27.1: Groen

413 23 2
                                    

"Ik was jong, een jaar of veertig." Jong, inderdaad. Ik laat niets merken en kijk hem curieus aam, wachtend tot hij eindelijk zijn hart dat gevuld is met zwaar leed leeg praat. "Het was erg zwaar, maar ik had mijn moeder toen nog. Ze was mijn rots in de branding." Ik knik en geef hem een bemoedigend kneepje in zijn koude hand. Toen ik hem ontmoette had ik nooit verwacht dat hij zulke dingen aan me zou willen vertellen. "Het was alsof ze slechts enkele seconden na mijn vader stierf. Zo snel en kort op elkaar, gedood door een paar extremen die experimenteerden met jonge ongecontroleerde vampiers. Een vrouw aan de macht was het probleem, zij zelf niet." Neerslachtig schudt hij zijn krullen en knakken zijn vingers. Ik veeg een keer bemoedigend door zijn haar - ik weet dat hij dat fijn vindt. Zijn ogen zijn vochtig en de uitdrukking op zijn gezicht hard. Ik kus hem zachtjes bij zijn vingers. "Alsof ze een afschuwelijk beest was, een monster, zo lag ze daar. Afgeslacht in onze eigen tuin. Ik kan niet geloven dat ze je toen naar haar eigen graf en sterfteplaats leidde. Zo'n moedige vrouw..." Was ik-? Onbewust verstijf ik. De eerste keer toen ik die stem volgde en Harry in het bos tegen kwam, was daar. Ongelofelijk, hij mist haar nog steeds zoals in het begin. Alsof iemand de wonde elke dag terug open maakt zodat die steeds dieper wordt. "Als jij niet bij me slaapt ga ik nog altijd elke nacht naar haar graf. Ik kan het niet vergeten."
"Dat moet ook niet." Opnieuw geef ik hem een kneepje vol sterkte. "Je eert en denkt aan haar, dat betekent al zo oneindig veel." Ik glimlach droevig naar hem. Het woord oneindig past enorm goed in deze context. Hij is zo bezig met zijn gevoelens dat zijn gezicht niet meer beweegt. Enkel die grote wanhopige ogen en de kleine jongensachtige uitdrukking op zijn gezicht. Hij is nog steeds bang van het donker, nog steeds opzoek naar zijn moeder die hem zijn demonen helpt verslaan. "Ik bewonder je echt Har." Hij knippert even maar blijft ijskoud en hard. Komaan, ik moet dat hart toch terug aan het kloppen krijgen?! "Heb je haar gevonden?" Een stille blik, recht in mijn ogen. God, dat is echt vreselijk.
"Ik rook haar vanuit mijn kamer. Dat zou bij jou hetzelfde zijn. Als je iemand zo goed kent dan ruik je ze overal. Ik zag de daders nog maar kon er niet achteraan gaan. Ik kon niets, was een mislukkeling en de nieuwe keizer." Hij slikt en verbergt zijn gezicht in zijn grote ruwe handen door zich terug te trekken. Opnieuw voelt hij zo ver van me af terwijl ik letterlijk op zijn schoot zit.
"Har, je bent geen mislukkeling. Absoluut niet. Jij hebt meer doorstaan dan had gemoeten. Alleen daardoor ben je al een vechter. Je bent sterk." Voorzichtig geef ik een kneepje in zijn biceps, alsof ik het fysieke bedoel.
"Maar ik ben nog steeds even gebroken als toen Louis! Honderden jaren later!" Gefrustreerd kijkt hij door mijn ziel heen, opzoekend naar het antwoord.
"Ik wou dat ik je lijm kon zijn Beer, maar jij bent een Beer. Jij moet zelf je plakkerige honing zoeken. En je bent heel goed bezig. Ik bewonder je Harry. En je weet hoe ik eerst tegen jullie aankeek, wat ik dacht. Zegt dat niet genoeg?" Ik probeer een emotie te bespeuren maar de krullen hangen weemoedig voor zijn gezicht. Hij kijkt op, God, zelfs zo is hij te mooi.
"Ik voel zo veel Louis! Jullie snappen dat niet. Of we voelen niets of we voelen alles en dan veel heftiger als iemand anders!" Hij kijkt me echt zo aan, wanhopig, wachtend op de sleutel voor zijn slot. Ik heb die sleutel niet en het is verschrikkelijk.
"Nog een reden waarom je zo dapper bent Har..." Ik geef hem opnieuw een kneepje in zijn gespannen schouders. De handen voor zijn gezicht verdwijnen langzaam.
"Jij doet me terug voelen." Hij zegt het alsof het een openbaring is. "Jij." Is dit een beschuldiging of...?
"Dat is toch goed...?" Aarzelend zoek ik zijn blik op. Zijn grote handen maken te enthousiaste bewegingen, vergetend dat ik nog op zijn schoot zit. Ik glimlach naar hem als hij fronst - zoals altijd. Dan knikt hij traag met dezelfde frons nog op zijn gezicht.
"Ik denk het, voor mezelf."
"Soms moeten we even aan ons zelf denken, weet je nog." Ik neem hem puur terug op zijn eigen woorden, dat werkt het beste om hem aan het denken te zetten.
"Ik kan alleen maar aan jou denken." Zijn lippen kussen zacht mijn voorhoofd. Die zachte volheid van zijn kussen en die groene blik die mijn ziel vastneemt en er in knijpt, alsof elk sprankeltje verliefdheid er uit druppelt en ik me voel smelten. Ik vergeet te ademen en snak dan ook al snel automatisch naar lucht. Ons oogcontact wordt verbroken, ik kan hem niet langer zo intens blijven aanstaren, dat wordt nog eens mijn dood. De vampier glimlacht enkel stiekem. Tijd om hem in te pakken.
"Ik kan je ook verrassen met lieve woorden die heel het gesprek doen kantelen hoor." Hij trekt grijnzend een wenkbrauw op en doet het fotoboek toe. Het belandt geruisloos op een geïmproviseerd tafeltje. ... "Of met vieze woorden, dat is wat jij wilt Beer." Ik probeer hem mijn meest verleidelijke blik te geven maar hij schiet enkel in de lach. Eerst rechterkuiltje, dan het andere en de pretoogjes en ogen die samen knijpen. Ik voel hoe zijn buikspieren zich aanspannen onder mijn handen, het is zo aantrekkelijk. Nochtans was mijn gezicht niet belachelijk, daar ben ik erg zeker van. "Lach me maar uit ja." Proberend zijn aandacht terug op iets anders te zetten laat ik mijn vingers omhoog en omlaag langs zijn arm lopen. Ruw, aandacht vragend.
"Wel, beide zou fijn zijn." Hij bijt even op zijn lip en schudt dan met een brede grijns zijn hoofd.
"Controle Louis." Ik imiteer hem met de laagste stem mogelijk, maar ik geraak niet eens in de buurt. Hoe hees en diep is zijn stem dan werkelijk? Harry schiet opnieuw in de lach. Ik rol met mijn ogen en ontknoop traag zijn hemd. De huid eronder is ijskoud en wit. Een groot contrast met de warme kleurschakeringen in zijn krullen.
"En waar wil jij naar toe Louis?" Als ik naar adem hap merk ik waar ik naar toe wil. De verklaring voor het duizelige gevoel is gevonden.
"Naar een plaats met meer zuurstof en een heerlijk bed voor ons twee."
"Oh maar ik heb niet perse een bed nodig hoor." Zijn ogen blinken ondeugend en ik lach zachtjes, hem een kneepje in zijn schouder gevend. Als ik mezelf terug de baas ben sta ik op. Het draait allemaal een beetje waardoor de boekenkast waar Beer het boek in opbergt nog groter lijkt. Zijn hand in de mijne geeft me de zekerheid om vooruit te lopen. Bij de ingang kijk ik omhoog. Het is echt een groot gat waar een schamele touwladder aanhangt. Harry's grote lichaam zo dicht tegen het mijne aan zou me moeten imponeren, maar dat doet het niet. Zijn stabiele ademhaling en stevige spieren geven me steun en kalmte.
"En hoe geraak ik er terug uit?"
"Hoe graag ik ook zou hebben dat jij eerst gaat, ik zal het open maken en dan kan jij komen." Zijn ogen blinken nog steeds. Ik vind het niet erg om als tweede te gaan, dan kan ik tenminste nog een keer naar dat goddelijke achterwerk van hem kijken, en dan in actie - zo aantrekkelijk. Harry glimlacht naar me als hij door heeft dat ik aan andere dingen denk, dadelijk mis ik het moment nog. Zijn grote voeten zetten zich in de touwladder. Behendig en op pure kracht trekt hij zich omhoog. En of die jongen spieren heeft.
"Je kan." Zijn stem klinkt ver van me af, was het zo diep?
"Oké, ik kom." Mijn handen maken kennis met de ruwheid van touw als mijn spieren zich een baan naar boven werken. Eigenlijk vind ik klimmen wel leuk, het is gevaarlijk want ik kan zo vallen, maar ik kan ook sterk en heldhaftig doen en zonder enige extra kracht maar boven klimmen.
"Steek je hand uit."
"Trek hem niet uit mijn lichaam." Hij weet niet half hoe sterk hij is. Oké, misschien heeft hij er mee gedreigd en snap ik het nu pas, nu hij me met een arm omhoog tot op de begane grond trekt. "Ik ben er weer." Hij glimlacht lichtjes en kijkt snel om zich heen.
"Zoals ik het graag heb. Wil je de lichten nog uitdoen?" Zonder ons oogcontact te verbreken doe ik wel wat hij vraagt, met een simpele vingerknip. De vermoeidheid van een nacht niet te slapen begint zwaar door te wegen, maar het is voor een goed doel. Zijn hand geeft de mijne een kneepje. Er zitten bladeren en zand tussen maar het maakt me niet uit, hij is begaan met me, voelt, leeft. Dan laat hij me los en torent zijn grote gestalte terug boven me uit. Ik slik en sta terug op, weer in zijn rug. Ik vraag me af hoe snel hij wel niet gaat als er geen ballast op hem zit. Dan is hij op spreuken na onverslaanbaar. Enge gedachten. Ik duw ze weg en kruip dicht tegen het harde gespannen lichaam van Beer aan. Hij zit vol met energie en alertheid, klaar om ongezien snel te gaan bewegen.
"Ik ben klaar." Ik fluister het en versterk mijn greep tegelijkertijd. Ik heb geen idee hoeveel zuurstof hij nodig heeft maar te stevig is ook geen goed idee.
"Hou je vast Booboo." Ik kan nog net glimlachen voordat de wind tegen duizelingwekkende snelheid langs mijn hoofd af waait en ik mijn ogen en mond stevig dicht doe. Ik merk dat ik er zelf gespannen en opgewonden van word, al moet ik eigenlijk niets doen. De spanning alleen lijkt al voldoende te zijn. Mijn ademhaling wordt abrupt verbroken als Har plotseling stopt en ik tegen zijn rug aanvlieg.
"Idioot." Ik haal terug adem en open mijn ogen. We staan op de stoep van zijn prachtige paleis. 's Nachts heeft het zelfs iets griezelig, zo machtig ziet het eruit.
"Ik zei nog-"
"Dat deed ik." Ik geef hem de blik van een klein kind als ik uit zijn rug ben.
"Jammer dan." Zijn ogen staan minder levendig als daarstraks, maar hij is nog wel bewust bij me. Zijn hand grijpt meteen naar de mijne als we binnen komen.

Mijn eeuwige zonde - Larry Stylinson (vampier)Where stories live. Discover now