zijn zilveren ogen gleden onderzoekend over haar lichaam. Het leek hem te bevallen wat hij zag.

Met een glimlach knikte Genesis en liet toe dat hij haar hand in de zijne nam. Zijn huid voelde koud, maar ze onderdrukte de opkomende rilling en liep statig met hem mee. 'Ik vind het mooier,' voegde hij er wat onbeholpen aan toe, 'zo los.'

'O, ja?'

Hij knikte. 'Jazeker wel. Het geeft je iets wilds en ongetemds. Als je je haren opsteekt, kom je jonger over. Ik wist wel dat er een rauwe kant aan je zat.'

Genesis snoof, overdacht zijn woorden. Zo had ze nooit naar zichzelf gekeken, moest ze toegeven. Ze had zichzelf altijd als een gewoon meisje gezien, weliswaar krachtig, maar toch bang en onzeker. Sprak haar uiterlijk dat tegen?

'Je haren zijn prachtig zwart, Genesis.' Ze voelde zijn hand over de plukken glijden. Met een glimlach wikkelde hij zijn vingers rond de plukken en gaf er een rukje aan. 'Ravenzwart, zwart als de nacht... Je hoeft ze niet te verstoppen.'

'Ze zitten nooit goed,' glimlachte ze een beetje onwennig. Griffin liet zijn hand zakken en hield zijn hoofd verbaasd schuin. 'Jawel, ze zijn prachtig.' Hij beet op zijn lip. 'Je doet me aan haar denken. Des te meer met losse haren.'

Daar was het weer. Hij sprak opnieuw over het meisje dat zijn hart had veroverd. Het meisje waarop de twee broers verliefd waren geworden, ook al koos zij maar voor een van beiden. Er liep een huivering langs haar ruggengraat. 'Haar?'

Griffin kreeg een vreemde glans in zijn ogen en stak een hand uit. Net voor haar gezicht bleven zijn vingers haperen. Zijn adem leek te stokken. 'Ja.' Het was niet meer dan een fluistering. 'Ja, op haar. Je hebt geen idee hoe hard, liefje. Het doet pijn, iedere dag meer. Het lijkt wel alsof ze is teruggekomen om mij te kwellen.'

'Ik weet niet wie je bedoelt.'

Griffin lachte hol. 'Natuurlijk wel. Je geliefde zal toch wel over haar hebben gesproken?'

'Een beetje, maar niet veel,' zei Genesis schoorvoetend. 'Hij drukte me op het hart dat zij tot het verleden hoorde, en dat ik nu zijn heden en toekomt ben.'

De ogen van de Daemon werden donker, zwart. Met een uitgestreken gezicht liet hij haar plaatsnemen aan de welbekende ebbenhouten tafel en nam tegenover haar plaats. Even gleed Genesis' blik naar de imposante kroonluchter aan het plafond, waarna ze zich weer tot Griffin richtte en hem afwachtend aankeek. 'Nou?'

Hij zuchtte. 'Wil je dit echt weten?' Het klonk nonchalant, maar de sprankeling in zijn ogen was haar niet ontgaan.

Even twijfelde Genesis. Ze wilde zeker meer weten over het mysterieuze meisje waarvoor de twee broers waren gevallen, maar was ook bang voor wat ze zou aantreffen. Ze was er niet klaar voor om Duvall te zien zoals hij vroeger was, ook al dacht ze dat het niet vreselijk kon zijn. Hij had haar nou eenmaal vaak gezegd dat zijn verleden duister en slecht was, veel afgrijselijker dan nu. Een rilling gleed over haar rug terwijl ze, in tweestrijd verwikkeld, haar gedachten op een rijtje probeerde te zetten.

Wilde ze echt overkomen als de jaloerse vriendin? Had ze überhaupt het recht wel om in Duvalls verleden te graven en zijn diepste geheimen aan het licht te brengen?

Er was een simpel antwoord; nee. Nee, ze had het recht helemaal niet om dat te doen, maar was moest ze anders?

Hij had zoveel voor haar verzwegen en was zonder aanleiding in haar leven binnengedrongen. Als hij zoveel over haar wist, mocht zij toch ook iets over hem achterhalen?

MALEDICTUS - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu